ECLI:NL:RBAMS:2024:2596
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Ontruiming opvanglocatie door ongedocumenteerde vreemdeling na beëindiging LVV-traject
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de gemeente Amsterdam en een ongedocumenteerde vreemdeling, hierna aangeduid als [gedaagde]. De gemeente vorderde ontruiming van de opvanglocatie waar [gedaagde] verblijft, omdat zijn Landelijke Vreemdelingenvoorziening (LVV) traject was beëindigd. Het LVV-beleid beoogt een bestendige oplossing voor ongedocumenteerde vreemdelingen, maar [gedaagde] heeft onvoldoende medewerking verleend aan het traject, dat inmiddels al 1,5 jaar had geduurd. De gemeente had eerder besloten om ontruimingen vanwege de coronacrisis uit te stellen, maar na de beëindiging van het LVV-traject heeft [gedaagde] geen gehoor gegeven aan de sommatie om de opvanglocatie te verlaten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2024 heeft de gemeente haar vorderingen toegelicht, terwijl [gedaagde] verweer voerde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente bevoegd was om de ontruiming te vorderen, omdat [gedaagde] zonder recht of titel in de opvanglocatie verbleef. De rechter overwoog dat de gemeente voldoende aannemelijk had gemaakt dat er een wachtlijst was voor de opvanglocatie en dat het belang van de gemeente om de ontruiming door te zetten zwaarder woog dan het belang van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten.
De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de opvanglocatie te verlaten, met de mogelijkheid dat de gemeente de ontruiming met behulp van de sterke arm kan bewerkstelligen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, en openbaar uitgesproken op 3 april 2024.