ECLI:NL:RBAMS:2024:2512

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
13.217169.21 vonnis
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van hennepteelt en vrijspraak voor diefstal van elektriciteit

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van 805 hennepplanten in een pand in Amsterdam tussen 4 december 2019 en 12 februari 2020, en van diefstal van elektriciteit van Liander N.V. De rechtbank heeft op basis van het bewijs vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de hennepkwekerij, waarbij hij een leidende rol had in het inrichten en onderhouden ervan. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de hennepkwekerij mede heeft onderhouden, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft verklaard dat hij slechts in de woning was om schoon te maken en dat hij niet verantwoordelijk was voor de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren en een gevangenisstraf van 3 dagen, met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht. De benadeelde partij, Liander N.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel was opgelegd aan de verdachte voor de diefstal van elektriciteit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.217169.21
Datum uitspraak: 21 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende op het adres [adres 1] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 7 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Lopez – de Vries en van wat verdachte en zijn raadsman mr. I. Baardman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting en kort weergegeven– tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. het opzettelijk telen, bereiden, verwerken, bewerken van 805 hennepplanten, althans een grote hoeveelheid, in een pand aan de [adres 2] in de periode van 4 december 2019 tot en met 12 februari 2020;
2. diefstal van elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V., in de periode van 4 december 2019 tot en met 12 februari 2020, gepleegd door middel van braak en/of verbreking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen.
In de woning is een hennepkwekerij aangetroffen, waarvoor verdachte verantwoordelijk is: op de dag van het aantreffen van de kwekerij is verdachte aangehouden in de bus die werd gezien bij de woning toen hij daar dozen in het busje laadde. In de dozen zat iets groens en er werd een henneplucht geroken. Verdachte beschikte ook over de sleutel van de woning en hij is door diverse buurtbewoners herkend als betrokken bij de woning op [nummer] . Verdachte heeft ook bij een van de buren een pakje opgehaald dat was bezorgd voor de bewoner van [nummer] . Daarnaast staat verdachte op naar de politie toegestuurde foto’s met de vermelding dat hij de baas zou zijn.Op deze foto’s staan meerdere mensen afgebeeld en in de woning zijn sporen van meerdere personen aangetroffen. Door buren is verdachte ook samen met anderen gezien. Geoordeeld dient dan ook te worden dat sprake is van medeplegen, waarbij verdachte een leidende rol had bij het inrichten en onderhouden van de kwekerij.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het telen van hennep gepaard gaat met grote hoeveelheden stroom, welke stroom vaak illegaal wordt afgetapt. Daarvan is ook nu sprake en door Liander is aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit.
Nu bewezen kan worden dat verdachte de hennepkwekerij mede heeft onderhouden en daarbij een leidende rol had, kan het niet anders dan dat hij ook degene was die ook de elektriciteit heeft gestolen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1:
Dat in de woning een hennepkwekerij is aangetroffen ten behoeve waarvan illegaal elektriciteit werd afgetapt, wordt niet betwist. Verdachte ontkent ook niet enkele keren (naar zijn zeggen driemaal) in de woning te zijn geweest. Dat was echter alleen om schoon te maken (het schoonmaken van de woning en het opvegen van wat er op de vloer lag). Voor de dag van de aanhouding was hem gevraagd afval af te voeren en op eigen naam een busje te huren. Hij zou hier €100,-- voor krijgen. Dit werk doen de ‘grote jongens’ niet. Natuurlijk ruikt dat afval naar wiet. Verdachte heeft dit afval afgevoerd en is vervolgens aangehouden. Zijn rol is echter hiertoe beperkt gebleven en hij heeft voor de eerste twee keer schoonmaken in totaal 100 euro ontvangen. Uit zijn telefoon is geen belastende informatie naar voren gekomen.
Een grotere rol past ook niet bij de persoon van verdachte: hij is GGZ-patiënt bij wie sprake was van depressies, suïcidaliteit en hij zat in de schuldsanering. In de bewuste periode heeft verdachte leningen moeten afsluiten om schuldhulp op te kunnen starten. Bovendien is hij een tijd dakloos geweest. Een grotere rol dan voorgaande kan dan ook niet worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
Gelet op het voorgaande kan verdachte niet verantwoordelijk worden gehouden voor de diefstal van de elektriciteit. Daar heeft hij geen verstand van. Dit is gedaan door personen die de plantage hebben ingericht en daar ook geld aan hebben verdiend. Daarom verzoekt de raadsman verdachte voor feit 2 vrij te spreken.
4.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Op 12 februari 2020 is in de woning aan de [adres 2] een hennepplantage aangetroffen. Er was geoogst en er zijn 805, lege en volle, potten aangetroffen. Er was ruimte voor 810 potten en er lag potgrond klaar voor het voorbereiden van een volgende productie. [2]
Ook is het zegel van de elektriciteit verbroken en werd illegaal stroom afgetapt, waarvan door Liander N.V. aangifte is gedaan. [3]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij meerdere keren in de woning is geweest. Hij was in het bezit van een sleutel van de woning. [4]
Blijkens verklaringen van buurtbewoners en whats-appberichten en foto’s die naar de politie zijn gestuurd, zijn er met regelmaat meerdere personen bij/in de woning gezien, en is verdachte ook herkend als één van die personen. [5]
Op één van de toegestuurde foto’s is verdachte te zien, samen met enkele andere personen en diverse dozen met hennep. Zowel verdachte als één van de andere personen hebben een hennepplant in hun handen en op de kleren van verdachte is hennep aangetroffen. [6] Op één van de andere foto’s waren de personen op die foto (en het daarbij behorende filmpje) bezig met henneptoppen. [7]
Bij aanhouding van verdachte is bij hem een sleutelbos aangetroffen. Eén van de sleutels paste op de deur van de [adres 2] . [8] Op 12 februari 2020 is gezien dat verdachte met een andere man 12-16 dozen in een busje plaatste, in welke dozen groene substantie zat. [9] Verdachte heeft deze dozen afgevoerd en is daarna aangehouden. [10]
De vraag is of verdachte degene is die kan worden aangemerkt als medepleger van de hennepkwekerij en medepleger van de diefstal.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft voor het eerst op zitting een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij enkel in de woning is geweest om schoon te maken, en dat hij afval van de kwekerij zou hebben weggebracht. Andere bemoeienis zou hij met de kwekerij niet hebben gehad. De rechtbank komt op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting tot een andere rol van verdachte. De rechtbank constateert dat verdachte de verklaring over zijn rol pas heeft afgelegd ter zitting, nadat het hele dossier was afgerond. De verklaring acht de rechtbank, die op het dossier toegesneden lijkt te zijn, niet aannemelijk.
Verdachte is over een langere periode en vaker bij de woning gezien dan dat hij heeft verklaard. Hij is immers ook al maanden daarvoor bij de woning gezien, op het moment waarop hij een pakketje heeft opgehaald bij de buren.
Op de foto van de tipgever is verdachte voorts niet te zien als schoonmaker, maar zit hij te midden van de henneptoppen die lijken te worden geteeld. Zijn verklaring ter terechtzitting dat je bij het schoonmaken onder de hennep komt te zitten, acht de rechtbank niet geloofwaardig, gelet op zijn verklaring dat hij bij de schoonmaakwerkzaamheden diende te vegen en op genoemde foto’s, zoals hiervoor aangegeven, ook op zijn bovenbenen hennep had zitten. Daarbij zat hij tussen hennep toppende mensen met eveneens een hennepplant in zijn handen. Daarnaast beschikte verdachte over een sleutel van de woning met hennepkwekerij, hetgeen eerder ondersteunt dat hij niet enkel schoonmaker was.
Blijkens de foto’s en de diverse verklaringen van buurtbewoners, waren meerdere mensen betrokken bij de hennepplantage. In de woning zijn ook niet alleen sporen van verdachte aangetroffen, maar ook van anderen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte als medepleger van het telen, verwerken en bewerken van hennep dient te worden aangemerkt en acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht (het medeplegen van) de diefstal van de elektriciteit niet bewezen.
Verdachte heeft verklaard dat hij niets wist van de diefstal van de elektriciteit en daarbij geen betrokkenheid heeft gehad. Hoewel hij heeft meegewerkt aan de kwekerij en het een feit van algemene bekendheid is dat ten behoeve van dergelijke plantages vaak elektriciteit illegaal wordt afgenomen, is de enkele wetenschap daarvan onvoldoende om tot bewezenverklaring van diefstal over te gaan. Uit het dossier komt verder geen bewijs naar voren waaruit blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met braak.
Verdachte zal dan ook van het onder 2 tenlastegelegde worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
omstreeks 4 december 2019 tot en met 12 februari 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld, bewerkt en verwerkt, in een pand aan de [adres 2] , een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 805 hennepplanten, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor 80 dagen. Daarnaast is gevorderd aan verdachte voor deze feiten een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte slechts een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Dit vanwege de zeer beperkte rol die verdachte ten aanzien van de hennepkwekerij heeft gehad, de verzochte vrijspraak voor feit 2 en vanwege zijn persoonlijke omstandigheden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft, samen met anderen, een grote hoeveelheid hennep geteeld. Hierdoor heeft hij een bijdrage geleverd aan de handel in en verspreiding van voor de gezondheid schadelijke softdrugs en aan de daaraan gepaard gaande vermogens- en andere criminaliteit..
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met het feit dat de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak diende te worden afgerond, in de zaak is overschreden. De forse overschrijding van deze termijn, zonder dat daarvoor een duidelijk aanwijsbare reden bestaat, zal een matiging van de op te leggen straf tot gevolg hebben.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor hennepplantages is het uitgangspunt bij 500-1000 hennepplanten een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.
Verdachte heeft een hennepplantage van ongeveer 805 planten mede geëxploiteerd, waardoor de rechtbank in beginsel een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden passend acht.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf in het nadeel van verdachte rekening met de inhoud van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 februari 2024. Hieruit blijkt dat hij – hoewel langere tijd geleden – eerder is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten. Hij lijkt daarvan niet te leren dat het plegen van dergelijke feiten niet is toegestaan.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte ook rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn psychische gesteldheid en het feit dat hij zijn leven nu in positieve zin lijkt te hebben opgebouwd, zodanig dat hij -indien de psychiater de tijd daarvoor rijp acht- wil en kan gaan werken om op legale wijze aan inkomsten te komen.
De rechtbank acht daarom, anders dan gevorderd en mede vanwege de vrijspraak voor het onder 2 tenlaste elegde, een taakstraf van 140 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen, met aftrek van de dagen die hij in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden en zal deze straffen aan verdachte opleggen.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij Liander N.V., vordert betaling van € 23.234,65 aan vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte ten aanzien van de door Liander gestelde schade (feit 2) geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op artikel 9, 22c, 22d, 47 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
140 (honderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 (zeventig) dagen.
Verklaart de benadeelde partij Liander N.V. niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.B.W. Beekman, voorzitter,
mrs. M. Nieuwenhuijs en A.B. Sluijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2024.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, doorgenummerde pag. 30-53, met name pag. 30-33.
3.Aangifte door Liander, mutatie/procesnr: 202019883 van 3 maart 2020, doorgenummerde pag. 26-29.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 maart 2024.
5.Proces-verbaal van buurtonderzoek, doorgenummerde pag. 96-98 (inclusief bijlage), proces-verbaal van bevindingen (buurtonderzoek) met nummer 2020019883-14, doorgenummerde pag. 89 en 90 (meerdere personen gezien); proces-verbaal van bevindingen met nummer 2020019883-1, doorgenummerde pag. 54-67 (inclusief bijlagen), met name pag. 54, 55, 61 (foto 4) en 65 (foto 1); proces-verbaal van bevindingen met nummer 2020019883-6, doorgenummerde pag. 68-71 (inclusief bijlage); proces-verbaal van bevindingen met nummer 2020019883-34, doorgenummerde pag. 91-94 (inclusief bijlagen) (herkenning man op foto als zijnde foto in woning [adres 2] , als zijnde vde).
6.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2020019883-1, doorgenummerde pag. 54-67 (inclusief bijlagen), met name pag. 65 (foto 1).
7.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2020019883-6, doorgenummerde pag. 68-71 (inclusief bijlage), met name pag. 70;
8.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2020019883-10, doorgenummerde pag. 75-81 (inclusief bijlagen).
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] met nummer 2020019883-29 (doorgenummerde pag. 155-157)
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 maart 2024.