ECLI:NL:RBAMS:2024:2656

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
13/075268-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Duitsland

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Bonn in Duitsland. Het EAB, dat op 30 januari 2024 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 2001, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft op 25 april 2024 de behandeling van het EAB gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. M. al Mansouri, aanwezig was. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om bij de zitting aanwezig te zijn en werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. J. Klein Molekamp.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Duitse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van strafbare feiten volgens Duits recht, waarvoor de uitvaardigende justitiële autoriteit om overlevering verzoekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn, waaronder diefstal en poging tot diefstal.

De raadsman heeft verzocht om de feitelijke overlevering pas toe te staan na afronding van de Nederlandse strafzaak, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank staat daarom de overlevering toe, zoals verzocht door het Amtsgericht Bonn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/075268-24
Datum uitspraak: 8 mei 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 8 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 januari 2024 door het
Amtsgericht Bonn, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 2001,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 april 2024, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft middels een schriftelijke verklaring afstand gedaan van zijn recht om bij de zitting aanwezig te zijn. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. J. Klein Molekamp, advocaat in ’s-Gravenhage die namens hem het woord heeft gevoerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Duitse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot voorlopige hechtenis van het
Amtsgericht Bonnvan 27 juli 2023, dossiernummer: 50 Gs 3149/23.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Artikel 36 OLW

De raadsman heeft de rechtbank verzocht de feitelijke overlevering pas toe te staan wanneer de behandeling van de Nederlandse strafzaak is afgerond, zodat de opgeëiste persoon zijn verdediging ten volle kan voeren, inclusief de voorbereiding hiervan met zijn raadsman. Wanneer de officier van justitie hierover gaat, heeft de raadsman verzocht dat de rechtbank een overweging opneemt, waarin staat dat de opgeëiste persoon pas wordt overgeleverd wanneer de Nederlandse strafzaak is afgerond om eerder genoemde reden.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een nog lopende strafzaak geen omstandigheid vormt die van belang is voor de beslissing over de toelaatbaarheid van de overlevering. Ingevolge artikel 36, eerste lid, OLW kan de Nederlandse strafzaak aanleiding vormen om, indien de overlevering wordt toegestaan, de feitelijke overlevering uit te stellen, maar daarover kan volgens het genoemde artikel alleen de officier van justitie een beslissing nemen en pas nadat de rechtbank de overlevering heeft toegestaan. De rechtbank verwerpt het verweer.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45, 310 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Bonn(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.W.T. Klappe en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 8 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.