Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB, uitgevaardigd door de District Court in Gdańsk op 9 januari 2019, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1982, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 18 april 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. A.M. Rus.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de lopende procedure en dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De verdediging stelde dat de opgeëiste persoon niet geweigerd hoefde te worden op grond van deze wet, omdat hij op de hoogte was van de procedure. De officier van justitie voerde aan dat de opgeëiste persoon op 10 januari 2017 in persoon ter zitting was verschenen, wat de toepassing van artikel 12 OLW rechtvaardigde.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de opgeëiste persoon niet bij alle zittingen aanwezig was, hij wel degelijk op de hoogte was van de procedure en dat zijn verdedigingsrechten niet geschonden werden. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen belemmeringen waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de autoriteiten in Polen voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 1 jaar, waarvan nog 11 maanden en 28 dagen resteren.