ECLI:NL:RBAMS:2024:2699

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
13/112123-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor uitbreiding van vervolging op basis van de Overleveringswet

Op 17 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de Internationale Rechtshulpkamer, een beslissing genomen op een verzoek van de Oberstaatsanwältin in Bamberg. Dit verzoek was ingediend op 2 april 2024 en had betrekking op de toestemming voor uitbreiding van de vervolging van een overgeleverde persoon, geboren in Afghanistan, die momenteel gedetineerd is in Duitsland. Het verzoek was gebaseerd op artikel 14 van de Overleveringswet (OLW) en betrof feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan, waarvoor de betrokkene niet was overgeleverd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de eisen van artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De overgeleverde persoon is op 20 april 2023 gehoord door de rechter-commissaris bij de Kantonrechtbank te Bamberg, waarbij hij de gelegenheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken. De rechtbank concludeert dat de voorhanden zijnde stukken toereikend zijn om een beslissing te nemen, met volledige eerbiediging van de rechten van de verdediging van de overgeleverde persoon.

De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek toe te wijzen en verleent toestemming voor de uitbreiding van de vervolging voor de feiten zoals vermeld in het verzoek. Deze beslissing is genomen door de voorzitter mr. O.P.M. Fruytier, samen met de rechters mr. H.J. Bos en mr. A.L. op ‘t Hoog, in tegenwoordigheid van griffier mr. H.L. van Loon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer 13/112123-24
Datum beslissing: 17 april 2024
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 2 april 2024, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan en waarvoor de betrokkene niet is overgeleverd, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek, dat is ingediend door de
Oberstaatsanwältin Bambergop 6 februari 2024 en is vergezeld van een Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd door het
Landgericht Bamberg(Duitsland) op 8 januari 2024, betreft:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] (Afghanistan),
thans gedetineerd in Duitsland,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De overgeleverde persoon is op 20 april 2023, in het bijzijn van zijn raadsman, gehoord door de rechter-commissaris bij de Kantonrechtbank te Bamberg.
Uit het betreffende proces-verbaal in samenhang met de aanbiedingsbrief van de
Oberstaatsanwältin in Bambergvan 6 februari 2024 leidt de rechtbank af dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken. [1]
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.
De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.

2.Beslissing

De rechtbank:
verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor uitbreiding van de vervolging van
[opgeëiste persoon]
voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is genomen op 17 april 2024 door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mr. H.J. Bos en mr. A.L. op ‘t Hoog rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffiers,

Voetnoten

1.HvJ EU 26 oktober 2021, C-428/21 PPU en C-429/21 PPU, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.