ECLI:NL:RBAMS:2024:2541
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en het beroep op het gelijkheidsbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 24 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam beoordeeld. Eiseres, eigenaar van een historische bovenwoning in Amsterdam, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning voor het belastingjaar 2023, die door de heffingsambtenaar op € 1.362.000,- is vastgesteld. De rechtbank behandelt het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de ongegrondverklaring van haar bezwaar op 5 september 2023.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde moet onderbouwen en dat eiseres geen feiten heeft aangedragen die aantonen dat de vastgestelde waarde te hoog is. Eiseres heeft de woning op 2 augustus 2022 voor € 1.450.000,- gekocht, wat volgens de rechtbank een goede indicatie is voor de WOZ-waarde. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde niet te hoog heeft vastgesteld en dat het beroep van eiseres ongegrond is. Wel wordt de heffingsambtenaar verplicht om het griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden, omdat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd was.
De rechtbank wijst erop dat voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel eiseres moet aantonen dat voor vergelijkbare woningen lagere WOZ-waarden zijn vastgesteld. Dit is niet gelukt, aangezien de woningen waarnaar eiseres verwijst, significante verschillen vertonen in woonoppervlakte. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde op zorgvuldige wijze heeft vastgesteld, ondanks de gebreken in de motivering van de uitspraak op bezwaar.