4.3.1.Vormverzuimen?
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de politie dwangmiddelen onrechtmatig heeft toegepast en, zo ja, of sprake is van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv. De vraag is vervolgens of er rechtsgevolgen aan eventuele vormverzuimen moeten worden verbonden. De rechtbank zal dit hierna ten aanzien van de verschillende dwangmiddelen bespreken.
4.3.1.1. Doorzoeking auto
De politie heeft op 16 januari 2024 de auto, waarin medeverdachte [medeverdachte] reed (een Opel met een Belgisch kenteken), doorzocht op grond van artikel 96b Sv. Hiervoor dient sprake te zijn van een heterdaadsituatie of van een verdenking van een misdrijf als omschreven in het eerste lid van artikel 67 Sv.
Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 18 en verder van het proces-verbaal van voorgeleiding leidt de rechtbank af dat voor de politie de volgende omstandigheden redengevend zijn geweest voor het besluit om de auto van verdachte te doorzoeken:
- de ANPR-hit op het Belgische kenteken van de Opel;
- het met wisselende snelheden rijden toen de politie de Opel volgde, hetgeen bij de politie ambtshalve bekend is als een rijstijl die vaak voorkomt bij personen die iets te verbergen hebben omdat het dan moeilijk is om een dergelijk voertuig onopvallend te volgen;
- het parkeren van de auto ver van de woning aan de [adres] waar medeverdachte [medeverdachte] naar binnen is gegaan en waar verdachte in een bed werd aangetroffen, terwijl er voor deze woning genoeg parkeerplaatsen waren;
- de onlogische looproute van medeverdachte [medeverdachte] naar de woning;
- het scherp om zich heen kijken van medeverdachte [medeverdachte] , voordat hij de woning binnenging;
- de Adidas tas die bij medeverdachte [medeverdachte] werd waargenomen voordat hij de woning binnengingen die hij niet meer bij zich had toen hij de woning verliet;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] ter plaatse dat hij met een Flixbus naar Amsterdam is gekomen en op zoek was naar een hotel en nergens binnen was geweest, die de politie als leugenachtig aanmerkt.
De rechtbank kan op grond van het voorgaande niet vaststellen van welk concreet strafbaar feit medeverdachte [medeverdachte] op dat moment werd verdacht. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de genoemde feiten en omstandigheden, zowel op zichzelf als ook in onderling verband bezien, onvoldoende grond opleveren voor een concrete verdenking van het plegen van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Evenmin was sprake van een heterdaadsituatie. Naar het oordeel van de rechtbank is de doorzoeking van de auto daarom onrechtmatig. Hierdoor is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv.
Bij de vraag of een rechtsgevolg aan een vormverzuim moet worden verbonden, moet rekening worden gehouden met het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het vormverzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
De onrechtmatige doorzoeking is naar het oordeel van de rechtbank een schending van een fundamenteel recht, namelijk het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daarbij weegt de rechtbank wel mee dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte en/of medeverdachte de eigenaar was van de auto en ook dat er geen andere, persoonlijke goederen zijn aangetroffen in de auto. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer was naar het oordeel van de rechtbank dus beperkt. De ernst van het vormverzuim is er met name in gelegen dat eenieder moet kunnen vertrouwen op juist en rechtmatig handelende opsporingsambtenaren. Politieoptreden als het onderhavige maakt een inbreuk op dat vertrouwen. De vraag is echter of hier enig nadeel door is veroorzaakt. Door de raadsman is weliswaar in zijn algemeenheid gesteld dat er nadeel was, maar hij heeft dit niet voldoende geconcretiseerd. Zo is niet onderbouwd aangevoerd op welke punten sprake zou zijn geweest van een schending van artikel 6 EVRM en op welke gronden het verzuim voor de verdachte een nadeel heeft opgeleverd.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer beperkt is gebleven en dat onvoldoende is gebleken van een concreet nadeel voor verdachte, zodat zij volstaat met de enkele constatering van het vormverzuim. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de in de auto aangetroffen sporttas in verpakking, een thermo-hygrometer en koppelstukken voor waterslangen wordt dan ook verworpen.
4.3.1.2. Binnentreden woning
De politie is de woning aan de [adres] te Amsterdam binnengetreden op grond van artikel 96 Sv en artikel 9 lid 1 onder b van de Opiumwet.
Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 18 en verder van het proces-verbaal van voorgeleiding leidt de rechtbank af dat voor de politie, naast bovengenoemde feiten en omstandigheden die zijn voorafgegaan aan de doorzoeking van de auto, ook het volgende redengevend is geweest voor het besluit om de woning te betreden:
- de in de auto aangetroffen sporttas in verpakking, een thermo-hygrometer en koppelstukken voor waterslangen, welke goederen de politie herkent als attributen ter installatie van hennepkwekerijen;
- het buurtonderzoek omtrent de woning, waaruit blijkt dat getuigen verklaren dat er veel verloop is van verschillende mannen, die vervolgens kort in de woning verblijven;
- het zenuwachtige gedrag van medeverdachte [medeverdachte] en het proberen zich te onttrekken aan de controle van de politie voor de voordeur van de woning gelegen aan de [adres] .
De in de auto aangetroffen hennep gerelateerde attributen, de verklaringen van de buurtbewoners en het zenuwachtige gedrag van medeverdachte [medeverdachte] , samengenomen met de eerdere feiten en omstandigheden, leveren naar het oordeel van de rechtbank voldoende grond op voor het vermoeden dat er in de woning een overtreding van de Opiumwet plaatsvond. Daarmee heeft het binnentreden in de woning naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig plaatsgevonden, zodat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Ook het verweer dat niet duidelijk is hoe de koppeling van verdachte met specifiek het huis op nummer [huisnummer] gemaakt kon worden, zodat dat sprake is geweest van een ‘
fishing expedition’, wordt verworpen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 19 van het proces-verbaal van voorgeleiding blijkt dat een politieagent de looproute van medeverdachte [medeverdachte] , nadat hij de Opel parkeerde, heeft gevolgd en heeft gezien dat hij een woning aan de Stadionweg uitliep. Deze voordeur was gepositioneerd aan de linkerzijde van de smalle doorgang. De politieagent kon niet zien uit welke van de twee voordeuren aan de linkerzijde medeverdachte [medeverdachte] was gekomen. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 36 van het proces-verbaal van voorgeleiding blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] om 15:45 uur de woning verliet.
Vervolgens heeft een buurtonderzoek plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 34 van het proces-verbaal van voorgeleiding blijkt dat één van de twee voordeuren aan de linkerzijde van de doorgang een gezamenlijke toegangsdeur is die toegang verschaft tot drie portiekwoningen boven elkaar, te weten [huisnummer] , [huisnummer] en [huisnummer] . Daarnaast was er een aparte toegangsdeur voor de woning met nummer [huisnummer] . De politie heeft omstreeks 16:30 uur met de bewoner van [huisnummer] gesproken en hij verklaarde dat hij met zijn gezin op [huisnummer] woont, dat er onder hem iemand begeleid woont en op [huisnummer] een leraar die overdag veel weg is. Over de woning met nummer [huisnummer] verklaarde hij dat er veel verloop is in de woning van “Oostblok typen” en dat het een soort B&B zou zijn. Vervolgens is om 17:08 uur de woning binnengetreden. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de politie op dat moment voldoende redenen had om te concluderen dat medeverdachte [medeverdachte] , van Albanese afkomst, de voordeur van de woning met nummer [huisnummer] heeft verlaten en niet de voordeur die toegang verschafte tot de drie hoger gelegen portiekwoningen.
4.3.1.3 Doorzoeking tas
Na het binnentreden is de Adidas-tas die medeverdachte [medeverdachte] in de woning had achtergelaten doorzocht. De politie heeft in de geopende tas gekeken, een boxershort en sok eruit gehaald en in de sok gekeken, waar patronen voor een vuurwapen in zaten. De politie dacht dat deze tas bij de fouillering van medeverdachte [medeverdachte] hoorde. Deze onderzoekshandelingen van de politie vallen naar het oordeel van de rechtbank niet meer onder ‘zoekend rondkijken’ waartoe de politie gemachtigd was bij het binnentreden ter inbeslagname, op machtiging van de hulpofficier van justitie. De tas in de woning had pas mogen worden doorzocht na verlening van een machtiging doorzoeking van de woning door de rechter-commissaris. De rechtbank is daarom van oordeel dat de doorzoeking van de tas onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv. De vraag is vervolgens of er een rechtsgevolg aan het vormverzuim moet worden verbonden.
Zoals hiervoor genoemd, moet er bij beantwoording van de vraag, of er een rechtsgevolg aan een vormverzuim moet worden verbonden, rekening worden gehouden met het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het vormverzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
De ernst van het verzuim is naar het oordeel van de rechtbank zeer beperkt gebleven, omdat de rechter-commissaris onderweg was naar de woning en een machtiging heeft verleend voor doorzoeking van de woning, waaronder ook de doorzoeking van de tas zou zijn gevallen. De rechtbank is daarbij ook in dit geval van oordeel dat de raadsman weliswaar in zijn algemeenheid heeft gesteld dat nadeel is veroorzaakt, maar dat niet voldoende heeft geconcretiseerd. Gelet hierop is niet gebleken van een concreet nadeel voor verdachte, zodat zal worden volstaan met de enkele constatering van het vormverzuim. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de in de tas aangetroffen munitie wordt dan ook verworpen.
4.3.1.4 Doorzoeking woning
Voor zover de raadsman heeft bepleit dat er voor de doorzoeking van de woning sprake is van een
fruit of the poisouness treeoverweegt de rechtbank het volgende. In het proces-verbaal van bevindingen staat op pagina 22 dat de politie in de slaapkamer naast het bed een stapel met bigshoppers aantreft, die bol stonden. Daarnaast roken zij een hennepgeur in deze ruimte. In de aanvraag van de machtiging tot doorzoeking staat ook dat bigshoppers waren aangetroffen die naar hennep roken. Op grond van het aantreffen van de bigshoppers en de hennepgeur, in onderlinge samenhang bezien met de eerdergenoemde feiten en omstandigheden, bestond voldoende vermoeden dat sprake was van overtreding van de Opiumwet. Op grond van die verdenking alleen al kan de rechter-commissaris een machtiging tot doorzoeking verlenen. Bovendien is de machtiging doorzoeking ook aangevraagd op basis van de aangetroffen patronen voor een vuurwapen, die naar het oordeel van de rechtbank niet hoeven worden uitgesloten van bewijs. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de doorzoeking van de woning rechtmatig is geweest, zodat geen sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
4.3.2.Bewezenverklaring en partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
Opzettelijk handelen in/aanwezig hebben van hennep
De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad. De hennep bevond zich in een grote stapel bigshoppers die bol stonden. Vijf eenheden van de sealbags met henneptoppen in de bigshoppers zijn indicatief getest door de politie. Uit deze tests kwam een positieve uitslag, wat duidt op de aanwezigheid van cannabis. De rechtbank acht de uitslag van deze tests, in combinatie met de door de politie herkende hennepgeur voldoende bewijs voor de aanwezigheid van hennep. De bigshoppers stonden in een kleine woning, in de slaapkamer die naar hennep rook en stonden pal naast het bed waarin verdachte lag. Hieruit volgt dat de hennep zich binnen handbereik van verdachte bevond. Daarnaast werd in de kast van de slaapkamer een vacuumeermachine voor het
sealenvan
sealbagsaangetroffen. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hennep en dat de hennep zich binnen zijn machtssfeer bevond.
De rechtbank stelt daarbij vast dat de hennep inclusief de verpakking in totaal 113,1 kilogram weegt, zodat bewezen wordt verklaard dat verdachte
113,1kilogram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De rechtbank acht op grond van het dossier niet bewezen dat verdachte heeft gehandeld in de hennep en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Medeplegen
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte de hennep samen met medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Beide verdachten zijn aanwezig geweest in de woning, verdachte in ieder geval in de tijd dat de politie zicht heeft gehad op de woning en medeverdachte [medeverdachte] in ieder geval een uur namelijk vanaf het moment dat de politie hem de woning heeft zien binnengaan totdat hij de woning weer heeft verlaten. Medeverdachte [medeverdachte] droeg bij het binnengaan een tas, die hij bij het verlaten van de woning daar heeft achtergelaten. De woning betrof een kleine benedenwoning met slechts één slaapkamer. In deze slaapkamer heeft de politie niet alleen verdachte, maar ook een grote stapel bigshoppers bolstaand van de hennep aangetroffen. Het rook daar ook naar hennep. In de auto, waar medeverdachte [medeverdachte] in reed, heeft de politie attributen voor het installeren van een hennepkwekerij aangetroffen.
Tot slot hebben beide verdachten - door zich gedurende het hele proces op hun zwijgrecht te beroepen - op geen enkele wijze inzicht gegeven in de reden van hun aanwezigheid in de woning en hun betrokkenheid bij de aangetroffen goederen aldaar, terwijl deze situatie naar het oordeel van de rechtbank wel om een uitleg vraagt.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat beide verdachten in de woning opzettelijk hennep aanwezig hebben gehad. Hierbij is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten.
4.3.3.Bewezenverklaring en partiële vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
In de woning aan de [adres] heeft de politie bij de doorzoeking twee vuurwapens aangetroffen, één in het nachtkastje op de slaapkamer en één in het bed onder de deken waar verdachte lag. In beide vuurwapens zat een gevuld patroonmagazijn. In de zwarte Adidas-tas, die medeverdachte [medeverdachte] bij zich droeg en in de woning heeft achtergelaten, zaten in een sok 16 patronen voor een vuurwapen.
Vrijspraak (medeplegen) voorhanden hebben zestien patronen
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde zestien patronen met kaliber 9x17mm in de sok in de Adidas tas voorhanden heeft gehad. Deze munitie bevond zich in de tas die medeverdachte [medeverdachte] bij zich droeg toen hij de woning betrad. Die tas had medeverdachte [medeverdachte] vervolgens niet meer bij zich, toen hij de woning verliet. Bij het binnentreden van de woning treft de politie deze tas met daarin munitie in de woning aan. Op grond van het dossier kan echter niet worden bewezen dat verdachte een meer of mindere mate van bewustheid van de aanwezigheid van de patronen heeft gehad of dat verdachte de beschikkingsmacht kon uitoefenen over deze patronen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring medeplegen van hebben pistool (Glock 43) en munitie
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte het pistool van het merk Glock, model 43 met goednummer 6450185 (aangetroffen in het nachtkastje op de slaapkamer) en tien patronen van kaliber 9x19 mm met goednummer 6450186 (aangetroffen in het patroonmagazijn in de Glock 43) samen met medeverdachte [medeverdachte] voorhanden heeft gehad.
Dat het pistool in het nachtkastje een Glock 43 betreft en de patronen in het patroonmagazijn daarin munitie, is door middel van wapenonderzoek vastgesteld. Op de Glock 43 zaten DNA-sporen, die zijn onderzocht. De binnenzijde van de loop van deze Glock 43 werd bemonsterd. Uit deze bemonstering (AAQM1950NL) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] komen overeen met dit DNA-mengprofiel. Daarbij is het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer - kort gezegd - de bemonstering DNA bevat van zowel verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] , dan wanneer dit niet zo is. Uit het DNA-onderzoek volgt dat de vermelde bewijskracht geldig is ten aanzien van de beide verdachten ondanks dat zij onderling als broers verwant zijn. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat zowel verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] donor is van het celmateriaal aan de binnenzijde van de loop van de Glock 43.
Zoals uit het voorgaande blijkt, zijn op de binnenzijde van de loop van dit pistool DNA-sporen aangetroffen die afkomstig zijn van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] . Daarnaast zijn op hetzelfde pistool op de ruwe delen inclusief trekker DNA-sporen aangetroffen. Ook hiervan werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering (AAQM1951NL) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen, waaruit een enkelvoudig DNAhoofdprofiel kon worden afgeleid met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit profiel. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte de donor is van het celmateriaal op de ruwe delen inclusief trekker van het pistool.
De aangetroffen DNA-sporen roepen om een verklaring en die hebben beide verdachten niet willen geven. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een meer of mindere mate van bewustheid hebben gehad van de aanwezigheid van de Glock 43 en daarover ook de beschikkingsmacht hebben kunnen uitoefenen. Hetzelfde geldt voor de tien patronen, die in het patroonmagazijn in de Glock 43 zijn aangetroffen.
Bewezenverklaring voorhanden hebben pistool (Glock 17) en munitie, vrijspraak medeplegen
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte het pistool van het merk Glock, model 17 met goednummer 6450182 (aangetroffen in bed) en - in het patroonmagazijn - achttien patronen van kaliber 9x17 mm met goednummer 6450183 voorhanden heeft gehad. Deze Glock 17 is bij de doorzoeking van de woning aangetroffen onder de rode deken waaronder verdachte op bed lag bij het binnentreden van de woning. De Glock 17 en de daarin aangetroffen munitie lag daarmee binnen handbereik van verdachte, zodat de rechtbank van oordeel is dat verdachte de Glock 17 met de munitie in het patroonmagazijn daarin bewust aanwezig heeft gehad en daarover ook de beschikkingsmacht heeft kunnen uitoefenen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de Glock 17 en de daarin aangetroffen munitie samen met anderen voorhanden heeft gehad. Op grond van het dossier kan niet worden bewezen dat medeverdachte [medeverdachte] een meer of mindere mate van bewustheid van de aanwezigheid daarvan heeft gehad of de beschikkingsmacht kon uitoefenen over de Glock 17 en de daarin aangetroffen munitie. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van de Glock 17.
Tenlastelegging en bewezenverklaring
De rechtbank merkt ten aanzien van de ten laste gelegde munitie nog het volgende op. In de tenlastelegging is opgenomen:
- een of meer patronen, kaliber 9x17 mm (synoniem 9mm Para 19mm Luger) en/of
- zestien (16) patronen, kaliber 9x17 mm (synoniem Browning/9mm kort)
De rechtbank gaat er op basis van de tenlastelegging in combinatie met onderliggend dossier vanuit dat hiermee het volgende bedoeld is. De tien aangetroffen patronen in het patroonmagazijn van de Glock 43 vallen onder het eerstgenoemde gedachtestreepje, nu deze in het wapenrapport zijn omschreven als patronen 9mm Para 19mm Luger. Dat er in de tenlastelegging staat kaliber 9x
17mm wordt gezien als een kennelijke verschrijving, er had moeten staan kaliber 9x
19mm. De rechtbank leest de tenlastelegging op dit onderdeel verbeterd. De rechtbank acht de verdediging daardoor niet in zijn belangen geschaad.
De achttien aangetroffen patronen in het patroonmagazijn van de Glock 17 vallen onder het tweede gedachtestreepje nu deze in het wapenrapport zijn omschreven met het kaliber 9x17 mm (synoniem Browning/9mm kort). In de tenlastelegging wordt het aantal van zestien (16) patronen genoemd, de rechtbank streept dit aantal weg en komt tot een bewezenverklaring van ‘patronen’.