Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
[eiser]),
Bank),
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8,
- het tussenvonnis van 11 oktober 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
2.De feiten
- een betaalrekening voor studenten,
- een oranjespaarrekening,
- een creditcard.
- er meer zorg was gedeclareerd dan waarvoor een zorgovereenkomst bestond, ondanks herhaaldelijke verzoeken aan de budgethouder ( [eiser] zusje) om een wijzigingsovereenkomst op te stellen;
- het aantal gedeclareerde uren het maximum van 40 uur per week zorgwerkzaamheden uit de Arbeidstijdenwet heeft overschreden met in totaal 1.355 uur, reden waarom een daarmee corresponderend bedrag van € 27.100 van [eiser] wordt teruggevorderd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
automatische afschrijving;
betalingstransacties via een betaalkaart, daaronder begrepen onlinebetalingen;
overmakingen, met inbegrip van doorlopende opdrachten aan, indien beschikbaar, terminals en loketten en via het internetplatform van de kredietinstelling.
moetenopzeggen op grond van artikel 5 lid 3 Wwft (zoals zij primair aanvoert), maar
mogenopzeggen op grond van artikel 35 ABV (zoals zij subsidiair aanvoert). Immers bestaat pas een verplichting voor financiële instellingen om een relatie te beëindigen als zij haar klantonderzoek niet kan uitvoeren, waar zij toe verplicht is vanuit de Wwft. De Bank heeft het klantonderzoek naar [eiser] weldegelijk kunnen uitvoeren, maar vond de uitkomst daarvan niet geruststellend genoeg. Het was op basis daarvan volgens artikel 16 Wwft aan de Bank om af te wegen in hoeverre de uitkomst aanleiding gaf voor een melding aan de Financial Intelligence Unit (FIU) in plaats van direct de relatie op te zeggen. Echter is niet gebleken dat het gebruik van de algemene opzeggingsbevoegdheid uit artikel 35 ABV in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, zodat de Bank de opzegging van ‘luxere’ dienstverlening dan basisbetaaldienstverlening op die grond heeft kunnen doen.