ECLI:NL:RBAMS:2024:2735

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
C/13/743115 / HA RK 23-384
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een statutair bestuurder tijdens ziekte en de gevolgen voor de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een statutair bestuurder van Eurotrade Netherlands B.V., en zijn werkgever Eurotrade. [verzoeker] was ontslagen terwijl hij ziek was, en hij betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag. Hij stelde dat het ontslagbesluit nietig of vernietigbaar was, omdat hij niet op de aandeelhoudersvergadering was verschenen en niet de gelegenheid had gekregen om zijn zienswijze te geven. De rechtbank oordeelde dat het ontslagbesluit rechtsgeldig was, omdat Eurotrade een redelijke grond had voor de opzegging in verband met de bedrijfssluiting. Het opzegverbod tijdens ziekte was niet van toepassing, omdat de opzegging voortvloeide uit de beëindiging van de werkzaamheden van Eurotrade. De rechtbank wees het primaire verzoek van [verzoeker] af, maar kende hem wel een billijke vergoeding toe, omdat Eurotrade niet voldoende had voldaan aan de herplaatsingsplicht. Daarnaast werd Eurotrade veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris, een transitievergoeding, een bonus en onkostenvergoeding. Het concurrentiebeding werd vernietigd, en [verzoeker] werd verplicht de bedrijfsauto in te leveren. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/743115 / HA RK 23-384
Beschikking van 16 mei 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. B.J. Bongaards,
tegen
EUROTRADE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Eurotrade,
advocaat: mr. M.A. van Haelst.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 30 november 2023;
- de beschikking van 11 januari 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 maart 2024 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Eurotrade is opgericht met als doel om in Nederland het gokken op afstand mogelijk te maken. Daarvoor had zij een goklicentie nodig. [verzoeker] is om dit alles mogelijk te maken in dienst getreden als statutair bestuurder van Eurotrade. Toen het lastig bleek om de licentie te verkrijgen, is binnen de groep waar Eurotrade onderdeel van uitmaakt besloten om Eurotrade te liquideren. Eurotrade heeft [verzoeker] eerst voorstellen gedaan om zelf voor zijn ontslag als bestuurder te tekenen, maar toen [verzoeker] daar niet in meeging, heeft Eurotrade besloten [verzoeker] te ontslaan met inachtneming van de opzegtermijn. Dit ontslagbesluit is genomen terwijl [verzoeker] ziek was.
2.2.
[verzoeker] stelt primair dat het besluit tot zijn ontslag als statutair bestuurder nietig dan wel vernietigbaar is en dat als gevolg daarvan zijn arbeidsovereenkomst met Eurotrade nog steeds voortduurt. Voor het geval zijn ontslag wel rechtsgeldig is, stelt [verzoeker] subsidiair dat hij is ontslagen zonder een redelijke grond en zonder dat Eurotrade zijn herplaatsingsmogelijkheden heeft onderzocht. Volgens [verzoeker] heeft Eurotrade jegens hem verwijtbaar gehandeld en heeft hij recht op een billijke vergoeding. Daarnaast maakt hij aanspraak op de transitievergoeding en andere vergoedingen.
2.3.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het ontslagbesluit rechtsgeldig is en dat daarom de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] per 1 januari 2024 is beëindigd. Het primaire verzoek wordt daarom afgewezen. De rechtbank wijst het subsidiaire verzoek deels wel toe. Hoe zij tot dit oordeel komt wordt hieronder uitgelegd.
2.4.
Eurotrade verzoekt in een zelfstandig tegenverzoek dat [verzoeker] de bedrijfsauto die hij nog steeds gebruikt inlevert bij Eurotrade. Dit tegenverzoek wijst de rechtbank toe.

3.De feiten

3.1.
In 2021 heeft [verzoeker] gesprekken gevoerd met de Interwetten Group (hierna ook: Interwetten) over de positie van Country Manager van een nog op te richten onderneming in Nederland: Eurotrade. De Interwetten Group bestaat uit ondernemingen die zich bezighouden met online gokken. Eurotrade zou in Nederland worden opgericht, zou een goklicentie in Nederland moeten krijgen en de Nederlandse activiteiten van Interwetten opzetten.
3.2.
[verzoeker] en Interwetten hebben afgesproken dat [verzoeker] als Country Manager de nieuw op te richten onderneming zou gaan leiden. Zij hebben daarbij ook de arbeidsvoorwaarden afgesproken. Deze zijn vastgelegd in een brief aan [verzoeker] van 22 november 2021.
3.3.
Op 1 maart 2022 is [verzoeker] gestart met werken. Op dat moment was Eurotrade nog niet opgericht. [verzoeker] is daarvoor achteraf betaald op basis van een geschat loon.
3.4.
Op 25 april 2022 is Eurotrade opgericht. Vanaf die datum is [verzoeker] in dienst getreden bij Eurotrade op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van Country Manager voor 40 uur per week, tegen een salaris van € 95.000,- bruto per jaar, 8% vakantiebijslag en een bonus van € 10.000,- bruto per jaar. [verzoeker] kreeg ook een Audi A4 van Eurotrade in gebruik (hierna: de bedrijfsauto).
3.5.
In april 2023 bleek dat het voor Eurotrade moeilijk, zo niet onmogelijk zou worden, om de beoogde licentie te verkrijgen voor de Nederlandse markt. De Interwetten Group heeft daarop besloten haar pogingen om een licentie in Nederland te verkrijgen te staken. Deze beslissing is aan [verzoeker] meegedeeld.
3.6.
In de periode nadien is [verzoeker] ingezet voor andere werkzaamheden binnen de Interwetten Group, onder meer voor projecten in Zweden en Ierland.
3.7.
Op 28 juli 2023 heeft Eurotrade International Ltd. (de moedermaatschappij van Eurotrade) schriftelijk het besluit genomen om tot een bedrijfssluiting van Eurotrade over te gaan omdat Eurotrade voor haar operationeel geen nut meer had. In dit besluit is [verzoeker] geautoriseerd om zorg te dragen voor de opheffing van Eurotrade in Nederland.
3.8.
Bij e-mailbericht van 12 september 2023 heeft de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] , de managing director van Eurotrade International Ltd.) aan [verzoeker] bericht dat [verzoeker] zich moet focussen op de liquidatie van Eurotrade en dat hij zijn lopende werkzaamheden voor Zweden moet overdragen aan de desbetreffende afdelingsleiders. Daarnaast heeft [naam 1] geschreven dat de bedrijfssluiting gepaard gaat met de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst en dat partijen nog zullen praten over de ‘
exit conditions’, maar dat [naam 1] niet in de positie is om [verzoeker] ander werk aan te bieden.
3.9.
Op 13 september 2023 heeft [verzoeker] per e-mail gereageerd en zijn verbazing uitgesproken, omdat hij – kort samengevat – na de beslissing over de bedrijfssluiting andere projecten binnen het concern kreeg opgedragen, die projecten ook aan het uitvoeren was en op basis van de gevoerde gesprekken rekende op een naadloze overgang naar een freelance functie.
3.10.
[naam 1] heeft dezelfde dag daarop per e-mail gereageerd en aangegeven dat de verwachting is dat Eurotrade in een paar weken (ergens in oktober) zal worden geliquideerd, dat daarvoor [verzoeker] medewerking nodig is en dat [verzoeker] uit zijn functie zal worden ontslagen via een nog op te stellen beëindigingsovereenkomst die hij in de loop van de week zal ontvangen.
3.11.
Op 20 september 2023 heeft Eurotrade [verzoeker] een concept aandeelhoudersbesluit toegestuurd. Hierin is opgenomen zijn ontslag als bestuurder en zijn benoeming als vereffenaar. Op dezelfde dag heeft [naam 1] [verzoeker] twee “
exit” opties gemaild: i) directe beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst tegen betaling van drie maanden salaris, zonder de jaarlijkse bonus en pensioenbijdrage, en waarbij [verzoeker] de bedrijfsauto tegen de huidige boekwaarde moet overkopen van Eurotrade, of ii) opzegging van de arbeidsovereenkomst met twee maanden opzegtermijn en de bonus voor 105 dagen in 2023 (te weten tot het besluit tot het intrekken van de licentieaanvraag), zonder pensioenbijdrage, waarbij [verzoeker] de bedrijfsauto direct moet inleveren. Beide varianten bevatten geen transitievergoeding of de uitbetaling van zijn verlofsaldo.
3.12.
Bij e-mail van 22 september 2023 om 12:41u heeft [verzoeker] aangegeven dat hij na een zorgvuldige afweging heeft besloten beide opties af te wijzen, maar dat hij openstaat voor verdere onderhandelingen om tot een gezamenlijke oplossing te komen. Om 14:02u heeft [naam 1] per e-mail aangegeven dat hij niet open staat voor verdere onderhandelingen en dat een beëindigingsovereenkomst wordt opgesteld.
3.13.
Diezelfde avond, om 21:39u, heeft [verzoeker] zich per e-mail ziekgemeld bij [naam 1] . Op 26 september 2023 heeft [verzoeker] [naam 1] gemaild dat hij nog steeds ziek is. [naam 1] heeft [verzoeker] daarop gemaild dat hij zich op 28 september 2023 moet melden bij de bedrijfsarts.
3.14.
Bij brief van 26 september 2023 heeft Eurotrade [verzoeker] uitgenodigd voor een aandeelhoudersvergadering te houden op 6 oktober 2023, met als agendapunt het voornemen om [verzoeker] te ontslaan als statutair bestuurder en werknemer van Eurotrade. In de brief is ook aangegeven dat [verzoeker] zijn advies en zienswijze over het voorgenomen ontslag – eventueel schriftelijk uiterlijk een dag van tevoren als hij of zijn advocaat/ vertegenwoordiger niet aanwezig kan zijn – naar voren kan brengen. Tot slot is de benoeming van een vereffenaar geagendeerd. [naam 1] heeft deze brief dezelfde dag aan [verzoeker] gemaild.
3.15.
Op 28 september 2023 heeft [verzoeker] de bedrijfsarts gesproken. De bedrijfsarts heeft [verzoeker] arbeidsongeschikt verklaard als gevolg van ziekte met een arbeidsgerelateerde component. Het advies van de bedrijfsarts was dat [verzoeker] nog niet kon starten met de re-integratie gezien de ernst van de beperkingen en dat alle focus gericht diende te zijn op het herstel. De exacte duur voor herstel was op dat moment nog niet aan te geven.
3.16.
Bij brief van 5 oktober 2023 heeft [verzoeker] het volgende geschreven aan Eurotrade:
“As the shareholder representative knows, I am currently sick and unfit for work. I do not feel fit enough to participate in the shareholder’s meeting today. I would prefer to postpone any decision-making until I am fit to participate. I have not been able to thoroughly prepare my advisory role, nor to put together with my lawyer a comprehensive defense statement. Should the shareholder not wish to comply with that request, please find below my advisory vote.
(…)”
In een verklaring van ongeveer anderhalf A4 lang (in een Engelse en Nederlandse versie) heeft [verzoeker] vervolgens uiteengezet waarom hij vindt dat de aandeelhouder zijn positie als bestuurder nog niet moet beëindigen en ook niet tot beëindiging van zijn dienstverband moet overgaan.
3.17.
Op 6 oktober 2023 heeft de aandeelhoudersvergadering plaatsgevonden. [verzoeker] was nog steeds ziek en is daar niet verschenen. In de vergadering is, nadat ook de inhoud van de brief van [verzoeker] van 5 oktober 2023 aan de orde was geweest, het besluit genomen om [verzoeker] met onmiddellijke ingang te ontslaan als statutair bestuurder en zijn arbeidsovereenkomst per 1 januari 2024 op te zeggen. Daarnaast is de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) benoemd als vereffenaar van Eurotrade. Het ontslagbesluit is nog diezelfde dag schriftelijk aan [verzoeker] bekend gemaakt. Daarbij is ook aan [verzoeker] meegedeeld dat als gevolg van het ontslagbesluit de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de opzegtermijn van twee maanden per 1 januari 2024 zou eindigen en dat hij werd vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden.
3.18.
In de maand oktober 2023 heeft [verzoeker] zijn salaris niet betaald gekregen. Op 27 oktober 2023 heeft [verzoeker] [naam 1] verzocht om zijn loon en de onkostenvergoeding te betalen. Hierna hebben [verzoeker] en [naam 1] gecorrespondeerd over de betaling van het salaris, ook over de betaling voor de maand november 2023. Op 29 december 2023 heeft Eurotrade aan [verzoeker] betaald het salaris over de maanden oktober, november en december en een bedrag van € 3.157,32 bruto aan opgebouwde maar niet opgenomen vakantie-uren (8 dagen).
3.19.
Op 2 januari 2024 heeft Eurotrade aan [verzoeker] een transitievergoeding betaald van
€ 4.982,- bruto en een bedrag van € 4.433,87 bruto aan vakantiegeld. Op 19 januari 2024 heeft Eurotrade [verzoeker] nog een nabetaling van € 110,43 bruto gedaan in verband met vakantiedagen. Op dezelfde dag heeft Eurotrade [verzoeker] verzocht om onder meer de bedrijfsauto terug te geven.
3.20.
Op 1 februari 2024 is [verzoeker] beter gemeld. Per 1 maart 2024 is [verzoeker] aan het werk op freelance basis.
3.21.
Bij e-mailbericht van 29 februari 2024 heeft de gemachtigde van Eurotrade de gemachtigde van [verzoeker] nogmaals verzocht om onder meer de bedrijfsauto terug te geven. Partijen hebben hierover gecorrespondeerd. [verzoeker] heeft de bedrijfsauto nog steeds onder zich.

4.Het geschil

Het verzoek
In het incident
4.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Eurotrade bij wijze van voorlopige voorziening te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen het verschuldigde (achterstallige) salaris van € 8.216,58 bruto per maand, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente tot de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd.
4.2.
Nadat Eurotrade het salaris over de maanden oktober, november en december had voldaan (zie 3.18), hebben partijen de rechtbank eenstemmig verzocht alleen nog een oordeel te vellen over dat deel van de verzochte voorziening dat nog overeind blijft (de wettelijke verhoging en de wettelijke rente).
In de hoofdzaak
4.3.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. te verklaren voor recht dat het door Eurotrade op 6 oktober 2023 genomen besluit tot statutair ontslag nietig is dan wel dit besluit te vernietigen;
II. te verklaren voor recht dat dientengevolge de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] voortduurt, dan wel het door Eurotrade gegeven arbeidsrechtelijke ontslag op 6 oktober 2023 te vernietigen;
III. Eurotrade te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen het verschuldigde (achterstallige) salaris van € 8.216,58 bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten, de wettelijke verhoging en wettelijke rente tot de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
IV. Eurotrade te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen € 617,35 netto aan onkosten.
subsidiair
V. Eurotrade te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen het verschuldigde (achterstallige) salaris van € 8.216,58 bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten, de wettelijke verhoging en wettelijke rente tot de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
VI. Eurotrade te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen de transitievergoeding van
€ 5.932,- bruto;
VII. Eurotrade te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen de opgebouwde maar niet genoten 20 verlofdagen voor een bedrag van € 5.477,38;
VIII. Eurotrade te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen € 9.805,- aan compensatie voor de toezegging een pensioenpremie te voldoen;
IX. Eurotrade te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen de overeengekomen bonus van
€ 10.000,- conform artikel 3.1 van de arbeidsovereenkomst;
X. Eurotrade te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen € 617,35 netto aan onkosten;
XI. Eurotrade te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen een billijke vergoeding van
€ 110.000,- bruto;
XII. het concurrentiebeding te vernietigen.
In het incident en in de hoofdzaak verzoekt [verzoeker] Eurotrade te veroordelen in proceskosten.
4.4.
Eurotrade voert verweer.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
Het tegenverzoek
4.6.
Eurotrade verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [verzoeker] te veroordelen om binnen één week de bedrijfseigendommen in te leveren bij Vestius Advocaten en de bedrijfsauto in te leveren bij een door Eurotrade aangewezen partij, op straffe van een dwangsom;
II. voor het geval vast komt te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen Eurotrade en [verzoeker] nog bestaat:
a. de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn voorwaardelijk te ontbinden, primair op de g-grond, subsidiair op de h-grond en meer subsidiair op de i-grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 1 en 3 Burgerlijk Wetboek (BW);
b. voor recht te verklaren dat Eurotrade aan [verzoeker] geen vergoeding ex artikel 7:671b lid 8 BW noch een billijke vergoeding is verschuldigd, althans een vergoeding ex artikel 7:671b lid 8 BW en een billijke vergoeding te matigen, waar mogelijk tot nihil, althans tot een door de rechtbank te bepalen bedrag;
c. bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met de tijd tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de beschikking;
III. [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.
4.7.
[verzoeker] voert verweer.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.Beoordeling

Het verzoek van [verzoeker]
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat [verzoeker] een ‘dubbele’ rechtspositie heeft. Hij was namelijk zowel (statutair) bestuurder van Eurotrade als werknemer. Voor zijn rechtspositie als bestuurder gelden de regels van het vennootschapsrecht, voor zijn rechtspositie als werknemer de regels van het arbeidsrecht. Op grond van artikel 2:241 BW is de rechtbank bevoegd om over de verzoeken van [verzoeker] te oordelen en niet de kantonrechter, omdat het in deze zaak gaat om de (arbeids)overeenkomst tussen Eurotrade en [verzoeker] als bestuurder van Eurotrade. Omdat alle verzoeken in elk geval mede zijn gebaseerd op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dan wel daarmee voldoende verband houden, kunnen deze bij verzoekschrift worden ingediend (zie artikel 7:686a lid 2 en 3 BW).
In het incident
5.2.
Aangezien Eurotrade op 29 december 2023 het verzochte salaris over de maanden oktober, november en december 2023 aan [verzoeker] heeft betaald, ligt alleen nog het verzoek tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente ter beoordeling voor.
5.3.
[verzoeker] stelt dat het aan Eurotrade te wijten is dat zijn salaris over de maanden oktober, november en december 2023 niet op tijd is uitbetaald. Vanaf het moment van zijn ontslag in de algemene ledenvergadering op 6 oktober 2023 stond vast dat zijn arbeidsovereenkomst nog tot 1 januari 2024 doorliep. Hij heeft op 27 oktober en 3 november 2023 Eurotrade verzocht om tot betaling van zijn salaris over te gaan, maar zonder succes. Kennelijk kon dat niet omdat er nog niemand anders geautoriseerd was bij de bank om het salaris over te maken. Op 6 november 2023 heeft hij voorgesteld om met goedkeuring van [naam 1] zijn salaris zelf over te maken, omdat hij nog steeds daartoe bevoegd was bij de bank, maar ook dit zonder succes. Nu Eurotrade niet op tijd het achterstallige salaris heeft betaald, moet zij aan [verzoeker] de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover betalen, aldus steeds [verzoeker] .
5.4.
Eurotrade betwist het voorgaande en voert aan dat geen sprake is van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht. Eurotrade was bereid om het salaris meteen uit te betalen, maar zij was niet bevoegd over de bankrekening te beschikken. Alleen [verzoeker] was daartoe bevoegd en hij heeft pas op 19 december 2023 zijn medewerking verleend tot het overzetten van deze bevoegdheid naar Eurotrade. Dat zijn salaris pas eind december 2023 is uitbetaald, is dus niet aan Eurotrade te wijten en daarom is er geen grond om de wettelijke verhoging en de wettelijke rente toe te wijzen. Mocht de wettelijke verhoging en de wettelijke rente toch worden toegewezen, dan verzoekt Eurotrade om de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Omdat [verzoeker] als statutair bestuurder heeft nagelaten deugdelijk te regelen dat ook iemand anders dan hijzelf beschikking heeft over de bankrekening ingeval van belet of ontstentenis en zijn medewerking uitbleef, heeft hij in strijd gehandeld met artikel 15 lid 6 van de statuten, aldus steeds Eurotrade.
5.5.
De rechtbank wijst de wettelijke verhoging en de wettelijke rente toe, zoals verzocht. Eurotrade wist vanaf 6 oktober 2023, de dag dat zij [verzoeker] in de algemene ledenvergadering als statutair bestuurder heeft ontslagen, dat [verzoeker] nog recht had op drie maanden salaris, hetgeen zij ook niet betwist. Het lag op de weg van Eurotrade om tot het einde van de arbeidsovereenkomst zorg te dragen voor de tijdige doorbetaling van het salaris. Dat zij daartoe altijd bereid was maar dat er sprake was van betalingsonmacht, blijkt niet uit stukken waarnaar zij zelf verwijst. Integendeel, zij heeft op de eerste betaalverzoeken van [verzoeker] niet gereageerd. Daarnaast blijkt uit een e-mailbericht van [naam 1] van 7 november 2023 dat [verzoeker] eerst twee taken moet uitvoeren en pas als deze taken zijn uitgevoerd “
we might discuss your salary payout”. Dat [verzoeker] nog steeds gemachtigd was voor Eurotrade bij de bank en dat Eurotrade daarom niet kon uitbetalen zoals zij betoogt, maakt dit niet anders. [verzoeker] heeft op 6 november 2023 een praktische oplossing aangeboden. Waarom Eurotrade dit voorstel niet heeft geaccepteerd, is de rechtbank niet duidelijk geworden. [verzoeker] heeft ook steeds (bij e-mails van 13 november, 11 en 13 december 2023) zijn bereidheid uitgesproken tot medewerking aan eventuele handelingen die nodig zijn om [naam 2] als geautoriseerde persoon bij de bank aan te melden. De conclusie is dat het niet aan [verzoeker] te wijten is dat het salaris niet op tijd is betaald. Daarom moet Eurotrade de wettelijke verhoging en wettelijke rente betalen.
5.6.
De rechtbank ziet geen reden om de wettelijke verhoging te matigen. Het beroep van Eurotrade op artikel 15 lid 6 van de statuten (die overigens niet zijn overgelegd) kan haar niet baten. Zoals hiervoor is overwogen had Eurotrade eenvoudig aan het belang van [verzoeker] bij tijdige betaling van zijn salaris tegemoet kunnen komen door [verzoeker] zelf de betalingen te laten verrichten. Dit betekent dat het (resterende) verzoek in het incident wordt toegewezen. Daarbij geldt dat de veroordeling, hoewel het verzoek als voorlopige voorziening is ingestoken, gelet op de uitkomst van de hoofdzaak als definitieve beslissing is te beschouwen.
5.7.
Eurotrade zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 1.228,- aan salaris advocaat (2 punten à tarief II).
In de hoofdzaak
5.8.
[verzoeker] stelt primair dat het (vennootschapsrechtelijke) besluit tot zijn ontslag als statutair bestuurder nietig dan wel vernietigbaar is en dat als gevolg daarvan zijn arbeidsovereenkomst nog steeds voortduurt. Voor het geval zijn ontslag wel rechtsgeldig is, stelt [verzoeker] subsidiair dat hij is ontslagen zonder een redelijke grond, dat het ontslagverbod tijdens ziekte van kracht was en dat Eurotrade de herplaatsingsmogelijkheden voor hem niet heeft onderzocht. Volgens [verzoeker] heeft Eurotrade jegens hem verwijtbaar gehandeld en heeft hij dus recht op een billijke vergoeding. Daarnaast maakt hij ook aanspraak op andere vergoedingen. De rechtbank komt tot de conclusie dat het ontslag besluit rechtsgeldig is en dat daarom zijn arbeidsovereenkomst per 1 januari 2024 is geëindigd. Het primaire verzoek wordt daarom afgewezen. De rechtbank wijst het subsidiaire verzoek deels wel toe. Dit oordeel wordt hieronder uitgelegd.
Nietigheid/vernietiging ontslagbesluit
5.9.
[verzoeker] stelt dat het ontslagbesluit van 6 oktober 2023 nietig dan wel vernietigbaar is. Hij voert daartoe – kort samengevat – aan dat hij niet de gelegenheid heeft gehad om zijn advies over zijn voorgenomen ontslag uit te brengen en dat hij niet op de aandeelhoudersvergadering is gehoord. [verzoeker] was ziek op het moment dat hij de uitnodiging voor de aandeelhoudersvergadering ontving. Hij heeft Eurotrade gevraagd om uitstel om deugdelijk gebruik te kunnen maken van zijn recht om te worden gehoord en te adviseren over de voorgenomen besluitvorming. Op advies van zijn advocaat heeft hij wel iets op papier gezet en op 5 oktober 2023 aan Eurotrade verzonden, maar dit heeft hij niet met zijn advocaat kunnen afstemmen. Eurotrade had geen valide redenen om het uitstel te weigeren. Eurotrade had het besluit om hem te ontslaan in feite al lang genomen, zodat zijn ontslag vaststond. Dit is in strijd met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 BW.
5.10.
Eurotrade betoogt dat het ontslagbesluit van 6 oktober 2023 geldig is. Zij voert daartoe – kort samengevat – aan dat [verzoeker] al geruime tijd bekend is met de aanstaande sluiting van Eurotrade en dat hij zich plots na gesprekken over de beëindiging van zijn functie heeft ziekgemeld. Het opzegverbod tijdens ziekte is niet van toepassing aangezien de opzegging geschiedt wegens de beëindiging van de werkzaamheden van Eurotrade (artikel 7:670a lid 2 sub d BW). Eurotrade heeft [verzoeker] uitgenodigd voor de algemene ledenvergadering en heeft aangeboden deze fysiek en/of digitaal te doen plaatsvinden. Daarnaast is hem aangeboden zijn raadgevende stem schriftelijk uit te brengen. Daarvan heeft [verzoeker] gebruik gemaakt met zijn brief van 5 oktober 2023. Hij stelt nu achteraf dat hij om uitstel heeft gevraagd, maar in zijn brief heeft hij alleen een voorkeur voor aanhouding van de besluitvorming uitgesproken, niet om meer tijd om zijn raadgevende stem uit te brengen. Gezien de uitgebreide onderbouwing van zijn raadgevende stem, viel voor Eurotrade niet in te zien wat een uitstel van het besluit als meerwaarde zou hebben, anders dan het veroorzaken van vertraging.
Juridisch kader
5.11.
Het ontslag van de bestuurder van een vennootschap in vennootschapsrechtelijke zin (hier het ontslagbesluit) is onderworpen aan de eisen die aan de besluitvorming van een orgaan van een rechtspersoon worden gesteld in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van artikel 2:14 lid 1 BW is een besluit nietig wanneer dit in strijd is met de wet of de statuten. Op grond van artikel 2:15 lid 1 BW is een besluit vernietigbaar indien het besluit (a) in strijd is met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen of (b) in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist.
5.12.
Het ontslagbesluit is in strijd met de redelijkheid en billijkheid als een bestuurder niet is gehoord over zijn voorgenomen ontslag. Dit hoorrecht dient het privébelang van de voor ontslag voorgedragen bestuurder. Daarnaast vereist het belang van de vennootschap dat de bestuurder een raadgevende stem heeft in de algemene vergadering van aandeelhouders (artikel 2:227 lid 7 BW), ook wanneer zijn eigen ontslag als bestuurder op de agenda staat. De ratio van dit laatste recht is dat de bestuurder de mogelijkheid moet hebben zijn visie te doen blijken. Op die manier kunnen de aandeelhouders daarmee bij hun stemgedrag rekening houden. Het raadplegen is dus iets anders en strekt verder dan het louter horen van een bestuurder. Deze beide vereisten moeten door een vennootschap ook in acht worden genomen als het – gelet op de machtsverhoudingen binnen de vennootschap of de reden van het voorgenomen ontslag – voor de hand ligt dat het ontslagbesluit (toch wel) zal worden aangenomen.
Ontslagbesluit is niet nietig of vernietigbaar
5.13.
[verzoeker] heeft niet onderbouwd waarom het ontslagbesluit nietig zou zijn. Daarom gaat de rechtbank hieraan voorbij.
5.14.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het ontslagbesluit evenmin vernietigbaar is, ook al verdient de gang van zaken, waarbij tijdens de ziekte van [verzoeker] een aandeelhoudersvergadering bijeen is geroepen, niet de schoonheidsprijs. Niet kan worden gezegd dat [verzoeker] niet van zijn hoorrecht en raadgevende stem gebruik heeft kunnen maken. Daartoe is het volgende van belang.
5.15.
Vast staat dat [verzoeker] tijdens zijn ziekte is uitgenodigd voor de algemene ledenvergadering waarop zijn voorgenomen ontslag stond geagendeerd. Ondanks zijn – voortdurende – ziekte heeft hij in zijn brief van 5 oktober 2023 zijn zienswijze op het voorgenomen ontslag naar voren gebracht. Hoewel hij stelt dat hij uitdrukkelijk om uitstel van de algemene ledenvergadering heeft verzocht, ziet de rechtbank dit anders. In zijn brief is te lezen “
I would prefer to postpone any decision-making (…) Should the shareholder not wish to comply with that request, please find below my advisory vote.” Terecht merkt Eurotrade op dat [verzoeker] hiermee een voorkeur uitspreekt voor uitstel van de besluitvorming en niet, althans onvoldoende concreet, om uitstel van de vergadering verzoekt. Omdat [verzoeker] in de brief tegelijkertijd de inhoud van zijn
’advisory vote’weergeeft, heeft Eurotrade dit zo mogen opvatten dat [verzoeker] aldus gebruik wenste te maken van zijn raadgevende stem.
5.16.
Feit is verder dat [verzoeker] niet op de algemene vergadering is verschenen omdat hij ziek was. Vaststaat dat hij dus niet tijdens deze vergadering in fysieke zin is gehoord. In de gegeven omstandigheden leidt dit echter niet tot vernietigbaarheid van het ontslagbesluit. [verzoeker] heeft immers met zijn brief ook zijn zienswijze op het ontslag gegeven en heeft daarmee de gelegenheid gekregen om zijn standpunt ten aanzien van het ontslag kenbaar te maken. Weliswaar heeft hij deze verklaring tijdens zijn ziekte moeten opstellen en onvoldoende met zijn advocaat kunnen bespreken, maar dat neemt niet weg dat de inhoud voldoende duidelijk maakt wat zijn bezwaren tegen het ontslagbesluit zijn. Daarbij speelt mee dat de wens van Eurotrade om tot sluiting van de onderneming over te gaan al geruime tijd duidelijk was voor [verzoeker] en dat Eurotrade geconfronteerd werd met een zieke bestuurder van wie niet op korte termijn herstel was te verwachten. Van Eurotrade kon onder die omstandigheden niet worden verlangd dat zij het bedrijf – dat inmiddels een lege huls was geworden omdat de bedrijfsactiviteiten waren geëindigd – in stand zou blijven houden totdat [verzoeker] beter was gemeld.
5.17.
Het ontslagbesluit is dan ook niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 BW.
5.18.
Van strijd met artikel 14 lid 3 van de statuten, zoals [verzoeker] stelt, is evenmin sprake. Volgens dit artikel mag een bestuurder zich verantwoorden in een vergadering waarin zijn ontslag aan de orde zal zijn. Dat heeft hij gedaan met zijn brief van 5 oktober 2023.
5.19.
[verzoeker] heeft nog verwezen naar een aantal uitspraken, waarin tijdens de aandeelhoudersvergadering geen daadwerkelijke uitwisseling van gedachten heeft plaatsgevonden, en stelt dat het ontslagbesluit daarom moet worden vernietigd. Deze verwijzing kan hem niet baten. Daargelaten dat de omstandigheden in de aangehaalde uitspraken wezenlijk verschillen van die in deze zaak, geldt dat uit de notulen van de aandeelhoudersvergadering blijkt dat aandacht is besteed aan de zienswijze van [verzoeker] . Dat in de gegeven omstandigheden voor de hand lag dat het ontslagbesluit toch zou worden genomen, maakt nog niet dat het besluit vernietigbaar is.
5.20.
Tot slot heeft [verzoeker] nog gesteld dat het ontslagbesluit vernietigbaar is, omdat een nieuw punt aan de agenda is toegevoegd (de benoeming van [naam 2] als nieuwe bestuurder) en dat hij niet in de gelegenheid is gesteld hierover te adviseren. De rechtbank volgt [verzoeker] hierin niet. Dit agendapunt – dat volgens Eurotrade slechts voorwaardelijk (voor het geval dat [verzoeker] zou worden ontslagen) is toegevoegd, wat [verzoeker] niet heeft betwist – staat los van het voorgenomen besluit tot ontslag van [verzoeker] en kan dus niet tot vernietiging van zijn ontslagbesluit leiden.
5.21.
De conclusie is dat het ontslagbesluit geldig is en dat de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2024 is geëindigd. Gelet op dit oordeel behoeft het primaire verzoek van [verzoeker] geen verdere bespreking, evenals het op dit verzoek gebaseerde tegenverzoek van Eurotrade onder 4.6 sub II. De rechtbank komt daarmee toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek en begint met het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding.
Billijke vergoeding
5.22.
[verzoeker] maakt aanspraak op een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:682 lid 3 BW. Op grond van dit artikel kan de rechter aan een werknemer van een rechtspersoon een billijke vergoeding toekennen als de opzegging in strijd is met artikel 7:669 BW of het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
Redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 BW
5.23.
Uit artikel 7:669 BW volgt dat een werkgever een arbeidsovereenkomst alleen kan opzeggen als daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Volgens lid 3 onder a van dit artikel – voor zover hier van belang – wordt onder een redelijke grond verstaan: het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming. Als van de a-grond sprake is geldt op grond van artikel 7:670a BW dat het opzegverbod tijdens ziekte, zoals opgenomen in artikel 7:670 BW, niet van toepassing is.
5.24.
Naar het oordeel van de rechtbank doet in dit geval de a-grond zich voor. Daartoe overweegt zij als volgt.
5.25.
Vast staat dat vanuit de Interwetten Group in april 2023 al is aangekondigd dat de activiteiten in Nederland zouden worden stopgezet, omdat het problematisch bleek om de beoogde licentie te verkrijgen. Daarmee was het doel waarvoor Eurotrade was opgericht niet meer te realiseren. Of het verkrijgen van de licentie definitief onmogelijk was, zoals Eurotrade stelt en [verzoeker] betwist, kan daarbij in het midden blijven. Het hoort tot de beleidsvrijheid van Interwetten om ervoor te kiezen dit kennelijk lastige traject niet langer voort te zetten. [verzoeker] heeft zich daarna ook niet meer ingezet voor het verkrijgen van de licentie, maar is werkzaamheden gaan verrichten voor andere projecten binnen de Interwetten Group. Vervolgens is op 28 juli 2023 (zie 3.7) het besluit genomen tot bedrijfssluiting. Eurotrade heeft gesteld dat Eurotrade daarna geen eigenlijke bedrijfsactiviteiten meer verrichtte en slechts in afwachting was van de liquidatie. Op de mondelinge behandeling heeft Eurotrade daaraan toegevoegd dat inmiddels alle openstaande bedrijfs- en belastingschulden zijn voldaan en dat alle activa van het bedrijf (met uitzondering van de bedrijfsauto) zijn geliquideerd. Dat alles heeft [verzoeker] onvoldoende weersproken. Dat in de algemene ledenvergadering van 6 oktober 2023 nog een nieuwe bestuurder is benoemd zoals [verzoeker] aanvoert, maakt nog niet dat van bedrijfssluiting geen sprake is. Eurotrade heeft toegelicht dat deze bestuurder nodig is voor het liquideren van Eurotrade, wat vooral inhoudt dat hij een aantal handtekeningen moet zetten. [verzoeker] was immers ziek en kon deze functie, die Eurotrade voor [verzoeker] aanvankelijk voor ogen had, tijdens het liquidatieproces niet meer uitvoeren. [naam 2] voert deze functie nu uit naast zijn bestaande functie en krijgt daarvoor niet betaald volgens Eurotrade. Ook dit heeft [verzoeker] niet weersproken.
5.26.
Eurotrade heeft daarnaast voldoende onderbouwd dat Eurotrade als een zelfstandige onderneming kan worden beschouwd. Zij is uitdrukkelijk opgericht om de Nederlandse markt te bedienen en presenteerde zich extern als zelfstandig bedrijf. Ook intern was sprake van een zelfstandige bedrijfsvoering, waarbij het eigen management ( [verzoeker] ) beslissingen nam over de inrichting van de onderneming en het opbouwen van een positie op de Nederlandse markt. Het feit dat [verzoeker] nog gedurende enige tijd werkzaamheden heeft uitgevoerd vanuit Eurotrade voor andere projecten binnen het concern, maakt dit niet anders. Eurotrade heeft voldoende onderbouwd dat dit een tijdelijke oplossing was om invulling te geven aan de nog voortdurende arbeidsovereenkomst met [verzoeker] . Dat het statutaire doel van Eurotrade ruimer is omschreven en meerdere activiteiten mogelijk maakt, betekent verder niet dat Eurotrade die activiteiten ooit heeft verricht, dan wel dat het reëel is te verwachten dat zij die gaat verrichten.
5.27.
Dit alles betekent dat Eurotrade terecht een beroep kan doen op de a-grond. Daarmee staat vast dat het opzegverbod vanwege de ziekte van [verzoeker] niet van toepassing is.
Herplaatsingsplicht
5.28.
[verzoeker] stelt dat Eurotrade in strijd heeft gehandeld met artikel 7:669 lid 1 BW, omdat zij zich niet heeft gehouden aan haar verplichting zich in te spannen voor herplaatsing. Eurotrade betwist dit.
5.29.
De rechtbank oordeelt dat Eurotrade zich onvoldoende heeft ingespannen om [verzoeker] te herplaatsen in een andere passende functie binnen de groep. Vast staat dat [verzoeker] , toen duidelijk was dat geen licentie voor Nederland zou worden verkregen, andere werkzaamheden heeft verricht binnen het concern, zoals voor het Payments Project, Ierland, Gibraltar en Zweden. Hieruit blijkt – anders dan Eurotrade betoogt – dat het voor [verzoeker] wel mogelijk was om ander soort werk te verrichten binnen de groep, ook al was het plan om Eurotrade te sluiten. Tijdens de zitting heeft [verzoeker] verklaard dat nooit concreet met hem is gesproken over herplaatsingsmogelijkheden. Hem is wel gevraagd of hij in Malta of Wenen zou willen werken, maar er is hem geen concreet aanbod gedaan. Eurotrade heeft verklaard dat [verzoeker] niet openstond voor een verhuizing en dat binnen de groep op afstand werken niet tot de mogelijkheden behoorde. Hiermee heeft Eurotrade de deur te snel dichtgegooid. [verzoeker] heeft immers – onweersproken – gesteld dat hem nooit een concreet aanbod is gedaan, terwijl bij hem eerder wel de verwachting was gewekt dat hij zou worden behouden voor andere projecten en hij ook open stond voor een gesprek daarover. Weliswaar heeft Eurotrade gelijk dat de herplaatsingsplicht geen resultaatsverplichting is maar een inspanningsverplichting, maar de rechtbank is niet duidelijk geworden dat Eurotrade enige concrete inspanning heeft verricht om aan de bij [verzoeker] gewekte verwachtingen tegemoet te komen. Van Eurotrade had in de gegeven omstandigheden meer inspanning mogen worden verwacht.
5.30.
De conclusie is dat Eurotrade, nu van verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] niet is gebleken, in strijd heeft gehandeld met artikel 7:669 lid 1 BW.
Hoogte billijke vergoeding
5.31.
Omdat sprake is van strijd met artikel 7:669 lid 1 BW, is het verzoek van [verzoeker] tot toekenning van een billijke vergoeding toewijsbaar.
5.32.
[verzoeker] maakt aanspraak op een billijke vergoeding van € 110.000,- bestaande uit een jaarsalaris plus emolumenten.
5.33.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het er bij de begroting van de billijke vergoeding, kort gezegd, om gaat dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De rechter kan daarbij rekening houden met de gevolgen van het ontslag voor zover die zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt. De Hoge Raad heeft in dat verband een niet-limitatieve lijst van gezichtspunten geformuleerd die van belang kunnen zijn bij de begroting van de billijke vergoeding. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de rechter de billijke vergoeding dient te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. De billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter maar kan dienen als middel om de werkgever te wijzen op de noodzaak haar gedrag in eventuele volgende gevallen aan te passen. Dit laatste strookt met het gezichtspunt dat met de billijke vergoeding ook kan worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen, omdat dit voor hen voordeliger is dan het op juiste wijze beëindigen van de arbeidsovereenkomst of het in stand houden daarvan.
5.34.
De rechtbank dient in het bijzonder een schatting te maken van de vermoedelijke duur van de arbeidsovereenkomst, indien deze niet door het verwijtbaar handelen van Eurotrade zou zijn geëindigd. Anders dan [verzoeker] stelt, kan niet zonder meer worden verondersteld dat hij nog een jaar werkzaam zou zijn gebleven bij Eurotrade, althans binnen de groep. [verzoeker] had een uitgesproken voorkeur om vanuit Nederland te blijven werken en of deze voorkeur zou aansluiten bij werkzaamheden die hem in het kader van herplaatsing hadden kunnen worden aangeboden valt te betwijfelen. De kans dat [verzoeker] op zoek zou zijn gegaan naar iets anders acht de rechtbank dan ook aanwezig. Dat de afwikkeling van de activiteiten van Eurotrade, als [verzoeker] dit op zich had kunnen nemen, nog lang had geduurd ligt evenmin voor de hand. De rechtbank gaat er al met al vanuit dat [verzoeker] nog tot 1 maart 2024 in dienst zou zijn gebleven bij Eurotrade, dan wel binnen het concern. De rechtbank betrekt hier ook bij dat [verzoeker] redelijk snel na zijn betermelding weer aan het werk is gegaan en daarmee ongeveer hetzelfde verdient als wat hij destijds bij Eurotrade verdiende.
5.35.
Gelet op al het vorenstaande bepaalt de rechtbank de hoogte van de billijke vergoeding op € 20.000,-.
Transitievergoeding
5.36.
[verzoeker] maakt aanspraak op de wettelijke transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW. Tussen partijen is niet in geschil dat Eurotrade aan [verzoeker] de transitievergoeding verschuldigd is. Vaststaat ook dat Eurotrade inmiddels € 4.982,- bruto aan transitievergoeding heeft betaald aan [verzoeker] (3.19). [verzoeker] stelt dat hij recht heeft op meer, namelijk € 950,- bruto extra, omdat Eurotrade bij de berekening van de transitievergoeding niet uitgegaan is van 1 maart 2022 maar van 25 april 2022. Tijdens de zitting heeft [naam 1] erkend dat [verzoeker] per 1 maart 2022 bij Eurotrade in dienst is getreden. Eurotrade heeft de hoogte van het extra verzochte niet betwist. Gelet op de erkenning van de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de berekening van [verzoeker] . De rechtbank wijst daarom het restant van de verschuldigde transitievergoeding
(€ 950,- bruto) toe.
Vakantiedagen
5.37.
[verzoeker] maakt aanspraak op uitbetaling van de opgebouwde maar niet genoten 20 verlofdagen. In het verzoekschrift had [verzoeker] aanvankelijk vermeld dat deze verlofdagen een waarde vertegenwoordigen van € 5.477,38, maar tijdens de zitting heeft hij verklaard dat dit bedrag niet klopt. Uitbetaling van 20 vakantiedagen staat volgens hem gelijk aan
€ 8.962,98 bruto.
5.38.
Eurotrade betwist dat [verzoeker] nog recht op uitbetaling van 20 vakantiedagen heeft. Zij voert aan dat [verzoeker] volgens zijn arbeidsovereenkomst recht heeft op 25 vakantiedagen per jaar, zodat het ongeloofwaardig is dat hij maar vijf dagen verlof heeft opgenomen in het hele jaar. Daarnaast voert Eurotrade aan dat [verzoeker] geen deugdelijke verlofadministratie heeft bijgehouden en overgelegd.
5.39.
De rechtbank oordeelt als volgt. Omdat [verzoeker] zich beroept op vergoeding van de niet genoten 20 vakantiedagen, draagt hij hiervan de stelplicht en bewijslast volgens de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dat betekent dat [verzoeker] voldoende concreet moet stellen en bij gemotiveerde betwisting moet onderbouwen dat hij recht heeft vergoeding van de waarde van 20 niet genoten vakantiedagen. Dat heeft hij niet gedaan. [verzoeker] heeft tijdens de zitting verklaard dat hij in 2023 slechts vijf vakantiedagen heeft opgenomen omdat hij in dat jaar ouderschapsverlof heeft opgenomen, maar iedere onderbouwing daarvan ontbreekt. Hij heeft weliswaar verklaard dat hij in een Excel spreadsheet zijn vakantiedagen bijhield en dit vervolgens aan iemand van HR in Wenen toestuurde, maar Eurotrade betwist dit gemotiveerd. Bij gebrek aan nadere onderbouwing zal de rechtbank het verzoek op dit punt afwijzen.
Pensioenpremie
5.40.
[verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 9.805,- als compensatie voor de niet nagekomen pensioentoezegging door Eurotrade. Eurotrade betwist dat dit een overeengekomen arbeidsvoorwaarde betreft.
5.41.
De rechtbank wijst dit verzoek toe. Aan Eurotrade kan worden toegegeven dat in de arbeidsovereenkomst niets is opgenomen wat betreft een bijdrage in de pensioenpremie. [verzoeker] beroept zich evenwel op het niet nakomen van een toezegging wat betreft zijn pensioen en Eurotrade heeft onvoldoende weerlegd dat hem een dergelijke toezegging is gedaan. In de onder 3.2 aangehaalde brief staat immers dat een ‘
pension contribution’ tot de overeengekomen arbeidsvoorwaarden behoort. [verzoeker] verwijst ter onderbouwing van deze toezegging verder naar e-mailcorrespondentie van april 2023, waarin hij bij [naam 1] zijn pensioenplan aan de orde stelt. Niet gesteld of gebleken is dat Eurotrade in reactie hierop aan [verzoeker] heeft laten weten dat hij op dit punt niets van Eurotrade kon verwachten. In tegendeel uit de exit-voorstellen die [naam 1] in september 2023 (zie 3.11) aan [verzoeker] heeft gedaan lijkt te volgen dat een pensioenbijdrage eerder tussen hen onderwerp van gesprek was.
5.42.
Nu Eurotrade de hoogte van de verzochte pensioenvergoeding verder niet heeft betwist zal deze worden toegewezen.
Bonus
5.43.
[verzoeker] maakt aanspraak op de bonus van € 10.000,- over het jaar 2023. Hij stelt dat een bonus van € 10.000,- onderdeel is van zijn salaris en dat deze bonus is opgenomen in de arbeidsovereenkomst (artikel 3.1). Partijen hebben dit juist afgesproken om het salaris van [verzoeker] bij zijn vorige werkgever te laten matchen met het salaris bij Eurotrade. Omdat [verzoeker] het volle kalenderjaar van 2023 in dienst is geweest, heeft hij over dat jaar nog recht op € 10.000,-.
5.44.
Eurotrade betwist dat zij verplicht is de bonus te betalen aan [verzoeker] . Zij erkent dat in de arbeidsovereenkomst een bonus is overeengekomen, maar stelt dat Eurotrade een discretionaire bevoegdheid heeft voor het al dan niet toekennen van de bonus. Het ontbreken van enige bedrijfsresultaten en de volledige bedrijfssluiting hebben Eurotrade genoodzaakt de bonus niet uit te keren. [verzoeker] heeft over het jaar 2022 ook geen bonus toegekend gekregen, zodat hij ermee bekend was dat de bonus op nihil kon worden bepaald. Voor het geval de bonus over het jaar 2023 verschuldigd is, voert Eurotrade aan dat deze pro rata moet worden vastgesteld, rekening houdend met een einddatum van 6 oktober 2023.
5.45.
De rechtbank bepaalt dat Eurotrade de bonus van € 10.000,- over het jaar 2023 aan [verzoeker] moet betalen. In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat partijen in aanvulling op het jaarsalaris van € 95.000,- een bonus van € 10.000,- per jaar overeenkomen. Hieraan zijn geen beperkingen of voorwaarden verbonden. Ook in de brief van 22 november 2021 van Eurotrade aan [verzoeker] (zie 3.2) is onder de overeengekomen arbeidsvoorwaarden een bonus van € 10.000,- bepaald. Ook hier is niet opgenomen dat Eurotrade kan bepalen of ze deze bonus al dan niet uitkeert. Daarnaast heeft Eurotrade niet gemotiveerd betwist dat [verzoeker] met de toenmalige bestuurder van Interwetten heeft afgesproken om met deze bonus zijn salarisachteruitgang te compenseren. Gelet hierop en de wijze waarop de bonus in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen, gaat de rechtbank ervan uit dat de bonus als vaste aanvulling op het jaarsalaris geldt. [verzoeker] heeft tijdens de zitting verklaard dat Eurotrade de bonus over het jaar 2022 aan hem heeft betaald en dat van een prestatiegerichte bonus geen sprake is. Ook deze stelling heeft Eurotrade niet meer weersproken, zodat de bonus is verschuldigd. Er is geen grond voor een toewijzing van de bonus tot 6 oktober 2023. De arbeidsovereenkomst van [verzoeker] is per 1 januari 2024 geëindigd, zodat hij recht heeft op een bonus voor het gehele jaar 2023. De rechtbank wijst het verzoek op dit punt daarom toe.
Onkostenvergoeding
5.46.
[verzoeker] maakt aanspraak op de door hem gemaakte onkosten over de maanden september, oktober en november 2023 van € 617,35 netto. Deze kosten bestaan onder andere uit een abonnement op zijn telefoon, Spotify, TV en internet pakket.
5.47.
Eurotrade betwist dat zij gehouden is om deze kosten te betalen. Zij voert aan dat een onkostenvergoeding geen arbeidsvoorwaarde betreft.
5.48.
De rechtbank moet Eurotrade nageven dat [verzoeker] het verzoek tot vergoeding van de onkosten niet heeft onderbouwd in het verzoekschrift. Desgevraagd heeft [verzoeker] tijdens de zitting verklaard dat partijen zijn overeengekomen dat hij recht heeft op de hiervoor onder 5.46 genoemde kosten. Hij heeft verklaard dat hij een abonnement kreeg op een media pakket omdat het nodig was om te weten wat er speelde in de wereld, wat ook inhield dat hij sportkanalen moest volgen. Dit heeft Eurotrade niet weersproken. Ook leest de rechtbank in de eerder genoemde brief van 22 november 2021 (zie onder 3.2) dat hem is toegezegd dat hij een vergoeding voor een mediapakket, waaronder een internet verbinding om vanuit huis te kunnen werken, zou krijgen. Eurotrade heeft de hoogte van de kosten verder niet betwist. Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat Eurotrade de verzochte onkostenvergoeding aan [verzoeker] moet betalen.
Het concurrentiebeding
5.49.
[verzoeker] verzoekt het concurrentiebeding opgenomen in artikel 11 lid 2 sub c van de arbeidsovereenkomst te vernietigen. [verzoeker] onderbouwt dit verzoek primair met een beroep op de ernstig verwijtbare handelwijze van Eurotrade in de zin van artikel 7:653 lid 4 BW en subsidiair met een beroep op een belangenafweging.
5.50.
De rechtbank wijst dit verzoek toe. Tijdens de zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij aan het werk is en dat het concurrentiebeding hem niet hindert tijdens zijn huidige werkzaamheden. Dit neemt volgens hem niet weg dat hij nog steeds belang heeft bij zijn verzoek omdat hij dit voor de toekomst niet kan voorspellen. [naam 1] heeft daarop verklaard dat hij [verzoeker] niet aan het concurrentiebeding zal houden en dat hij kan gaan werken waar hij wil. De rechtbank begrijpt deze verklaring aldus dat Eurotrade haar verweer tegen het verzoek tot vernietiging van het concurrentiebeding laat varen. Omdat Eurotrade geen activiteiten meer verricht en naar mag worden aangenomen op korte termijn zal worden opgeheven, heeft Eurotrade ook geen belang [verzoeker] hieraan te houden.
Proceskosten
5.51.
Eurotrade is de partij die grotendeels ongelijk krijgt. Zij zal daarom in de proceskosten van [verzoeker] worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden deze proceskosten als volgt vastgesteld, waarbij voor het salaris van de advocaat rekening wordt gehouden met tarief IV:
- griffierecht € 1.301,-
- salaris advocaat € 2.428,- (2 punten x tarief IV € 1.214,-)
- nakosten
€ 178,- +
totaal € 3.907,-
Het tegenverzoek
5.52.
Eurotrade heeft verzocht dat [verzoeker] de bedrijfseigendommen van Eurotrade (telefoon, notebook, airpods en de bedrijfsauto) inlevert. Tijdens de zitting heeft [verzoeker] de telefoon, notebook en de airpods ingeleverd, zodat dit verzoek geen bespreking meer behoeft. Beoordeeld dient nog te worden het verzoek tot afgifte van de bedrijfsauto.
5.53.
De rechtbank wijst dit verzoek toe. Gelet op het einde van zijn dienstverband is [verzoeker] verplicht de bedrijfsauto aan Eurotrade terug te geven zoals hij zelf ook heeft erkend. Hij heeft tijdens de zitting verklaard dat hij ook altijd bereid is geweest om de bedrijfsauto terug te geven, maar dat hij daarvoor niet naar Oostenrijk zal rijden zoals Eurotrade had verzocht. Ook nu kan van [verzoeker] niet worden verwacht dat hij de bedrijfsauto in Oostenrijk afgeeft. Eurotrade heeft een autodealer (Maas-De Koning) in Nederland aangewezen waar [verzoeker] de bedrijfsauto kan afgeven. De rechtbank ziet, ook om verdere escalatie tussen partijen te voorkomen, geen aanleiding om hieraan een dwangsom te verbinden. De rechtbank gaat ervan uit dat zowel Eurotrade als [verzoeker] aan de in deze beschikkingen uitgesproken veroordelingen zo spoedig mogelijk uitvoering zullen geven.
Proceskosten
5.54.
[verzoeker] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt. Hij zal daarom in de proceskosten van Eurotrade worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden deze proceskosten als volgt vastgesteld:
- salaris advocaat € 1.228- (2 punten x tarief II € 614,-)
- nakosten
€ 178,- +
totaal € 1.406,-

6.De beslissing

De rechtbank
In het verzoek
In het incident
6.1.
veroordeelt Eurotrade om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke verhoging en de wettelijke rente tot het einde van de arbeidsovereenkomst over het achterstallige salaris van de maanden oktober, november en december 2023;
6.2.
veroordeelt Eurotrade in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld op
€ 1.228,-;
In de hoofdzaak
6.3.
veroordeelt Eurotrade om aan [verzoeker] te betalen de resterende transitievergoeding, ten bedrage van € 950,- bruto;
6.4.
veroordeelt Eurotrade om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 9.805,- aan compensatie voor de toezegging een pensioenpremie te voldoen;
6.5.
veroordeelt Eurotrade om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 10.000,- bruto aan bonus;
6.6.
veroordeelt Eurotrade om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 617,35 netto aan onkosten;
6.7.
veroordeelt Eurotrade om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 20.000,- aan billijke vergoeding;
6.8.
vernietigt het concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 11.2 onder c van de arbeidsovereenkomst tussen Eurotrade en [verzoeker] ;
6.9.
veroordeelt Eurotrade in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot deze beschikking vastgesteld op € 3.907,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, en te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening indien Eurotrade hier niet tijdig aan voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;
In het tegenverzoek
6.10.
veroordeelt [verzoeker] om de bedrijfsauto binnen één week na betekening van deze beschikking in te leveren bij een door Eurotrade aangewezen in Nederland gevestigde partij;
6.11.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, aan de zijde van Eurotrade tot deze beschikking vastgesteld op € 1.406,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, en te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening indien Eurotrade hier niet tijdig aan voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;
In het verzoek en in het tegenverzoek
6.12.
wijst het meer of anders verzochte af;
6.13.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.P. Pompe, rechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2024.