ECLI:NL:RBAMS:2024:268

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
1328962023
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met verwerping van genoegzaamheidsverweer

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Kantongerecht in Aschaffenburg, Duitsland. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in het Verenigd Koninkrijk, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 4 januari 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon via videoverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De officier van justitie heeft op 9 november 2023 de vordering tot behandeling van het EAB ingediend.

De raadsman van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat het EAB niet genoegzaam is, omdat de betrokkenheid van zijn cliënt niet voldoende blijkt uit het EAB. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoende informatie bevatte over de omstandigheden van de strafbare feiten en dat de opgeëiste persoon als mededader wordt aangemerkt. De rechtbank heeft het verweer van de raadsman verworpen en geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het strafbare feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, is opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, en dat er een maximum vrijheidsstraf van ten minste drie jaren op staat. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij is opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/289620-23
Datum uitspraak: 18 januari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 9 november 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 oktober 2023 door het Kantongerecht (
Amtsgericht) Aschaffenburg, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [naam PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 januari 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is middels een videoverbinding verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H.L. Antonides, advocaat te Roermond en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van Kantongerecht (
Amtsgericht) Aschaffenburg van
29 september 2023, met dossiernummer 306 Gs 1877/23.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat het EAB niet genoegzaam is. De mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon blijkt namelijk niet of niet voldoende uit het EAB. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de raadsman erop gewezen dat er geen herkenning van de opgeëiste persoon heeft plaatsgevonden en dat er meerdere mensen zijn met dezelfde naam, waaronder zijn eigen vader. De betrokkenheid van de opgeëiste persoon blijkt daarmee onvoldoende uit het EAB.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is en hetgeen door de raadsman is aangevoerd een bewijsverweer betreft. Een dergelijk verweer staat ter beoordeling aan de Duitse strafrechter en kan niet tot weigering van de overlevering leiden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
Met de officier van justitie is de rechtbank tegen deze achtergrond van oordeel dat het EAB genoegzaam is. Uit artikel 2, lid 2 onder e, OLW volgt weliswaar dat de
matevan betrokkenheid van de gezochte persoon moet worden vermeld, maar niet dat de verdenking van betrokkenheid moet worden onderbouwd. Uit de feitomschrijving volgt in dit geval de pleegplaats, pleegdatum, de rol van de opgeëiste persoon - waarbij de opgeëiste persoon als mededader wordt aangemerkt - en de beschrijving van het feit. Daarmee is voldaan aan de in artikel 2, lid 2 onder e, OLW gestelde eisen. Daarbij komt dat sprake is van een vervolgings-EAB, waarbij de overlevering is gevraagd ten behoeve van een nog lopend strafrechtelijk onderzoek. De precieze gang van zaken met betrekking tot het feit waarvan de opgeëiste persoon in Duitsland wordt verdacht, zal later in Duitsland moeten blijken. Voor zover de raadsman heeft betoogd dat het EAB ongenoegzaam is omdat in de feitsomschrijving alleen de naam van de opgeëiste persoon - die veel voorkomend zou zijn - wordt genoemd, verwerpt de rechtbank gelet op het voorgaande eveneens het verweer. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat het EAB ook de verdere persoonsgegevens van de opgeëiste persoon vermeldt, waaronder zijn geboortedatum, zodat het EAB in ieder geval evident op hem betrekking heeft.
De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Kantongerecht (
Amtsgericht) Aschaffenburg (Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 januari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.