ECLI:NL:RBAMS:2024:2573

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
13/277310-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen en veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende verdovende middelen

Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende verdovende middelen en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 oktober 2023 in Amsterdam amfetamine, cocaïne, MDMA, GHB en 2C-B opzettelijk aanwezig heeft gehad. De verdachte had een deels bekennende verklaring afgelegd en er was bewijs gevonden in zijn woning, waaronder verdovende middelen en geldbedragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de verdovende middelen, maar sprak hem vrij van het witwassen van 8105 euro en 490 Britse ponden. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de criminele herkomst van het geld, ondanks het vermoeden van witwassen. De verdachte had verklaard dat hij het geld had verdiend met zijn werk als mobiele fietsenmaker en had bewijs overgelegd ter ondersteuning van zijn verklaring. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld voldoende was om het witwasvermoeden te weerleggen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op voor het opzettelijk aanwezig hebben van de verdovende middelen, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/277310-23
Datum uitspraak: 2 mei 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres].
1.
1.
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2024. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Schwab, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 23 oktober 2023 in Amsterdam – tezamen en in vereniging met (een) ander(en) - heeft schuldig gemaakt aan:
het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine, cocaïne, MDMA, GHB en 2C-B; en
het (eenvoudig) (schuld)witwassen van 8105 euro en 490 Britse ponden.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de officier van justitie kunnen beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van het eerste feit kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Verdachte heeft immers een deels bekennende verklaring afgelegd, de verdovende middelen zijn aangetroffen in de woning waarin hij verbleef, zijn DNA is op de dop van het flesje blauwe vloeistof (MDMA) aangetroffen en er is een vingerafdruk die mogelijk van verdachte is aangetroffen op de doos waarin een deel van de verdovende middelen was opgeborgen.
Ten aanzien van het tweede feit is sprake van een witwasvermoeden, gelet op de omstandigheden waaronder de geldbedragen zijn aangetroffen. Verdachte heeft een verklaring over de herkomst van deze geldbedragen afgelegd, maar gelet op het late tijdstip waarop deze verklaring is gegeven kan deze niet worden geverifieerd. Het kan dan ook niet anders dan dat de aangetroffen geldbedragen middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte daarvan op de hoogte was.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het eerste feit aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd, voor zover het gaat om de verdovende middelen die zijn aangetroffen in de schoenendoos in de kast onder de trap. Daarbij gaat de officier van justitie er ten onrechte vanuit dat er 71 gram amfetamine in die schoenendoos zou hebben gezeten. Hiervan zijn immers twee monsters genomen en daaruit bleek dat het niet alleen om amfetamine, maar ook om 3-MMC ging en het is niet duidelijk in welke verhouding. Daarnaast dient verdachte
te worden vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van een zak met roze poeder, waarvan na onderzoek is gebleken dat het om 2 kilogram MDMA gaat. Verdachte wist niet dat die zak in zijn woning stond. Er zijn ook geen sporen van verdachte op de zak aangetroffen en deze was verpakt in een boodschappentas. De zak lag weliswaar in de woning van cliënt, maar er zijn ook andere personen die toegang tot de woning hebben gehad.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 2 (witwassen). Verdachte heeft tijdens de zitting een verklaring afgelegd over de herkomst van de in zijn woning aangetroffen geldbedragen. Verdachte heeft deze geldbedragen verdiend met zijn werk als mobiele fietsenmaker c.q. slotenmaker. Dat is een branche waarin veel cash wordt betaald. Deze verklaring van verdachte is voorafgaand aan de zitting met stukken onderbouwd, waardoor het witwasvermoeden is weerlegd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde
Vermoeden van witwassen
Het onderzoek in deze zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd van een concrete criminele herkomst van de contante geldbedragen die bij verdachte zijn aangetroffen.
Uit het dossier volgt naar het oordeel van de rechtbank evenwel een gerechtvaardigd vermoeden dat de in de tenlastelegging onder feit 2 opgenomen geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Deze contante geldbedragen zijn namelijk samen met een grote hoeveelheid verdovende middelen in een afgesloten kast aangetroffen in de woning van verdachte. In diezelfde woning zijn ook op andere locaties verdovende middelen aangetroffen. Daarnaast zijn er op de telefoon van verdachte meerdere chatgesprekken en foto’s aangetroffen die het beeld scheppen dat verdachte zich mogelijk met (de verkoop van) verdovende middelen bezig hield. Onder deze omstandigheden vormt ook het gegeven dat meerdere valuta zijn aangetroffen een indicatie dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zouden kunnen zijn.
Van verdachte mag onder deze omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de (legale) herkomst van deze geldbedragen die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van de geldbedragen.
Verklaring over de herkomst van de geldbedragen en conclusie
Tijdens de zitting heeft verdachte een verklaring afgelegd over de herkomst van de geldbedragen. Het gaat om geld dat hij heeft verdiend met zijn werk als mobiele fietsenmaker c.q. slotenmaker. Een aanzienlijk deel van de klanten van verdachte zou voor deze diensten contant hebben betaald, hetgeen verklaart dat een dergelijke hoeveelheid contant geld is aangetroffen. Een aantal van de klanten heeft daarbij ook in Britse ponden betaald, dat vond verdachte leuk en ook interessant gelet op de gunstige wisselkoers.
De raadsvrouw van verdachte heeft één dag voor de zitting stukken overgelegd, die de verklaring van verdachte zouden ondersteunen. Het gaat om facturen uit de periode van drie maanden voor het ten laste gelegde, met daarop de namen van klanten en uitgevoerde diensten. Op deze facturen staat vermeld dat de klanten contant hebben betaald. Daarnaast zijn de onderliggende aanvragen van deze klanten overgelegd, waaruit de verdere persoonsgegevens van deze klanten blijken. Volgens de raadsvrouw kan uit deze stukken worden opgemaakt dat verdachte alleen al in de drie maanden voorafgaand aan 23 oktober 2023 van zijn klanten in ieder geval ruim € 7.000,- in contanten heeft ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, mede gelet op de door de raadsvrouw verstrekte stukken, een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen. De rechtbank betrekt daarbij ook dat uit het strafdossier blijkt dat verdachte werkzaamheden als mobiele fietsenmaker heeft uitgevoerd. Dit heeft hij vlak na zijn aanhouding verklaard. Gelet hierop heeft verdachte het witwasvermoeden voldoende bestreden. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat aan het late tijdstip van de verklaring over de herkomst van de geldbedragen niet de conclusie kan worden verbonden dat de verklaring niet verifieerbaar of hoogst onwaarschijnlijk zou zijn. De verklaring is weliswaar pas op zitting afgelegd, maar het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om in dit geval nader onderzoek te doen instellen dan wel om gelegenheid daartoe te verzoeken door middel van aanhouding. Dit is niet gebeurd.
Dit alles betekent dat niet kan worden bewezen dat verdachte de geldbedragen heeft witgewassen en dat hij van het onder feit 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
3.3.2.
Het oordeel over het onder feit 1 ten laste gelegde
Verdachte heeft bekend dat hij een deel van de in de tenlastelegging opgenomen verdovende middelen in zijn bezit heeft gehad. Hij heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de schoenendoos die in de kast onder de trap is aangetroffen van iemand heeft aangenomen om in de woning te bewaren. Verder heeft verdachte verklaard dat hij in de doos heeft gekeken en dat hij wist dat zich daarin verschillende verdovende middelen bevonden. Hij heeft er ook één zakje met wit poeder uitgehaald.
Ten aanzien van de overige in de woning aangetroffen verdovende middelen heeft verdachte verklaard dat hij niet wist dat deze in de woning lagen. Toch vindt de rechtbank dat ook kan worden bewezen dat verdachte deze verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In de woning van verdachte (en zijn vader) zijn op meerdere plekken verdovende middelen aangetroffen. De grote zak met daarin roze poeder (MDMA) is in de trapkast aangetroffen, waar ook de met drugs gevulde schoenendoos is gevonden. Daarnaast heeft een verbalisant verklaard dat bij het doorzoeken van de woning zakjes met vermoedelijk verdovende middelen uit de bank zijn gevallen toen deze werd verschoven.
Uit het onderzoek naar de telefoon van verdachte zijn verder chatberichten naar voren gekomen die de indruk geven dat verdachte zich met verdovende middelen heeft beziggehouden. Met het account ‘[naam account]’, tevens de naam van een onderneming van verdachte, zijn namelijk meerdere berichten verstuurd waarin over drugs lijkt te worden gesproken. Zo schrijft de gebruiker van het account op 26 februari 2023: “ik heb wat am en californië” en “AM €42 beuk handel Californië € 7.” Verder schrijft de gebruiker op 14 oktober 2023: “Heb je am liggen welke prijs.” Daarnaast is in de telefoon een ‘drugsmenu’ aangetroffen, dat op 17 oktober 2023 – enkele dagen voor de aanhouding van verdachte en doorzoeking van de woning – is aangemaakt.
In de trapkast is verder ook een labelmaker aangetroffen. Tijdens de doorzoeking zijn in de woning meerdere labels aangetroffen met opschriften die overeenkomen met het in de telefoon van verdachte aangetroffen ‘drugsmenu’, zoals ‘speed’, ‘keta’, ‘colo’ en ‘XTC’.
Verdachte heeft, zoals hiervoor overwogen, ontkend dat hij andere drugs dan die zich in de schoenendoos bevonden in zijn bezit heeft gehad. Hij heeft verder verklaard zich niet met drugs(handel) bezig te houden. De drugs moeten door iemand anders in de woning zijn achtergelaten, zonder dat hij ervan wist. Hij heeft erop gewezen dat er ook andere mensen toegang hebben gehad tot de woning en dat er soms ook andere mensen gebruik hebben gemaakt van zijn telefoon.
Verdachte heeft zijn verklaring op geen enkele wijze onderbouwd en het dossier biedt voor zijn verklaring ook geen aanknopingspunten, waarbij de rechtbank nog overweegt dat de vader van verdachte op het moment van de aanhouding van verdachte en de doorzoeking van de woning in Marokko verbleef. Om die reden wordt deze verklaring van verdachte als niet aannemelijk ter zijde geschoven.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van alle verdovende middelen die in zijn woning zijn aangetroffen en daarover ook heeft kunnen beschikken. Nu uit onderzoek is gebleken dat de verschillende verdovende middelen amfetamine, cocaïne, MDMA, GHB en 2C-B betreffen, kan worden bewezen dat verdachte deze verdovende middelen op 23 oktober 2023 opzettelijk aanwezig heeft gehad. In de tenlastelegging zijn geen exacte hoeveelheden opgenomen, zodat voor de bewezenverklaring niet relevant is om hoeveel amfetamine het ging.
Van het ten laste gelegde medeplegen zal verdachte worden vrijgesproken, nu niet is gebleken dat hij bij het aanwezig hebben van voornoemde verdovende middelen nauw en bewust met een of meer anderen heeft samengewerkt.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen dat verdachte:
op 23 oktober 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad: amfetamine, cocaïne, MDMA, GHB en 2C-B.
Voor zover in de tenlastelegging schrijf- en/of taalfouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het onder feit 1 bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid van verschillende verdovende middelen in zijn woning. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen oog heeft gehad voor de maatschappelijke problemen die handel in drugs met zich meebrengt. De bij verdachte aangetroffen verdovende middelen zijn allen stoffen waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid en ook – direct en indirect – de oorzaak van vele vormen van criminaliteit.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor strafoplegging, die de rechtbanken en gerechtshoven hanteren. Bij de hoeveelheid drugs die verdachte volgens het dossier aanwezig heeft gehad, is het uitgangspunt volgens de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Daarop is niet van invloed dat de hoeveelheid amfetamine waarschijnlijk minder is geweest dan 71 gram.
De rechtbank heeft verder gelet op het strafblad van verdachte van 25 oktober 2023, waaruit is gebleken dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Het strafblad heeft daarom geen invloed gehad op de op te leggen straf.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van reclasseringsinstantie Inforsa betreffende verdachte van 6 februari 2024. Hierin is de rechtbank geadviseerd om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Het is voor de reclassering namelijk niet mogelijk geweest de criminogene factoren betreffende verdachte in kaart te brengen. Daarnaast lijkt hulpverlening niet uitvoerbaar, omdat verdachte geen hulpvraag heeft.
De rechtbank heeft verder stilgestaan bij de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft tijdens de zitting toegelicht dat een gevangenisstraf nadelig zou zijn voor de bedrijfsvoering van zijn ondernemingen. Daarnaast zou verdachte bij een gevangenisstraf niet langer voor zijn vader en oma kunnen zorgen.
Deze persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig zwaarwegend dat van het voornoemde oriëntatiepunt zou moeten worden afgeweken. Gelet op de ernst van het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld, de persoon van verdachte en het reclasseringsadvies, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.

9.De in beslag genomen voorwerpen

Onder verdachte zijn de op de als bijlage II aan dit vonnis gehechte beslaglijst vermelde voorwerpen in beslag genomen.
De geldbedragen
Van de op de beslaglijst opgenomen geldbedragen zal de teruggave aan verdachte worden gelast, nu deze bedragen in het kader van het witwasonderzoek in beslag zijn genomen en verdachte van witwassen wordt vrijgesproken.
De verdovende middelen en de overige voorwerpen
De op de beslaglijst vermelde verdovende middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder feit 1 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De op de beslaglijst vermelde doos, weegschaal, telefoon en printer dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot de voorbereiding van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
36b, 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht; en
2, 10 en 13a van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het
onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezenen
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder feit 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen:
Onttrekt aan het verkeer:
  • 1 STK verdovende middelen (G6412863)
  • 3 STK verdovende middelen (G6412865)
  • 1 STK verdovende middelen (G6412852)
  • 1 STK verdovende middelen (G6412854)
  • 1 STK verdovende middelen (G6412860)
  • 1 STK verdovende middelen (G6413258)
  • 1 DS Doos (G6412853)
  • 1 STK verdovende middelen (G6413257)
  • 1 STK verdovende middelen (G6413262)
  • 15 STK verdovende middelen (G6413263)
  • 1 STK verdovende middelen (G6413266)
  • 1 STK verdovende middelen (G6413268)
  • 1 STK verdovende middelen (G6413270)
  • 1 STK verdovende middelen (G6413272)
  • 1 STK verdovende middelen (G6413274)
  • 18 STK verdovende middelen (G6413278)
  • 1 STK weegschaal (G6413281)
  • 80 STK verdovende middelen (G6413282)
  • 5 STK verdovende middelen (G6413284)
  • 1 STK verdovende middelen (G6413285)
  • 16 STK verdovende middelen (G6413286)
  • 1 STK verdovende middelen (G6413293)
  • 1 STK verdovende middelen (G6413298)
  • 1 STK verdovende middelen (G6413299)
  • 1 STK verdovende middelen (G6412856)
  • 20 STK verdovende middelen (G6412858)
  • 20 STK verdovende middelen (G6412864)
  • 5 STK verdovende middelen (G6412866)
  • 1 STK telefoontoestel (G6412867)
  • 1 STK weegapparatuur (G6412851)
  • 1 STK printer (G6412862)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • 3805 EUR (G6412845)
  • 3400 EUR (G6412859)
  • 900 EUR (G6412855)
  • 564,65 EUR (G6412857; betreft 490 GBP omgewisseld naar € 564,65)
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en A.B. Sluijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2024.
[...]

[...]

[...]