ECLI:NL:RBAMS:2024:2721

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
13/158069-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van mensenhandel met een minderjarige en oplegging van gevangenisstraf

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel uitbuiten van een minderjarig slachtoffer, [persoon 1], die op dat moment vijftien jaar oud was. De feiten vonden plaats tussen 1 mei 2023 en 23 juni 2023. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte [persoon 1] onderdak heeft geboden en haar heeft gedwongen om seksuele handelingen te verrichten met derden, waarbij hij financieel voordeel heeft getrokken uit deze handelingen. De verdachte heeft [persoon 1] geïntimideerd en gemanipuleerd, en haar in een kwetsbare positie gehouden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ontuchtige handelingen, omdat het bewijs hiervoor onvoldoende was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/158069-23
Parketnummers vorderingen tul: 96/219851-22 + 96/142933-22
Datum uitspraak: 8 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1998,
wonende op het adres [adres 1] ,
gedetineerd in de [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 24 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. van den Berg en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.E.D. de Koning naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij zich in de periode van 1 mei 2023 tot en met 23 juni 2023 in Nederland heeft schuldig gemaakt aan:
medeplegen van mensenhandel, bestaande uit het seksueel uitbuiten van een minderjarige, te weten [persoon 1] ;
het plegen van ontuchtige handelingen met de 15 jarige [persoon 1] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen - voor zover die niet zijn weersproken - uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 23 juni 2023 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden met [persoon 1] . Zij heeft verklaard dat zij met een vriend, [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ), vanuit Tsjechië naar Nederland is gereisd. Nadat zij enkele dagen op straat sliepen, kwamen zij [verdachte] tegen. Hij bood hen een slaapplek aan in de woning van een vriend. [persoon 1] verbleef daar ongeveer een maand. Zij moest voor [verdachte] werken. Gedurende negen dagen moest zij tegen haar wil seks hebben met mannen; ze had soms wel drie tot vier klanten per dag. Zij had hierin geen keuze. De klanten betaalden voor seks, maar [persoon 1] heeft hiervoor nooit geld ontvangen. [verdachte] bracht haar naar de klanten en haalde haar weer op. Sinds ongeveer een week heeft [persoon 1] contact met [persoon 3] (de rechtbank begrijpt: [persoon 3] (hierna: [persoon 3] )). Hij heeft haar twee dagen geleden opgehaald en zij is samen met hem naar de politie gegaan.
De politie heeft op 23 juni 2023 gesproken met [persoon 3] . Hij verklaarde dat zijn vriend een afspraak had gemaakt om twee vrouwen ontmoeten. Toen zij op de afgesproken plek aankwamen, bij het hotel aan de [adres 2] in Amsterdam, bleek het te gaan om een vrouw en een man, te weten [persoon 1] en [persoon 2] (de rechtbank begrijpt, eerdergenoemde [persoon 2] ). [persoon 1] heeft op de telefoon van [persoon 3] ingelogd op Instagram. Via Instagram had zij contact met [persoon 2] en een andere jongen, [verdachte] , die gebruik maakte van het Instagram account “ [naam 1] ”. [persoon 1] heeft aan [persoon 3] verteld dat zij door [verdachte] wordt verhuurd om seks te hebben met mannen en daar niet voor betaald krijgt. Op 22 juni 2023 heeft [persoon 3] [persoon 1] opgehaald in Amsterdam op een adres aan de [straat] , waar een vriend van [verdachte] een appartement heeft en [verdachte] vaak verblijft. Vervolgens zijn [persoon 3] en [persoon 1] naar Zoetermeer gereden. In de ochtend van 23 juni 2023 ontving [persoon 1] dreigberichten van [verdachte] via Instagram.
De politie doet vervolgens onderzoek naar de identiteit van [verdachte] . De persoon waarover [persoon 1] heeft verklaard blijkt te zijn: [verdachte] , verdachte.
Op 2 juli 2023 heeft de politie [persoon 1] nogmaals gehoord. Zij verklaarde dat verdachte haar heeft aangeboden aan klanten en de seksafspraken maakte; zelf wist zij van niets. Verdachte kwam dan thuis met een vriend en ging vervolgens weg. De vriend vertelde dan dat hij [persoon 1] had gekocht. Verdachte bracht [persoon 1] ook wel eens naar klanten. [persoon 1] heeft een keer gezien dat een klant verdachte cash betaalde.
Op 26 juni 2023 vond een doorzoeking plaats op het adres [adres 3] . In de woning bevindt zich één bed. Het beddengoed dat op dit bed is aangetroffen is in beslag genomen en onderzocht. Op het onderlaken zijn sporen aangetroffen, waaronder een bloedspoor en een spermafractie. In deze sporen is een DNA-mengprofiel aangetroffen met celmateriaal dat (mede) afkomstig is van verdachte.
Tijdens de doorzoeking treft de politie verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij de woning aan. Daarna wordt verdachte aangehouden. Bij verdachte worden twee telefoons aangetroffen waarnaar onderzoek is ingesteld. Daaruit blijkt het volgende.
In een van deze telefoons, een Apple Iphone (goednummer 6359792) worden Whatsapp berichten aangetroffen die zijn uitgewisseld tussen [persoon 1] en verdachte. In een bericht van 3 juni 2023 geeft [persoon 1] aan dat zij bloedt, waarop verdachte aan haar vraagt of zij dit aan de jongen daar heeft doorgegeven.
De politie verrichtte ook onderzoek naar de afbeeldingen die op deze telefoon zijn opgeslagen. Daartussen bevindt zich een afbeelding van [persoon 1] met een prijslijst en met de tekst: “
Meld me als je geld hebt en geil bent”. Uit de metadata van de afbeelding volgt dat het gaat om een screenshot van een profielfoto die is gemaakt op 3 juni 2023. Verder volgt hieruit dat de screenshot is aangepast op 18 juni 2023 en vervolgens met deze telefoon is verzonden via Snapchat en in 31 (Snapchat) chats voorkomt.
Op 10 juni 2023 ontving de gebruiker van de telefoon via het Snapchat account ‘ [naam 2] ’ het bericht “
Je moet er op sexjob en kinky gooien geloof me gaat hele dag gebeld worden deed vroeger ook met iemand” van het account ‘ [naam 3] ’.
Ook zijn berichten in de telefoon aangetroffen die op Instagram zijn uitgewisseld tussen het account ‘ [naam 4] ’ van [persoon 1] en het account ‘ [naam 5] ’, dat op de telefoon van verdachte als ‘owner’ wordt weergegeven. Op 22 juni 2023 stuurt ‘ [naam 5] ’ naar [persoon 1] : “
about werk baby you’re not going to leave me like this and l’ve invested money in it and that’s not just you said okay you’ve given me the green light now there’s no turning back”. Een dag later geeft de gebruiker van ‘ [naam 5] ’ aan dat hij € 2.000,- heeft geïnvesteerd in onderdak, eten en gezelschap voor [persoon 1] . Vervolgens zegt ‘ [naam 5] ’ tegen [persoon 1] dat zijn vriend weet waar zij is en dat hij haar 24 uur geeft om terug te komen. Doet zij dit niet, dan wordt zij door de politie opgepakt en teruggestuurd en zal zij Nederland nooit meer zien.
Op 23 juni 2023 komt op de telefoon van verdachte een bericht binnen van [persoon 4] (hierna: [persoon 4] ), waarin hij vraagt “
Is die wijf beschikbaar”. [persoon 4] is een jeugdvriend van verdachte en verklaarde bij de politie dat verdachte een keer een foto heeft gestuurd van een meisje met een prijslijst. Verdachte heeft hem toen verteld dat het meisje voor hem werkt en dat hij de klanten regelt. Ook heeft verdachte gezegd dat het meisje ‘echt goed’ is.
In dezelfde telefoon van verdachte treft de politie ook een chatgesprek met het telefoonnummer [telefoonnummer] dat op naam staat van [medeverdachte] . In zijn berichten stuurde [medeverdachte] onder meer: “
Ze is hele nacht buiten. Ze trekken ook geen pap”. Verdachte stuurde aan [medeverdachte] het bericht: “
Vraag der zeg heb je doekoe verdiend”.
De politie heeft op 26 juni 2023 ook de woning aan de [adres 4] in Amsterdam doorzocht, waar [persoon 2] verbleef. In die woning wordt een Tsjechisch identiteitsbewijs op naam van [persoon 1] gevonden. Er wordt onderzoek gedaan naar de telefoon die onder [persoon 2] in beslag is genomen (goednummer 6359746). Daarop wordt een gesprek gevonden tussen het Snapchataccount “ [naam 6] ” en ‘ [naam 7] ’ dat tussen 13 juni 2023 en 26 juni 2023 heeft plaatsgevonden. In de berichten zegt ‘ [naam 7] ’ onder meer dat zij bijna gratis werkt, dat zij veel schulden bij ‘hem’ heeft zodat ‘hij’ al haar geld houdt en zij alleen werkt. Het is 200 euro voor 1 uur maar zij krijgt het geld toch niet en ‘hij’ houdt alles.
Tot slot heeft de politie ook onderzoek gedaan naar de telefoon van [persoon 3] . Op de telefoon is ingelogd met het Instagram account ‘ [naam 8] ’. Meer gesprekken van dit account zijn geïmporteerd op de telefoon. Daaronder bevindt zich een bericht dat op 19 juni 2023 is verstuurd door het hiervoor genoemde Instagram account ‘ [naam 5] ’ en waarin wordt gezegd “
Ik denk dat je vandaag misschien werk hebt”. Op 22 juni 2023 zijn door ditzelfde account verschillende berichten verstuurd. Daarin zegt ‘ [naam 5] ’ onder meer dat hij ruzie heeft gehad met zijn vriend om [persoon 1] te laten overnachten. Ook zegt hij dat zij samen een bedrijf zouden beginnen waar maar een klein beetje geld voor nodig was, dat zij hem niet zo gaat achterlaten. Verder zegt hij meermalen dat hij geld heeft geïnvesteerd in [persoon 1] en dat hij voor haar en voor alles heeft gezorgd. Hij is boos dat [persoon 1] naar Zoetermeer is gegaan. Daarnaast zegt hij “
ik gaf je niet al het geld, zodat je snapt dat ik niet dom ben”en “
Ik geef jullie 24 uur om naar huis te komen of we lossen het anders op”.
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij [persoon 1] op straat is tegengekomen. Nadat zij dagen op straat had geslapen, heeft hij haar een slaapplek aangeboden in de woning van zijn vriend [medeverdachte] . Ook heeft hij verklaard hij dat hij op enig moment de afbeelding van [persoon 1] met prijslijst heeft verstuurd naar zijn Snapchat contacten.
Juridisch kader
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Dit wetsartikel staat in titel XVIII die ziet op de ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van personen. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting daarvan.
Het ten laste gelegde artikel 273f, eerste lid, sub 2, 5 en 8 Sr (feit 1) ziet op de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting door anderen en op het profiteren daarvan. Een minderjarige op enigerlei wijze faciliteren tot een rol in de prostitutie is strafbaar, onafhankelijk van de wil van de minderjarige. De minderjarigheid is een geobjectiveerd bestanddeel. Dit betekent dat het niet van belang is of een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer. Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige.
-
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr ziet - voor zover in deze zaak van belang - op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is.
Het gebruik van dwangmiddelen, zoals beschreven onder sub 1 en sub 4, is niet vereist. De overtuiging van de wetgever is dat aan de exploitatie van minderjarigen ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ inherent is.
Wel moeten de handelingen en het oogmerk van uitbuiting worden bewezen. Aangenomen wordt dat er een oogmerk van uitbuiting bestaat als de verdachte het oogmerk heeft om een minderjarige in de prostitutie te laten werken.
-
Artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr
Artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr ziet op het strafbaar stellen van - voor zover in deze zaak van belang - het brengen van een minderjarige in de prostitutie. Het gebruik van dwangmiddelen is ook hier niet vereist. Uit de wetsgeschiedenis vloeit voort dat de wetgever ten aanzien van de strafbaarstelling van op de prostitutie van minderjarigen gericht handelen, van een eis van verdergaande specifieke, een uitbuitingsituatie kenmerkende, omstandigheden niet heeft willen weten. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. Het voorgaande brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, maar dat handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
-
Artikel 273f, eerste lid, sub 8 Sr
In artikel 273f, eerste lid, sub 8 Sr gaat het over - voor zover in deze zaak van belang - het opzettelijk voordeel trekken van seksuele handelingen tegen betaling bij minderjarigen. Net zoals bij sub 2 en 5 ontbreekt het vereiste van onvrijwilligheid en hoeft de dader geen wetenschap omtrent de leeftijd te hebben gehad. Net als bij sub 5 moet het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, maar levert handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting op en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2, omdat daarvoor onvoldoende wettig bewijs is. Feit 1 kan wel worden bewezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van feit 2: ontuchtige handelingen
Bewijsminimum in zedenzaken
Artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering houdt in dat de rechter niet uitsluitend op de verklaring van één getuige kan aannemen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Deze bepaling is bedoeld om de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen in het geval dat de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij is niet vereist dat het bedoelde steunbewijs betrekking heeft op alle onderdelen van de tenlastelegging. Voor de ten laste gelegde gedragingen geldt dat de feiten en omstandigheden die in een getuigenverklaring (aangifte) worden genoemd, ook voldoende steun kunnen vinden in het overige bewijsmateriaal als dat geen betrekking heeft op de ten laste gelegde gedragingen. Daarbij geldt dat geen sprake mag zijn van een te ver verwijderd verband tussen de getuigenverklaring en dat overige bewijsmateriaal. Het vereiste van voldoende steun wordt wel omschreven als een eis van inhoudelijk verband die er vooral toe strekt dat de rechter in het concrete geval feiten en omstandigheden benoemt die op relevante wijze in verband staan met de inhoud van de verklaring van de getuige.
[persoon 1] heeft verklaard dat zij tijdens haar verblijf in de woning aan de [straat] in Amsterdam seks heeft gehad met verdachte. Door de officier van justitie is aangevoerd dat deze verklaring steun vindt in de verklaring van [persoon 2] en het aantreffen van een spermafractie met DNA-materiaal dat afkomstig is van verdachte. De spermafractie bevond zich op het onderlaken van het bed in de woning aan de [straat] , de plek waar de ontucht volgens de verklaring van [persoon 1] heeft plaatsgevonden.
De raadsvrouw heeft het volgende aangevoerd. [persoon 1] heeft voor het eerst tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris, dat twee dagen voor de zitting van 24 april 2024 heeft plaatsgevonden, over de ten laste gelegde ontuchtige handelingen verklaard. Daarnaast heeft te gelden dat de verklaring die [persoon 2] hierover heeft afgelegd niet concreet is. Hij stelt te hebben ‘gemerkt’ dat verdachte en [persoon 1] seks hebben gehad, maar heeft niet verklaard waaraan hij dit merkte. De verklaring van [persoon 2] is bovendien
decisive. Dat betekent dat in geval van een bewezenverklaring deze in beslissende mate is gebaseerd op zijn verklaring. Door de raadsvrouw is in een eerder stadium van het onderzoek verzocht [persoon 2] als getuige te horen. Dit verzoek is toegewezen, maar een getuigenverhoor heeft niet kunnen plaatsvinden. Nu de verdediging deze getuige niet heeft kunnen horen, dient zij hiervoor te worden gecompenseerd. Dit betekent volgens de raadsvrouw dat de verklaring van [persoon 2] niet voor het bewijs gebruikt mag worden. De spermafractie die op het onderlaken van het bed is aangetroffen, is volgens de raadsvrouw geen indicatie voor het ten laste gelegde, omdat onbekend is wanneer dit sperma hier is terechtgekomen.
De rechtbank stelt voorop dat zij de verklaring van [persoon 1] op zichzelf bezien betrouwbaar vindt. De vraag die zij moet beantwoorden is of deze verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De verklaring van [persoon 2] dat hij gemerkt heeft dat [persoon 1] en verdachte seks hebben gehad, vindt de rechtbank niet concreet genoeg. Zij ziet deze niet als ondersteuning voor de verklaring van [persoon 1] op dit punt. Op het onderlaken van het bed in de woning aan de [straat] in Amsterdam is een spermafractie aangetroffen die aan verdachte toebehoort. De rechtbank ziet dit evenmin als steunbewijs voor de verklaring van [persoon 1] . Verdachte heeft hiervoor als verklaring gegeven dat hij gebruik maakte van het bed en in dit bed heeft gemasturbeerd. De rechtbank stelt vast dat verdachte deze verklaring weliswaar pas heeft gegeven nadat het dossier is verstrekt, zodat hij zijn verklaring heeft kunnen aanpassen op de inhoud van het dossier. Echter, niet is vastgesteld wanneer de spermafractie op het onderlaken is terechtgekomen en daarom kan niet worden vastgesteld dat dit is gebeurd tijdens seks met [persoon 1] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [persoon 1] niet wordt ondersteund door ander bewijs. De rechtbank vindt daarom niet bewezen het onder 2 tenlastegelegde en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
3.3.2
Oordeel over feit 1: mensenhandel
Wie is gebruiker van instagram account ‘ [naam 5] ’?
De rechtbank stelt vast dat op de telefoon die bij verdachte in gebruik is verschillende berichten zijn verstuurd via het Instagram account ‘ [naam 5] ’. Verdachte heeft enerzijds verklaard dat dit een oud account is en dat hij dit account recent niet heeft gebruikt. Anderzijds heeft hij verklaard via dit account slechts enkele, maar niet de belastende berichten - die zien op het sekswerk door [persoon 1] - te hebben verstuurd. Deze belastende berichten zijn volgens verdachte verstuurd door [medeverdachte] die de telefoon van verdachte daarvoor gebruikte als verdachte bij [medeverdachte] was.
De rechtbank acht dit alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk. De betreffende berichten zijn op verschillende dagen en op verschillende momenten verstuurd met het account ‘ [naam 5] ’ vanaf de telefoon van verdachte. Daarnaast zijn die berichten alleen op de telefoon van verdachte aangetroffen en is niet gebleken van soortgelijke berichten op [medeverdachte] zijn eigen telefoon. Dat verdachte en [medeverdachte] op al deze momenten telkens samen waren en dat [medeverdachte] deze berichten in het bijzijn van verdachte heeft verstuurd via een telefoon die aan verdachte toebehoort (en bij hem in gebruik was) en de berichten bovendien zijn verzonden via een account dat aan verdachte toebehoort, is niet aannemelijk geworden.
Gelet op de feiten en omstandigheden die de rechtbank hierboven heeft vastgesteld, concludeert de rechtbank dat het verdachte is geweest die de eerder vermelde berichten heeft verstuurd via het Instagram account ‘ [naam 5] ’.
Oogmerk van uitbuiting
Uit de feiten en omstandigheden die hierboven zijn opgenomen volgt dat verdachte [persoon 1] een slaapplek heeft geboden in de woning aan de [adres 3] in Amsterdam. De rechtbank merkt daarbij op dat [persoon 1] destijds minderjarig was. Zij had, toen zij verdachte ontmoette, al enkele dagen op straat geslapen en was van verdachte afhankelijk voor de slaapplek, voedsel en geld. Verdachte heeft bewust misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij daarmee had en van de daaruit voortvloeiende afhankelijke en daarmee kwetsbare positie van [persoon 1] .
Verdachte maakte vervolgens een seksadvertentie met een foto van [persoon 1] , plaatste die vervolgens op social media en maakte seksafspraken voor haar. Ook bracht hij [persoon 1] naar de afspraken en haalde haar daar weer op. [medeverdachte] bracht [persoon 1] eveneens naar de seksafspraken. De rechtbank vindt daarmee bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het overbrengen, huisvesten en opnemen van [persoon 1] . Het doel daarvan was evident om haar sekswerk te laten verrichten en de inkomsten daaruit van haar af te nemen. De rechtbank vindt daarom ook bewezen dat sprake is geweest van het oogmerk van uitbuiting.
Medeplegen
Nu uit het dossier is gebleken dat voor het bewezen verklaarde de woning van [medeverdachte] beschikbaar is gesteld en ook [medeverdachte] [persoon 1] naar seksafspraken heeft gebracht en haar heeft opgehaald, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen.
4
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 mei 2023 tot en met 23 juni 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met één ander, een ander, te weten [persoon 1] , vijftien jaren oud, geboren op[geboortedag 2] [jaar], die zich in een kwetsbare positie bevond
telkens heeft overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [persoon 1] , terwijl die [persoon 1] de leeftijd van achttien jaren, nog niet had bereikt
en
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [persoon 1] de leeftijd van achttien jaren, nog niet had bereikt
en
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [persoon 1] , met een derde tegen betaling, terwijl die [persoon 1] de leeftijd van achttien jaren, nog niet had bereikt
immers heeft hij, verdachte, telkens tezamen en in vereniging met één ander:
- die [persoon 1] onderdak geboden in de woning van medeverdachte [medeverdachte] aan de [adres 3] en
- die woning aan de [adres 3] ter beschikking gesteld als werkplek voor prostitutiewerkzaamheden van die [persoon 1] en
- zich op boze en agressieve en anderszins dreigende en overheersende wijze geuit en- die [persoon 1] geïntimideerd en gemanipuleerd door onder andere te zeggen dat hij, verdachte, voor haar heeft gezorgd en in haar heeft geïnvesteerd en
- die [persoon 1] voorgehouden “about werk baby you're not going to leave me like this and l've invested money in it and that's not just you said okay you've given me the green light now there's no turning back” en
- die [persoon 1] gedwongen om op dagen meerdere klanten te ontvangen en bezoeken en
- die [persoon 1] naar klanten gebracht en bij klanten opgehaald en
- het geld dat die [persoon 1] verdiende ontvangen en
- die [persoon 1] in een positie gebracht en gehouden waar zij niet over haar eigen financiële middelen kon beschikken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte, de context van de zaak en de omstandigheid dat verdachte niet eerder gedetineerd is geweest. Zij heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden op te leggen, waarvan
12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van [persoon 1] , een kwetsbaar minderjarig meisje van destijds vijftien jaar oud en van Tjechische afkomst. Verdachte heeft een seksadvertentie met prijslijst gemaakt en verspreid. Daarnaast heeft hij seksafspraken voor [persoon 1] gemaakt en [persoon 1] naar die afspraken gebracht en opgehaald. In een periode van negen dagen moest zij seks hebben met onbekende mannen, soms wel drie tot vier keer per dag. Verdachte heeft hiervan financieel geprofiteerd. Toen [persoon 1] verdachte te kennen gaf uit de prostitutie wilde stappen, heeft verdachte haar met intimiderende en dreigende berichten geprobeerd zich te blijven prostitueren.
Met zijn handelen heeft verdachte [persoon 1] in ernstige mate geschaad in haar lichamelijke en geestelijke integriteit ten behoeve van zijn eigen financiële gewin.
Verdachte heeft op zitting bekend dat hij de seksadvertentie van [persoon 1] heeft rondgestuurd en heeft hiervoor zijn spijt betuigd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verdachte een aanzienlijk groter aandeel heeft gehad dan hij heeft verklaard. Hij heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor het seksueel uitbuiten van [persoon 1] . Sterker nog, hij heeft de schuld juist afgeschoven op [medeverdachte] , die volgens verdachte een leidende rol heeft gehad. Uit het dossier volgt echter een ander beeld van [medeverdachte] , namelijk dat van een kwetsbaar persoon. Verdachte heeft dit op zitting bevestigd; hij kent [medeverdachte] als iemand die wel eens in de war is. Daarbij komt dat in het dossier een berichtenwisseling zit van vóór het bewezen verklaarde, waaruit volgens de rechtbank volgt dat [medeverdachte] juist door verdachte wordt aangestuurd. Uit de inhoud van het dossier krijgt de rechtbank het algehele beeld dat verdachte een leidende en sturende rol heeft gehad in de bewezenverklaarde mensenhandel en daarbij kwetsbare personen - zowel [persoon 1] als [medeverdachte] - heeft ingezet voor zijn eigen gewin.
Gelet op de houding van verdachte heeft de rechtbank in het geheel niet de indruk gekregen dat hij is doordrongen van de ernst van zijn handelen.
De rechtbank vindt dat slechts een forse gevangenisstraf recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf wordt rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder in contact is geweest met politie en justitie vanwege een soortgelijk feit.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor mensenhandel. Als oriëntatiepunt voor het seksueel uitbuiten van een minderjarige geldt een gevangenisstraf
vanaf24 maanden.
In het rapport van 22 januari 2024 merkt de reclassering op dat er op geen enkel punt in het leven van verdachte stabiliteit is. Hij lijkt niet intrinsiek gemotiveerd te zijn om aan zijn middelengebruik te werken. Daarbij stelt verdachte zich in het gesprek met de reclassering sociaal wenselijk op. Hij lijkt niet altijd de waarheid te vertellen en eventuele referenten mogen niet worden geraadpleegd. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte verklaarde op de zitting dat hij bereid is mee te werken aan bijzondere voorwaarden. Hij wilde al eerder stoppen met blowen, maar werd daarbij niet geholpen. Ook nu heeft hij zich als doel gesteld te stoppen met blowen. In detentie wil hij hiervoor een training volgen.
Hoewel de reclassering een gedeeltelijk voorwaardelijke straf adviseert, verhoudt dit zich niet met wat in het rapport is vermeld over de houding en motivatie van verdachte. Op basis van het reclasseringsrapport ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Bovendien kunnen de geadviseerde voorwaarden, in het geval geen voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd, worden toegepast in het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling.
Nu de rechtbank - anders dan de officier van justitie - komt tot vrijspraak van feit 2 en gelet op alle andere hiervoor genoemde omstandigheden, wordt bij de straftoemeting afgeweken van de strafeis van de officier van justitie. De rechtbank vindt het, alles bij elkaar genomen, op zijn plaats om verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 42 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheid-stelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

8.1
Vordering in de zaak met parketnummer 96/219851-22
Bij de stukken bevindt zich de op 4 april 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 96/219851-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
26 januari 2023 van de kantonrechter, waarbij verdachte is veroordeeld tot twee weken hechtenis, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
8.2
Vordering in de zaak met parketnummer 96/142933-22
Bij de stukken bevindt zich de op 4 april 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 96/142933-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
23 februari 2023 van de kantonrechter, waarbij verdachte is veroordeeld tot taakstraf van
40 uur, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 20 uur niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
8.3
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voornoemde vorderingen dienen te worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vorderingen af te wijzen, omdat deze zien op veroordelingen wegens feiten van een geheel andere aard en orde. Subsidiair wordt verzocht de straf in de zaak met parketnummer 96/219851-22 om te zetten naar een taakstraf.
8.4
Oordeel van de rechtbank
Uit de inhoud van dit vonnis is gebleken dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank merkt op dat voor tenuitvoerlegging niet is vereist dat een voorwaardelijke straf is opgelegd wegens een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding de tenuitvoerlegging van de hierboven genoemde voorwaardelijke straffen te gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van mensenhandel, terwijl die persoon ten aanzien van wie het in artikel 273 f, eerste lid onder 2, 5 en 8 omschreven feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging
- Gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij het vonnis met parketnummer 96/219851-22, te weten twee weken hechtenis.
- Gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij het vonnis met parketnummer 96/142933-22, te weten een taakstraf van 20 uur subsidiair 10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en A.M. Grüschke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P. Jit, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 mei 2024.
[...]

1.[...]

  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]

4.[...][...]