3.4Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verkrachting (feit 1), de mishandeling (feit 2, subsidiair) en de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 3) kunnen worden bewezen. Verdachte zal worden vrijgesproken van de poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (feit 2, primair).
Over het bewijs overweegt de rechtbank het volgende.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar is. De verklaring is onvoldoende volledig, onvoldoende accuraat en onvoldoende consistent. Op cruciale onderdelen heeft aangeefster wisselend verklaard. Bovendien kan uit het dossier worden afgeleid dat zij een motief had om de politie in te schakelen, namelijk dat verdachte dan gedwongen werd haar woning te verlaten.
De rechtbank overweegt dat aangeefster in haar aangiften en het informatieve gesprek zeden niet telkens volledig en in dezelfde volgorde heeft verklaard over de gebeurtenissen van die avond en nacht. Anders dan de raadsman verbindt de rechtbank daaraan niet de conclusie dat de verklaringen onbetrouwbaar zijn. Het verhaal van aangeefster is dat zij langdurig en aaneengesloten door verdachte is mishandeld en op meerdere momenten is verkracht. Al die tijd zou verdachte haar hebben belet de woning te ontvluchten of hulp in te schakelen. Dat aangeefster haar verhaal niet steeds als exact dezelfde ‘film’ heeft verteld, is gelet op de werking van het menselijk geheugen goed voorstelbaar en dat maakt haar verklaringen dan ook niet onbetrouwbaar. De rechtbank vindt de verklaringen van aangeefster betrouwbaar, omdat deze op de hoofdlijnen van het geweld, het seksueel misbruik en de vrijheidsberoving consistent zijn. Bovendien vindt haar verhaal op belangrijke onderdelen steun in andere bewijsmiddelen, zoals hierna wordt besproken. Dat aangeefster valse aangifte zou hebben gedaan om verdachte uit haar woning te krijgen, vindt de rechtbank niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt daarom het betrouwbaarheidsverweer.
In zedenzaken is - net als in deze zaak - vaak sprake van een één-op-één-situatie: het is het woord van een aangeefster tegen dat van een verdachte. Op grond van het bepaalde in
artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de rechtbank alleen tot een bewezenverklaring kan komen indien de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Het antwoord op de vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan vraagt een beoordeling van het concrete geval. Niet is vereist dat elke onderdeel van de tenlastelegging in ander bewijs steun vindt. De verklaring van aangeefster moet op specifieke punten steun vinden in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
De vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster beantwoordt de rechtbank bevestigend.
De verklaring van aangeefster dat er sprake is geweest van geweld bestaande uit onder meer het slaan in haar gezicht, het slaan op de linkerzijkant van haar lichaam en op haar rug en het slaan met vuisten op haar linkerbeen, wordt ondersteund door de waarneming van de verbalisant die forensisch onderzoek bij aangeefster heeft verricht. Op 22 september 2022 omstreeks 18.00 uur neemt de verbalisant waar dat aangeefster, die op dat moment in haar ondergoed zit, diverse letsels heeft. Hij ziet bloeduitstortingen op haar linkerwang, op haar linkerschouder en op haar linker bovenbeen.
Het forensisch onderzoek biedt niet specifiek steun voor het slaan op aangeefsters (voor)hoofd en dichtknijpen van haar keel. Aangezien de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan haar verklaring dat verdachte eveneens op haar (voor)hoofd heeft geslagen en diverse keren haar keel heeft dichtgeknepen. De rechtbank vindt ook die gedragingen bewezen.
Verder ziet de rechtbank steunbewijs in de verklaring van getuige [getuige] , de moeder van aangeefster. Zij heeft op 21 september 2022 rond 21.15/21.30 uur met aangeefster gebeld en hoorde verdachte op de achtergrond mompelen. Aangeefster gaf aan dat zij wilde ophangen omdat zij het idee had dat het anders erger zou worden. Dit bevestigt dat verdachte in de avond van 21 september 2022 bij aangeefster in haar woning was. Vervolgens reageerde aangeefster niet op een appje dat moeder haar rond 23.00 uur stuurde. Dit is steun voor de verklaring van aangeefster dat zij niet over haar telefoon kon beschikken, omdat verdachte die bij haar weghield. De volgende dag belde aangeefster vlak na 08.18 uur met moeder en zei tegen haar: “mama, we hadden toch een afspraak?” Daarna hoorde moeder haar opeens heel zachtjes zeggen: “mama, speel met mij mee want ik ben de hele nacht mishandeld”. Moeder reageerde gewoon en zei: “ben je al klaar, moet ik je ontmoeten?”. Aangeefster zei daarop: “ik ben nu klaar om weg te gaan”. Vlak daarna belde moeder weer met aangeefster en toen zei aangeefster dat ze bij de lift stond. Ze was angstig. De telefoon viel uit omdat zij in de lift stond. Ze belde weer terug en bleef op de luidspreker. Aangeefster vertelde overstuur dat verdachte haar bij haar nek had gepakt, had aangerand, verkracht en de hele nacht had mishandeld. Aangeefster huilde.
De verklaring van aangeefster vindt eveneens steun in het proces-verbaal van bevindingen over de telefoon Apple Iphone 11 Pro Max die onder aangeefster in beslag is genomen. Aangeefster heeft deze telefoon in haar woning aangetroffen en volgens haar was de telefoon recent in gebruik bij verdachte. Naar aanleiding hiervan is de telefoon onderzocht en daaruit bleek dat de telefoon was voorzien van Apple ID: [mailadres 1] . Als useraccounts werden aangetroffen [mailadres 2] en [mailadres 1] . Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat deze telefoon bij verdachte in gebruik was. Uit onderzoek is gebleken dat de telefoon tussen 21 september 2022 22.00 uur en 22 september 2022 10.00 uur uitpeilde in en om de woning van aangeefster, te weten [adres 3] . Op grond hiervan, in combinatie met de verklaring van aangeefster en getuige [getuige] , stelt de rechtbank vast dat verdachte op de bewuste avond en gedurende die nacht in de woning van aangeefster was.
Resultaten forensisch onderzoek
Tot slot vindt de verklaring van aangeefster steun in de resultaten van het forensisch onderzoek. Er heeft DNA-onderzoek op bronniveau plaatsgevonden voor beantwoording van de vraag van wie bepaalde aangetroffen sporen zijn. Vervolgens heeft er onderzoek op activiteitenniveau plaatsgevonden voor beantwoording van de vraag hoe de sporen daar zijn gekomen.
DNA-onderzoek op bronniveau
Bij aangeefster is op 22 september 2022 een zedenkit afgenomen, onder meer bestaande uit verschillende bemonsteringen van de vagina. Op basis van het onderzoek naar biologische sporen en het vergelijkend DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat bemonsteringen ZAAE2456NL #02(binnenste schaamlip) en #03 (diep vaginaal) sperma bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte. De DNA-mengprofielen ZAAE2456NL#02 en #03 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van aangeefster en het sperma afkomstig is van verdachte, dan wanneer het DNA afkomstig is van aangeefster en het sperma afkomstig is van een willekeurige onbekende man. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van het sperma dat bij aangeefster is aangetroffen op de binnenste schaamlip en diep vaginaal.
DNA-onderzoek op activiteitenniveau
Volgens aangeefster zou het laatste vrijwillige seksueel contact met verdachte op 13 september 2022 hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft verklaard dat hij voor het laatst op 18 september 2022 seksueel contact met aangeefster zou hebben gehad.
In opdracht van de rechtbank heeft het NFI de bevindingen van het onderzoek naar biologische sporen en DNA in deze zaak geëvalueerd op activiteitniveau, gegeven de volgende drie hypothesen, kort gezegd: (al dan niet vrijwillig) voor het laatst seksueel contact tussen aangeefster en verdachte op 21 en 22 september 2022 (hypothese 1) dan wel op 18 september 2022 (hypothese 2A), dan wel op 13 september 2022 (hypothese 2B). Bij deze evaluatie zijn het aangetroffen sperma van verdachte en de DNA sporen die zijn aangetroffen op de hals van aangeefster betrokken. Uit het onderzoek op bronniveau is gebleken dat het DNA op de hals van aangeefster ook van verdachte kan zijn. Het NFI rapporteert dat deze sporen op de hals evenveel steun bieden voor elk van de onderzochte hypothesen en daardoor laat de rechtbank deze sporen op de hals buiten beschouwing. Verder is voor de evaluatie op activiteitniveau van de onderzoeksresultaten een aantal aannamen gedaan. De rechtbank stelt vast dat de aannamen overeenkomen met de informatie in het dossier.
De resultaten van het onderzoek op activiteitniveau zijn iets waarschijnlijker tot waarschijnlijker wanneer verdachte met zijn penis aangeefster vaginaal heeft gepenetreerd in de periode van 21 tot 22 september 2022 (hypothese 1), dan wanneer hij dit niet heeft gedaan en het laatste seksueel contact tussen verdachte en aangeefster heeft plaatsgevonden op 18 dan wel 13 september 2022 (hypothesen 2A en 2B).
Op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, in onderling verband en
samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster. De verschillende verklaringen van verdachte over dat hij die nacht niet in de woning van aangeefster was en zich dus niet schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde staan op zichzelf, zijn strijdig met de bewijsmiddelen en vindt de rechtbank daarom niet geloofwaardig.