In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser, wonende te Nederhorst den Berg, is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 5 juni 2023, nadat een parkeercontroleur had vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan voor het voertuig van eiser, dat geparkeerd stond in Weesp. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 30 november 2023. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 26 maart 2024, terwijl de heffingsambtenaar wel aanwezig was.
De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar heeft voldaan aan het kenbaarheidsvereiste, aangezien er voldoende aanwijzingen waren dat parkeerbelasting verschuldigd was op de parkeerlocatie. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de weggebruiker is om zich op de hoogte te stellen van de parkeerregels in het gebied waar men wenst te parkeren, en dat eiser niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. De rechtbank concludeert dat de motivering van de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar voldoende was en dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.