Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Landgericht Mönchengladbach in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1985 in Duitsland, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd was. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 9 april 2024 gestart, maar deze werd geschorst vanwege het ontbreken van een tolk in de Duitse taal. De zitting werd voortgezet op 25 april 2024, waarbij de opgeëiste persoon bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. B.J. Lokollo, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.
Het EAB betreft een vrijheidsstraf van drie jaar die aan de opgeëiste persoon is opgelegd, waarvan nog 365 dagen resteerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De raadsman heeft verweer gevoerd over de detentieomstandigheden in Duitsland, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bewijs is voor een algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon in de Duitse gevangenis. De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding afgewezen en de overlevering toegestaan.
De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik als voorzitter, samen met mrs. A.W.T. Klappe en H.P. Kijlstra. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan voor de feiten zoals omschreven in het EAB, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.