ECLI:NL:RBAMS:2024:2707

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
13/200620-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen en invoer van cocaïne

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een aantal maanden schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen en het invoeren van 276,65 kilogram cocaïne. De verdachte werd beschuldigd van het witwassen van een aanzienlijk bedrag van ongeveer € 4.349.950,- en het samen met anderen invoeren van cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft rekening gehouden met de procesafspraken die zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, evenals de gezondheidssituatie van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde straf van vier jaar gevangenisstraf en een geldboete van € 100.000,- in redelijke verhouding staat tot de ernst van de feiten. De verdachte heeft geen bewijsverweren gevoerd en heeft ingestemd met de procesafspraken, die zijn gemaakt om de behandeling van de strafzaak efficiënt te laten verlopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot de opgelegde straf.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/200620-23
Datum uitspraak: 16 april 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1962 in [geboortedag] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P. Scholte, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de tussen het Openbaar Ministerie en verdachte op 2 april 2024 gesloten overeenkomst ten aanzien van de door hen gemaakte procesafspraken.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij:
Feit 1
in de periode van 29 juni 2020 tot en met 2 oktober 2020 in verschillende plaatsen in Nederland, België en/of Spanje samen met anderen in totaal ongeveer € 4.349.950,- heeft witgewassen en daar een gewoonte van heeft gemaakt;
Feit 2
in de periode van 18 juli tot en met 21 juli 2020 in verschillende plaatsen in Nederland, België, Brazilië en/of Spanje samen met anderen 276,65 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich - overeenkomstig de procesafspraken - op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig de procesafspraken - geen bewijsverweren gevoerd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
Het onderzoek Marinto is gestart naar aanleiding van bevindingen uit het onderzoek Argus. In dat onderzoek zijn versleutelde berichten, verzonden via aanbieder SkyECC, beschikbaar gekomen en (deels) leesbaar gemaakt. Daardoor zijn onder andere de berichten van de gebruiker van [gebruikersnaam Sky 1] en [gebruikersnaam Sky 2] in beeld gekomen. Uit deze berichten komen aanwijzingen voor strafbare feiten naar voren.
Bewijs
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en de hiernavolgende overwegingen. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Identificatie SKY-ID’s
Het bewijs in deze zaak bestaat voor een groot deel uit Sky-berichten. Om die reden wordt eerst bekeken of Sky-ID’s [gebruikersnaam Sky 1] en [gebruikersnaam Sky 2] kunnen worden gekoppeld aan verdachte. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte de gebruiker is van deze Sky-ID’s en overweegt daartoe als volgt.
Uit onderzoek naar deze Sky-ID’s blijkt dat de accounts elkaar opvolgen in perioden van gebruik, overeenkomende gebruikersnaam hebben en hetzelfde unieke wachtwoord hebben. Daarnaast peilen de IMEI-nummers, die zijn gekoppeld aan de Sky-accounts, veelvuldig uit in de directe nabijheid van adressen die in verband gebracht kunnen worden met verdachte. Verder wordt de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 2] ‘ [naam] ’ genoemd, terwijl de voornaam van verdachte [voornaam] is. Ook zijn in de chats zeven voornamen genoemd die overeenkomen met namen van familieleden van verdachte en wordt de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 2] op [geboortedag] 2021 gefeliciteerd met zijn verjaardag. Verdachte is op deze datum jarig.
Feit 1
Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte de gebruiker is van de Sky-accounts, acht zij ook bewezen dat verdachte samen met anderen een geldbedrag van in totaal € 4.349.950,- heeft witgewassen en daar een gewoonte van heeft gemaakt. Daartoe overweegt zij als volgt.
Witwassen
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de geldbedragen afkomstig zijn van een nauwkeurig (eigen) aangeduid misdrijf. Echter, ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf voorwerpen afkomstig zijn, kan witwassen daarvan worden bewezen. Hiervan is sprake als de rechtbank kan vaststellen dat het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
i. Witwasvermoeden
Daarvoor is allereerst vereist dat wordt vastgesteld dat de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is.
In de Sky-chats wordt veelal over hoge bedragen gesproken. Ook zijn in de Sky-chats foto’s van tokens aangetroffen. Uit de berichten blijkt dat de overdracht in openbare ruimtes plaatsvond en dat hiervoor geldkoeriers werden ingezet. Verder werd gebruik gemaakt van een encrypted telefoon en encrypted communicatiediensten. Tot slot houdt verdachte zich - zoals onder feit 2 bewezen zal worden verklaard - bezig met de invoer van cocaïne en beschikt hij niet over een legaal inkomen. De rechtbank vindt dat dit voldoende indicatoren zijn om te spreken van een witwasvermoeden.
Verklaring verdachte
Het voorgaande betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van de geldbedragen. Die verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Verdachte heeft echter geen verklaring willen afleggen. De rechtbank stelt daarom vast dat het niet anders kan dan dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist. Gezien de vergaande betrokkenheid van verdachte bij de geldverplaatsingen en zijn betrokkenheid bij het onder feit 2 bewezenverklaarde, is het uitgesloten dat hij niet van de illegale herkomst van de gelden afwist.
Witwashandelingen
De rechtbank acht daarbij bewezen dat verdachte door zijn handelen de herkomst en de verplaatsing van het geld heeft verborgen en verhuld. Door het gebruikmaken van versleutelde berichten, (anonieme) geldkoeriers en tokens ten behoeve van de overdracht is geprobeerd om de herkomst en de verplaatsing van het geld buiten het zicht van de financiële autoriteiten om te laten gaan. Ook heeft verdachte door zijn handelen verborgen en verhuld wie de rechthebbenden van de geldbedragen waren en wie de geldbedragen voorhanden had. Tot slot acht de rechtbank op grond van de Sky-berichten ook bewezen dat verdachte de geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.
Gewoonte en medeplegen
Gelet op de periode, te weten ongeveer drie maanden, waarin de transacties hebben plaatsgevonden en de veelheid aan transacties, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Uit de chatberichten volgt tevens dat verdachte bij het witwassen van de verschillende geldbedragen in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gehandeld.
Feit 2:
Invoer van 275,65 kilogram cocaïne
Uit Sky-berichten die tussen verdachte en de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 3] en tussen de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 3] en andere Sky-gebruikers zijn verstuurd, blijkt dat verdachte en de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 3] contact hebben over een transport van pakketten en dozen.
Op 28 juni 2020 verwijst de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 5] in een gesprek met gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 3] naar ‘275 speeltjes’ van het merk ‘Maserati’ die zouden zijn geladen in kartonnen dozen. Vanaf 18 juli 2020 heeft verdachte contact met de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 3] over de import van 8 of 9 dozen. Verdachte stuurt berichten over het containerschip waarmee de dozen worden verscheept. Verdachte geeft vervolgens aan op welk tijdstip de container zal worden leeggehaald. Op 24 juli 2020 stuurt verdachte dat de container leeg is en dat er andere zegels (van de douane in Rotterdam) op zitten. Hij geeft aan dat het erop lijkt dat het leeghalen van de container in Rotterdam is gebeurd. Hierna geeft hij diverse instructies aan de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 3] om zijn contact te benaderen en hem te informeren dat de container leeg is.
Vervolgens blijkt uit chats van 23 en 24 juli 2020 tussen de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 4] en de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 3] dat de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 4] niet begrijpt hoe het fout is gegaan. Ook stuurt de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 4] foto’s met daarop de gegevens van de container waarin de dozen zijn verstuurd afgebeeld, te weten het zegelnummer ( [zegelnummer] ) en het containernummer ( [containernummer] ).
Op 21 juli 2020 zijn door de douane in Rotterdam 8 dozen met daarin 275 pakketten cocaïne met een nettogewicht van in totaal 276,65 kilogram in beslag genomen. Deze werden aangetroffen in een container met containernummer [containernummer] en zegelnummer [zegelnummer] . De pakketten waren voorzien van het logo van Maserati. De douane heeft de container vervolgens afgesloten en verzegeld met een Douane-verzegeling. Hierna is de container weer ter beschikking gesteld aan de rederij om zijn originele route te vervolgen.
Uit het voorgaande volgt dat het containernummer, het zegelnummer en het logo van de in beslag genomen cocaïne identiek zijn aan de gegevens die de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 4] stuurt naar de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 3] . Ook het aantal pakketten komt overeen. De rechtbank stelt daarom vast dat de chats over ‘275 speeltjes’ van het merk ‘Maserati’ gaan over het importeren van 275 pakketten cocaïne. Deze pakketten zijn in Rotterdam door de douane onderschept. Gelet op de communicatie tussen verdachte en de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 3] over het aantreffen van de lege container met een zegel van de Douane Rotterdam, stelt de rechtbank vast dat verdachte ook betrokken was bij de invoer van deze pakketten.
Medeplegen
De rechtbank vindt daarbij dat de sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de gebruikers van de genoemde Sky-ID’s. De gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 4] en de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam Sky 3] hebben contact over de verzending van de container met daarin cocaïne, waarbij het de bedoeling was dat deze onder leiding van verdachte zou worden leeggehaald.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met anderen 276,65 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Feit 1
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 21 juni 2020 tot en met 2 oktober 2020, te Amstelveen en Amsterdam en Zundert en te Antwerpen en in Malaga tezamen en in vereniging met anderen,van:
- Eén geldbedrag van EUR 108.950,00;
- Eén geldbedrag van EUR 136.000,00;
- Eén geldbedrag van EUR 530.000,00;
- Meerdere geldbedragen van in totaal EUR 381.600,00;
- Eén geldbedrag van EUR 175.000,00;
- Eén geldbedrag van EUR 500.000,00;
- Eén geldbedrag van EUR 1.040.000,00;
- Eén geldbedrag van EUR 485.000,00;
- Eén geldbedrag van EUR 550.000,00;
- Eén geldbedrag van EUR 443.400,00,
de herkomst en de verplaatsing heeft verborgen en verhuld, dan wel heeft verborgen en heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op die geldbedragen was/waren, en heeft verborgen en heeft verhuld wie die geldbedragen voorhanden heeft/hebben en voorhanden en overgedragen heeft, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf en hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 2
in de periode van 18 juli 2020 tot en met 21 juli 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een netto hoeveelheid van 276,65 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Procesafspraken

8.1.
Totstandkoming procesafspraken
Het Openbaar Ministerie en de raadsman van verdachte hebben sinds 15 februari 2024 de mogelijkheden besproken van het maken van procesafspraken met betrekking tot de afdoening van de strafzaak. Per e-mail van 21 maart 2024 heeft de officier van justitie aan de rechtbank kenbaar gemaakt dat de verdediging en de officier van justitie tot een overeenkomst zijn gekomen. Zij heeft de rechtbank op 29 maart 2024 een (nog niet ondertekende) raamovereenkomst met bijbehorend addendum toegestuurd. De raamovereenkomst en het bijbehorend addendum zijn op 2 april 2024, vlak voor de zitting, door de partijen ondertekend. Zowel de procesafspraken als het addendum zijn als
bijlage IIaan dit vonnis gehecht en gelden als hier ingevoegd.
8.2.
Overeengekomen procesafspraken
In de raamovereenkomst staat onder meer vermeld dat het Openbaar Ministerie en de verdediging door het maken van de procesafspraken beogen om de behandeling van de strafzaak zo efficiënt mogelijk te maken en om daardoor zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen over de uitkomst van de strafzaak voor verdachte. In de raamovereenkomst staat verder vermeld dat tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging overeenstemming is bereikt over de te eisen straf, de behandeling van de onderzoekswensen, de afhandeling van inbeslaggenomen goederen.
Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn concreet overeengekomen dat, zakelijk weergegeven:
het Openbaar Ministerie in het kader van deze overeenkomst:
  • ter terechtzitting zal requireren tot een bewezenverklaring en kwalificatie van de aan verdachte tenlastegelegde feiten en een strafeis van 4 jaar met aftrek van voorarrest en een geldboete ter hoogte van € 100.000,- (zegge: honderdduizend euro) zal vorderen;
  • geen hoger beroep instelt indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdachte/verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken;
  • het afzien van hoger beroep nadrukkelijk afhankelijk stelt van het nakomen van een betalingsverplichting van verdachte van de geldboete van € 100.000,- (zegge: honderdduizend euro) die onderdeel uitmaakt van deze overeenkomst;
  • van verdachte geen nadere verklaring verwacht. Uiteraard staat het verdachte vrij dit ter zitting alsnog/wel te doen.
Verdachtein het kader van deze overeenkomst:
  • geen onderzoekswensen indient;
  • geen bewijsverweren voert en al ingediende onderzoekswensen intrekt;
  • geen bekennende verklaring aflegt; de verdediging zal voor de zitting van 2 april 2024, door ondertekening van deze procesafspraken en door middel van een bericht van de raadsman richting rechtbank en Openbaar Ministerie schriftelijk aangeven dat de hier in deze overeenkomst opgenomen feiten en kwalificaties zoals tussen Openbaar Ministerie en verdediging vastgesteld, niet worden ontkend en dat er geen inhoudelijk verweer zal worden gevoerd;
- afstand doet van de in beslag genomen goederen, te weten: Bouwers & Wilkins speakerset (IBN-codes: S1042.02.01.001, S1042.02.01.002, S1042.02.01.003, S1042.02.01.004 en S1042.02.01.005), Google Pixel telefoon (IBN-code: S1042.01.01.001), iPad (IBN-code: S1042.01.03.001) en een iPhone (IBN-code: PJT62.01.001) zoals genoemd in de bijgevoegde afstandsverklaring, proces- verbaalnummer ADRBB23008.000411 (bijlage 1) en documentcode DZK-001-05.
  • voor het verstrijken van de termijn van twee weken voor het instellen van hoger beroep, te weten uiterlijk op
  • geen hoger beroep instelt indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en de strafoplegging conform de tussen de verdachte/verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken;
  • zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken. De tenuitvoerlegging zal onmiddellijk na onherroepelijk worden van het vonnis plaatsvinden;
  • geeft aan betalingsbereid te zijn, in staat te zijn tot betaling en geen draagkrachtverweer te zullen voeren, voor wat betreft zijn financiële verplichtingen voortvloeiende uit de strafzaak zelf.
8.3.
Beoordeling procesafspraken door de rechtbank
De rechter kan alleen acht slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in een afdoeningsvoorstel de verdachte in de regel afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten. [1]
De rechtbank heeft op de zitting van 2 april 2024 de procesafspraken besproken met verdachte, terwijl hij werd bijgestaan door zijn raadsman. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij begrijpt waar de procesafspraken uit bestaan. Hij heeft ingestemd met de afspraken, omdat hij wil dat de zaak wordt afgedaan zodat hij deze achter zich kan laten. De rechtbank heeft de gevolgen van de procesafspraken besproken en zijn rechtspositie concreet aan de orde gesteld. Verdachte heeft verklaard dat hij zich bewust is van de procesafspraken en de gevolgen hiervan en dat hij nog altijd achter de gemaakte afspraken en het afdoeningsvoorstel staat. De rechtbank heeft begrepen dat verdachte zich vrij voelde om zelf te beslissen en zich niet onder druk gezet heeft gevoeld om de procesafspraken te maken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte - die gedurende zijn proces steeds is bijgestaan door een advocaat - vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie, en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan de procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank heeft zich er bij de inhoudelijke behandeling van vergewist dat de verdachte nog altijd achter de gemaakte afspraken en het afdoeningsvoorstel staat. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat zij acht kan slaan op de tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte procesafspraken.
9. Motivering van de straffen
9.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform de procesafspraken gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht en een geldboete van € 100.000,- die verdachte voor 29 april 2024 dient te voldoen.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij de eis van de officier van justitie.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een aantal maanden schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt ertoe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarmee de integriteit van het financiële en economische verkeer wordt aangetast.
Daarnaast heeft verdachte samen met anderen in totaal 276,65 kilogram cocaïne ingevoerd in Nederland. Dergelijke hoeveelheden kunnen niet anders dan zijn bestemd voor de handel. Cocaïnehandel heeft een grote ontwrichtende invloed op de samenleving, zowel op het gebied van gezondheid en welzijn als op de veiligheid en het financiële stelsel. Drugs zijn immers schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan en gaat ook veelvuldig gepaard met diverse vormen van (zware) criminaliteit, met veel geweld, schade en overlast als gevolg. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij hieraan heeft bijgedragen.
Uitgangspunt
De rechtbank heeft gekeken naar de orientatiepunten voor straffen die de rechtbanken en gerechtshoven onderling hebben vastgesteld (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het invoeren van harddrugs boven 20 kilo is een gevangenisstraf van 60 maanden of hoger en bij een ‘organisatie’ 72 maanden of hoger. Voor witwassen kijkt de rechtbank naar de oriëntatiepunten voor fraudedelicten. Bij een benadelingsbedrag vanaf € 1 miljoen is een gevangenisstraf vanaf 24 maanden het uitgangspunt.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 8 maart 2024. Hieruit blijkt dat hij eerder in 1998 is veroordeeld voor een soortgelijk feit, te weten handel in softdrugs. Gelet op het lange tijdsverloop sindsdien zal de rechtbank dit niet in strafverzwarende zin meewegen.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 5 maart 2024 met betrekking tot verdachte. In dat rapport staat - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende. De reclassering schat het risico op recidive in op gemiddeld-hoog. De leefgebieden financiën, houding, sociaal- en familienetwerk zijn bij bewezenverklaring delictgerelateerd. De mate van samenhang tussen de delictgerelateerde leefgebieden lijkt bepaald door de pro-criminele houding van verdachte en zijn coping strategieën. Eerder strafrechtelijk ingrijpen heeft niet het gewenste afschrikeffect gehad. Zijn gezondheidstoestand is niet stabiel. De fysieke gezondheidstoestand van verdachte kan in de toekomst een effect hebben op het gevaar voor recidive en zijn pro-criminele attitude. Hij is fysiek beperkt en heeft mogelijk cognitieve schade opgelopen. Of dit een positief of negatief effect heeft op zijn gedrag en keuzes, kan nu nog niet beoordeeld worden. Daar is het mogelijk opgelopen trauma nog te kort geleden voor.
Procesafspraken
Uit de procesafspraken blijkt dat de officier van justitie zonder procesafspraken een gevangenisstraf van zes jaar zou hebben geëist, terwijl de rechtbank zonder procesafspraken voor deze feiten samengenomen uit zou zijn gegaan van een gevangenisstraf van tenminste zeven jaar.
Toch zal de rechtbank de conform de procesafspraken gevorderde strafeis volgen. De rechtbank is van oordeel dat de procesafspraken zowel recht doen aan de belangen van de maatschappij als aan de persoonlijke belangen van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in acht genomen dat uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte sinds hij in detentie is genomen een zware periode achter de rug heeft vanwege een hersenbloeding waarvan hij herstellende is. Dit heeft verdachte op de zitting ook bevestigd. Daarnaast heeft vanwege een trage hartslag een pacemakerimplantatie plaatsgevonden. Verder heeft hij meegewerkt aan het onderzoek, moet hij op basis van de procesafspraken vóór 29 april 2024 een forse geldboete betalen en heeft hij afstand gedaan van de in beslag genomen goederen.
De rechtbank is van oordeel dat - gegeven deze omstandigheden - het voorstel in redelijke verhouding tot de ernst van de zaak staat en betrekt daarbij dat het niet alleen een efficiënte en voortvarende behandeling van de zaak dient, maar ook een effectieve afdoening daarvan, omdat de zaak sneller onherroepelijk wordt en de straffen sneller worden geëxecuteerd. Het voorstel doet tot slot ook recht aan de belangen van de maatschappij om crimineel vermogen uit de samenleving te halen.
De straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht en een geldboete van € 100.000,-, passend en geboden is.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24c 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
-
medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken, meermalen gepleegd
Feit 2
-
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte voorts tot een
geldboetevan
€ 100.000 (honderdduizendeuro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 360 (driehonderdzestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. J.M.R. Vastenburg en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Brokkelkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 april 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR: 2022:1252