ECLI:NL:RBAMS:2024:2606

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
13-184745-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldboete voor medeplegen van mishandeling in familiaire context

Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 22 maart 2022, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij de mishandeling van een aangever. De rechtbank heeft het verkort vonnis gewezen na een terechtzitting op 18 april 2024, waar de officier van justitie, mr. M.R. Paardekooper, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.G.H. Langeweg, hun standpunten naar voren brachten.

De tenlastelegging omvatte onder andere het verwijt dat de verdachte samen met anderen de aangever had mishandeld en geprobeerd had zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte in de mishandeling bewezen kon worden, waarbij hij als medepleger werd aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten, en dat de verdachte actief betrokken was bij de mishandeling van de aangever.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een relatief kleine rol had gespeeld in de mishandeling, wat meebracht dat een boete passend was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13-184745-22
Datum uitspraak: 2 mei 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.R. Paardekooper, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.G.H. Langeweg, waarnemende voor mr. H.A.F.C. Tack, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij op 22 maart 2022 te Amsterdam:
feit 1 primair en subsidiair:
samen met anderen [slachtoffer] heeft mishandeld (primair), dan wel dat hij bij deze mishandeling medeplichtig is geweest (subsidiair);
feit 2 primair en subsidiair:
samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (primair), dan wel dat hij daarbij medeplichtig is geweest (subsidiair).
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen het onder feit 1 primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard in die zin dat verdachte als medepleger van mishandeling moet worden aangemerkt. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging meent dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, omdat verdachte enkel aanwezig was en geen actieve rol heeft gespeeld bij de mishandeling: hij stond erbij en keek ernaar. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat ten aanzien van feit 1 hoogstens (de subsidiair ten laste gelegde) medeplichtigheid kan worden bewezen. De verdediging stelt dat uit de sms-berichten die verdachte heeft verstuurd niet blijkt dat hij zelf geweld heeft gebruikt.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Deze zaak speelt zich af in de familiaire sfeer. Aangever had ten tijde van de feiten die voorliggen een relatie met de schoonmoeder van verdachte (hierna: “schoonmoeder”). Verdachte heeft een relatie met de dochter van schoonmoeder. Verdachte is op 22 maart 2022 door aangever geïnformeerd dat schoonmoeder een poging tot zelfdoding had gedaan, en in het ziekenhuis lag. Verdachte is toen in de auto gestapt en naar de woning van aangever gegaan. Hij sprak daar met aangever en met [naam 1] , de inwonende zoon van schoonmoeder, over wat er was gebeurd. [naam 2] , die een relatie had met een andere dochter van schoonmoeder, was ook naar de woning gekomen. Op enig moment kwam [naam 3] de woning in. Hij is de ex-partner van schoonmoeder. Het is tot een schermutseling gekomen tussen [naam 3] en aangever, waarbij zij op de grond terechtkwamen en er klappen zijn uitgedeeld. De rechtbank moet beoordelen wat de rol van verdachte is geweest. In het navolgende worden [naam 2] en [naam 3] ook wel aangeduid als “medeverdachten”. Zij zijn bij vonnis van 7 december 2023 veroordeeld voor het medeplegen van mishandeling van aangever.
Vrijspraak van medeplegen / medeplichtigheid aan poging tot zware mishandeling (feit 2 primair en subsidiair)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan aangever, samengevat door hem met een schaar onder meer in zijn oog te steken en door zijn keel dicht te knijpen.
De verklaring van aangever dat hij met een schaar in zijn oog is gestoken vindt onvoldoende steun in het dossier. Zo wordt zijn verklaring niet ondersteund door de letselverklaring over het letsel van aangever, en ook niet door de verklaringen van getuigen en/of medeverdachten.
Ten aanzien van het dichtknijpen van de keel van aangever geldt het volgende. Weliswaar heeft aangever verklaard dat zijn keel werd dichtgeknepen, en ook is er een getuige die zegt een geluid te hebben gehoord alsof iemand gewurgd werd, maar dat is niet voldoende voor de rechtbank om vast te kunnen stellen dat sprake is geweest van (op zijn minst) de aanmerkelijke kans dat bij aangever zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan.
Medeplegen mishandeling (feit 1 primair)
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van mishandeling.
Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten. Ze waren tezamen in de woning van aangever, waar aangever is mishandeld. De rol van verdachte was het vasthouden van aangever. Dit blijkt uit de verklaringen van zowel aangever als medeverdachten. Aangever is geslagen en gestompt, zijn keel is dichtgeknepen en er is met vingers in zijn ogen gedrukt, hij heeft een knietje in zijn maag gekregen, en is in zijn geslachtsdeel geknepen. Tot slot is aangever door verdachte en medeverdachten uit de woning geduwd en getrapt, en is verdachte na opdracht van [naam 3] , nog samen met [naam 2] achter aangever aan gelopen. Het voorgaande blijkt uit verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Tot slot blijkt de rol van verdachte uit twee sms-berichten verstuurd aan “Ome [naam 4] ” en aan “mama”. Daarin schrijft hij respectievelijk “we hebben m de kk ingeslagen”, en “Hij is weg, Kk ingeslagen, wij hem”. De verklaring van verdachte, dat hij die berichten enkel uit emotie heeft verstuurd, maar dat hij niet zelf heeft meegedaan aan de mishandeling, acht de rechtbank, in het licht van de overige bewijsmiddelen, niet geloofwaardig.
Aangever heeft door de mishandeling pijn en letsel opgelopen, zoals blijkt uit de aangifte en de letselverklaring.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
op 22 maart 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend op die [slachtoffer] is gesprongen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en
heeft geroepen: “Jongens, pak hem, hou hem vast” en
op die [slachtoffer] is gaan zitten en die [slachtoffer] heeft vastgehouden en
die [slachtoffer] heeft geslagen of gestompt en
het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en
een of meer vingers in de ogen van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
(daarbij) heeft gezegd: “Ken je mij, weet je wie ik ben, kijk mij eens aan” en
die [slachtoffer] een knietje in de maag heeft gegeven en
de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en
hard in het geslachtsdeel van die [slachtoffer] heeft geknepen en
daarbij heeft gezegd: “Liggen nu, stil liggen nu” en
op het moment dat die [slachtoffer] buiten de woning aan de [adres] stond, die [slachtoffer] meermaals heeft geslagen en gestompt
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, naar de maatstaf van 2 uren per dag.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte een kleinere rol heeft gespeeld dan [naam 2] , die is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur. De verdediging heeft er daarnaast op gewezen dat het nadelig is voor het werk en de toekomst van verdachte als hij een gevangenisstraf of taakstraf opgelegd zou krijgen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van mishandeling. Nadat verdachte had vernomen dat schoonmoeder had geprobeerd zich van het leven te beroven is hij naar de woning van aangever gegaan. Daar waren ook [naam 2] , en iets later, [naam 3] . Er is een schermutseling ontstaan en een vechtpartij. Het handelen van verdachte, [naam 2] en [naam 3] heeft pijn en letsel veroorzaakt en de lichamelijke integriteit van aangever aangetast. Dat rekent de rechtbank verdachte aan. De rechtbank betrekt bij het bepalen van de straf de omstandigheid dat verdachte een relatief kleine rol had in de mishandeling van aangever.
Persoon van de verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het naar omstandigheden goed met hem gaat. De gebeurtenissen hebben hem lang beziggehouden. Hij woont nu samen met zijn vriendin en zoon in [plaats] . Hij heeft een goede baan als toezichthouder bij de gemeente. In de toekomst wil hij graag bij bouw- en woningtoezicht werken. Daarvoor heeft hij te zijner tijd een Verklaring Omtrent Gedrag nodig. Hoewel verdachte (aanzienlijke) schulden heeft, is hij bezig deze af te betalen. De vriendin van verdachte is werkzaam in de zorg.
Verdachte is niet eerder in aanraking geweest met politie en justitie. Dat werkt mee in zijn voordeel.
Strafoplegging
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een boete van € 750,- passend is. Dit komt overeen met de algemene oriëntatiepunten voor straftoemeting, vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), bij een eenvoudige mishandeling, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit oriëntatiepunt af te wijken.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,-(zevenhonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van
15dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. G. Demmink en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2024.