ECLI:NL:RBAMS:2024:2637
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beslissing tot toevoeging raadsman op grond van artikel 509a jo. 509c Sv betreffende verdachte met gebrekkige geestvermogens
Op 26 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen in de zaak met parketnummer 13/192252-23. De verdachte, geboren in 1987 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, is thans gedetineerd. Tijdens de zitting heeft de verdachte aan zijn raadsman, mr. M.D. Rijnsburger, laten weten dat hij niet wenst dat deze verweer voert. De raadsman heeft daarop aangegeven zich te willen onttrekken, omdat hij meent dat de belangen van de verdachte niet voldoende gediend kunnen worden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) vastgesteld dat er vermoedens bestaan dat de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn. Dit vermoeden is gebaseerd op diverse stukken in het dossier, waaronder recente psychiatrische en psychologische rapportages, alsook de verklaring van de psycholoog ter zitting. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij het proces als een schijnproces beschouwt en dat hij in een complot is beland.
Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten om een raadsman aan de verdachte toe te wijzen. De rechtbank verklaart dat de verdachte niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen en dat hij recht heeft op rechtsbijstand, ongeacht zijn wensen. De voorzitter heeft bepaald dat mr. M.D. Rijnsburger als raadsman zal worden toegevoegd, en deze beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de verdachte. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en de griffier op de openbare terechtzitting van 26 april 2024.