ECLI:NL:RBAMS:2024:251

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
13/139079-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot diefstal van een Rolex met geweld op een druk terras in Amsterdam

Op 17 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot diefstal van een dure Rolex horloge, vergezeld van geweld. De feiten vonden plaats op 1 juli 2022 op een druk terras in Amsterdam Zuid, waar het slachtoffer, [slachtoffer], werd bedreigd met een vuurwapen en meerdere keren op zijn hoofd werd geslagen. De verdachte had de mededader naar de plaats delict gebracht en zorgde ervoor dat hun gezichten niet zichtbaar waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn rol in het delict, zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van de poging tot diefstal. Tijdens het onderzoek werd bij de verdachte een vuurwapen en munitie aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en omstanders.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/139079-23
Datum uitspraak: 17 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [naam Justitieel Complex] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.H. Hulst en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Bijl naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat:
1. hij op of omstreeks 27 juni 2023 te Velsen-Noord en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, merk Baikal 442, kaliber 9 x 18 mm en/of munitie van categorie III, te weten 34, althans één of meer, patronen, kaliber 9 x 18 mm, voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2. hij op of omstreeks 1 juli 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, te weten een horloge van het merk Rolex, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [slachtoffer] bij zijn nek te pakken en/of
- ( vervolgens) te zeggen ‘Doe je horloge af of ik schiet je dood’ en/of
- ( vervolgens) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het gezicht en/of op het hoofd van voornoemde [slachtoffer] te richten en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, met dit op een vuurwerp gelijkend voorwerp op het hoofd van voornoemde [slachtoffer] te slaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
medeverdachte op of omstreeks 1 juli 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om goederen, te weten een horloge van het merk Rolex, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan medeverdachte en/of zijn mededader(s), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [slachtoffer] bij zijn nek te pakken en/of
- ( vervolgens) te zeggen ‘Doe je horloge af of ik schiet je dood’ en/of
- ( vervolgens) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het gezicht en/of op het hoofd van voornoemde [slachtoffer] te richten en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, met dit op een vuurwerp gelijkend
voorwerp op het hoofd van voornoemde [slachtoffer] te slaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 1 juli 2022 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- medeverdachte naar de locatie te brengen waar voornoemde [slachtoffer] verbleef en/of
- het kenteken van de vluchtscooter te verbergen en/of
- medeverdachte weg te rijden na het voorgenomen misdrijf;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 subsidiair. Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat kan worden vastgesteld dat verdachte een scooter ter beschikking heeft gesteld en daarmee de medeverdachte in de buurt van de plaats delict heeft vervoerd. Beiden droegen gezichtsbedekking en verdachte heeft de kentekenplaat van de scooter afgedekt met een gestolen kentekenplaat. Vervolgens heeft verdachte de medeverdachte na het ten laste gelegde opgewacht om hem daarna te helpen vluchten. Daarmee heeft hij een ondersteunende rol gehad. Dit betekent dat hij als medeplichtige aan de poging tot diefstal met geweld moet worden aangemerkt. Van medeplegen moet hij worden vrijgesproken.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen, omdat daarvoor onvoldoende bewijs is. Verdachte wordt gelinkt aan de scooter die door twee mannen is gebruikt om na het ten laste gelegde te vluchten. Dat hij eerder op een soortgelijke scooter heeft gereden levert geen aanwijzing op dat hij dat op 1 juli 2022 ook heeft gedaan. Verdachte is bovendien niet herkend op de camerabeelden van het Hervormd Lyceum Zuid als NN2. De telefoon van verdachte maakt rond het tijdstip van het ten laste gelegde contact met cell-ID’s in de omgeving van de plaats delict, maar hiervoor heeft hij al in een vroeg stadium een verklaring gegeven. De vingerafdrukken van verdachte zijn aangetroffen op de tape die is gebruikt om een gestolen kentekenplaat aan de vluchtscooter te bevestigen. Ook hiervoor heeft verdachte een verklaring gegeven, namelijk dat hij een gebruikte rol tape heeft uitgeleend. De raadsvrouw wijst op de bevinding dat op de gestolen kentekenplaat geen vingerafdrukken van verdachte zijn aangetroffen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feit 1
De rechtbank acht op grond van de wettige bewijsmiddelen (waaronder de verklaring van verdachte) bewezen dat verdachte zich op 27 juni 2023 in Velsen-Noord heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool en vier patronen en op diezelfde dag in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van dertig patronen.
3.3.2
Feit 2
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 1 juli 2022 in de avond zit [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) op het terras bij restaurant [naam restaurant] , gelegen aan de [adres restaurant] . Hij droeg die avond zijn Rolex horloge. Vanuit het niets wordt hij hard bij zijn nek gepakt. Hij hoort de persoon die hem vastpakt zeggen: “Ik schiet je dood. Ik wil je horloge, doe hem snel af”. [slachtoffer] voelt dat er iets hards tegen zijn hoofd wordt gedrukt. Daarna voelt hij dat hij meermalen met iets hards op zijn hoofd wordt geslagen. Ook hoort hij meermalen een klik. Als [slachtoffer] zich vervolgens verzet en opstaat, rent de persoon weg.
Door de politie is onderzoek gedaan naar de camerabeelden van 1 juli 2022 van restaurant [naam restaurant] . Daarop is te zien dat om 22.51.32 uur een persoon, NN1, direct op [slachtoffer] afloopt, achter hem stilstaat en zijn linkerarm om de nek van [slachtoffer] doet. NN1 heeft in zijn rechterhand een zwart voorwerp dat op een handvuurwapen lijkt. Hij houdt het voorwerp tegen de slaap van [slachtoffer] en slaat daarmee twee keer tegen zijn slaap. Om 22.51.43 uur is te zien dat [slachtoffer] probeert los te komen en omhoog komt, waarna NN1 achteruit stapt en wegrent. NN1 is gekleed in een donkere broek en een grijze hoody; hij heeft zijn capuchon op.
Ook is onderzoek gedaan naar camerabeelden in de omgeving van de plaats delict die op de vluchtroute van NN1 liggen. Een camera van het Hervormd Lyceum Zuid heeft zicht op de kruising van de Schubertstraat met de Brahmstraat. Op deze camerabeelden is te zien dat op 1 juli 2022 omstreeks 22.41.52 uur een snorfiets met twee personen komt aanrijden. De snorfiets parkeert op de stoep op de kruising. De bijrijder, NN1, en de bestuurder, NN2, stappen af. NN1 draagt een grijskleurig vest met capuchon (een zogenaamde hoody) en een donkerkleurige/grijskleurige broek. NN2 draagt onder meer een zwarte helm en een zwarte jas. Om 22.43.19 uur loopt NN1 weg van de snorfiets, in de richting van de Beethovenstraat. Op camerabeelden uit de omgeving is te zien dat NN1 in de Beethovenstraat loopt en het terras van [naam restaurant] oploopt. NN2 blijft bij de snorfiets en verricht handelingen aan de achterzijde van de snorfiets, ter hoogte van de kentekenplaat. Vervolgens gaat NN2 op de snorfiets zitten. Om 22.46.21 uur komt NN1 aangerend, komend uit de richting van de Beethovenstraat. Hij rent naar de snorfiets. NN2 start de snorfiets, waarna NN1 achterop de snorfiets springt en de snorfiets wegrijdt in de richting van de Bernard Zweerskade. Te zien is dat, vlak voordat NN1 achterop de snorfiets springt, de kentekenplaat van de snorfiets op straat valt. De rechtbank stelt vast op basis van bovengenoemde camerabeelden, die ook deel uitmaken van het dossier, dat NN1 die op de beelden van de beide camera’s is te zien, dezelfde persoon is. In de beschrijving van de camerabeelden van het Hervormd Lyceum wordt genoemd dat twee personen op een snorfiets komen aanrijden. In het dossier wordt deze snorfiets ook als vluchtscooter of scooter aangeduid.
De conciërge van het Hervormd Lyceum Zuid verklaart dat hij op camerabeelden heeft gezien dat er een kentekenplaat op 2 juli 2022 op straat lag en daarna op 4 juli 2022 is opgepakt door iemand die hij herkende als [naam] . [naam] verklaart dat hij de kentekenplaat heeft gecontroleerd en daarna heeft weggelegd. Het betrof een plaat met het kenteken [kenteken] . Op de rijbaan aan de Beethovenstraat wordt een kentekenplaat met het kenteken [kenteken] aangetroffen. Op de achterkant van de kentekenplaat ziet de politie dubbelgeslagen tape. Op 4 juli 2022 is aangifte gedaan van de diefstal van de kentekenplaat. De kentekenplaat is tussen 1 juli 2022 omstreeks 18.00 uur en 4 juli 2022 omstreeks 10.00 uur gestolen. Op basis van deze bevindingen stelt de rechtbank vast dat de kentekenplaat die door [naam] is aangetroffen, de kentekenplaat is die van de vluchtscooter afvalt, zoals te zien is op de hierboven beschreven camerabeelden van 1 juli 2022.
Vervolgens wordt onderzoek gedaan aan de gestolen kentekenplaat. De kentekenplaat en de tape zijn door het NFI onderzocht op dactyloscopische sporen. Uit het rapport van het NFI van 19 september 2022 volgt dat in totaal twaalf dactyloscopische sporen zichtbaar zijn. De dactyloscopische sporen die voor een vervolgonderzoek in aanmerking komen, zijn gezocht in HAVANK (Het Automatische Vingerafdrukkensysteem Nederlandse Kollektie). Daaruit volgt dat drie sporen die op de kleefzijde van de tape zijn aangetroffen overeenkomsten vertonen met de vingerafdrukken die van [verdachte] (zijnde verdachte) zijn opgeslagen. Twee van deze profielen betreffen een individualisatie op verdachte. De sporen zitten zowel aan de linkerzijde als de rechterzijde van het onderzochte stuk tape.
Uit onderzoek in het politiesysteem volgt dat verdachte op 6 juni 2022 is gecontroleerd. Tijdens die controle was hij bestuurder van een scooter van het merk Kymco People S, voorzien van kenteken [kenteken] . De kentekenhouder van die scooter is [naam kentekenhouder] . Door de politie wordt onderzoek gedaan naar het inschrijfadres van [naam kentekenhouder] . Het desbetreffende adres is vastgelegd in Google Street View. Daarop is te zien dat voor de centrale ingang van het huisnummer waarop [naam kentekenhouder] is ingeschreven een scooter is geparkeerd met dezelfde uiterlijke kenmerken als de scooter die is te zien op de camerabeelden van het Hervormd Lyceum Zuid.
Uit de politiesystemen volgt dat het telefoonnummer + [nummer] in gebruik is bij verdachte. Uit de historische gegevens van dit telefoonnummer blijkt dat met dit telefoonnummer op 1 juli 2022 in de avond cell-ID’s zijn aangestraald
  • in de Beemsterstraat om 21:00:36 uur;
  • in de Messcheartstraat van 21:51:57 uur tot en met 22:07:30 uur;
  • in de Ferdinand Bolstraat om 22:30:17 uur;
  • in de Barbara Strozzilaan om 22:48:44 uur en
  • in de Beemsterstraat om 23:12:44 uur.
Verdachte heeft verklaard dat het zou kunnen dat hij op 1 juli 2022 in de buurt van de Beethovenstraat was, want daar zijn terrasjes waar hij vaak naartoe gaat. Ook werkt zijn neef daar in de buurt en is verdachte om die reden vaker in de omgeving. Tijdens het politieverhoor verklaart verdachte dat het goed zou kunnen dat hij die dag een scooter van het merk Kymco People S bestuurde. Op zitting verklaart verdachte echter, voor het eerst, dat hij op 1 juli 2022 heeft gereisd met een snorder.
Het aantreffen van zijn vingerafdrukken op de tape verklaart hij doordat hij eerder een gebruikte rol tape heeft uitgeleend aan een vriend. Aan welke vriend hij dit heeft uitgeleend, wil hij niet verklaren.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden van het Hervormd Lyceum Zuid te zien is dat NN1 gekleed is in een donkerkleurige broek en een grijskleurige hoody. Vervolgens is te zien dat hij in de richting van de Beethovenstraat loopt. Op andere camerabeelden uit de omgeving is te zien dat NN1 de Beethovenstraat inloopt en het terras van [naam restaurant] oploopt. Op de camerabeelden van restaurant [naam restaurant] is te zien dat rond datzelfde moment een persoon de geweldshandelingen pleegt tegen [slachtoffer] .
De rechtbank stelt vervolgens vast dat sprake is geweest van een samenwerking tussen NN1 en NN2. Op de camerabeelden van het Hervormd Lyceum Zuid is te zien dat NN1 en NN2 gelijktijdig aankomen op een scooter die door NN2 wordt bestuurd. Vervolgens is te zien NN2 zijn helm op houdt, terwijl NN1 zijn kleding en sjaal zo arrangeert, dat zijn gezicht minder goed te zien is. NN1 loopt vervolgens in de richting van de Beethovenstraat. NN2 verricht handelingen aan de achterkant van de scooter, ter hoogte van de kentekenplaat, en neemt vervolgens plaats op de scooter. Als NN1 vervolgens komt aanrennen vanuit de richting van de Beethovenstraat en achterop de scooter springt, rijdt de scooter direct weg. Op het moment dat NN1 op de scooter springt, is te zien dat de kentekenplaat losraakt. Deze kentekenplaat blijkt later te zijn gestolen.
De rechtbank stelt vast dat het voorgaande duidt op een vooropgezet plan om een overval te plegen. NN2 stond klaar met de scooter, om de vlucht na de overval direct mogelijk te maken. Bovendien is kennelijk geprobeerd uit het zicht van de politie te blijven door een gestolen kentekenplaat te bevestigen aan de scooter. Uit het verloop, zoals te zien op de camerabeelden, waren NN1 en NN2 beiden op de hoogte van het plan en waren zij op elkaar ingespeeld. Ook hadden zij zichzelf verhuld met kleding en sjaal respectievelijk een helm. De rechtbank is van oordeel dat NN1 en NN2 inwisselbare rollen hebben vervuld.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm die de rechtbank hierboven heeft omschreven, en bij het uitblijven van een verklaring waaruit volgt dat een andere uitleg zou moeten worden gegeven aan hetgeen op de beelden is te zien, is de rechtbank – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen.
Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of verdachte NN2 is en neemt daarbij het volgende in aanmerking. Uit het onderzoek naar de historische gegevens van het telefoonnummer van verdachte volgt dat dit telefoonnummer op 1 juli 2022 rond het tijdstip van het ten laste gelegde cell-ID’s in de Ferdinand Bolstraat en de Barbara Strozzilaan heeft aangestraald en daarna in Amsterdam Noord. Verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij in de buurt van de Beethovenstraat was, omdat zijn neef in die buurt werkt en dat het goed zou kunnen dat hij die dag op een Kymco scooter reed. Op zitting heeft hij echter verklaard dat hij met een taxi heeft gereisd. Later verandert hij dit naar een Bolt en uiteindelijke (na tussenkomst van zijn raadsvrouw) naar een snorder. De rechtbank constateert dat deze verklaring pas op de inhoudelijke behandeling is afgelegd en dat verdachte bovendien wisselt in zijn verklaring met welk vervoersmiddel hij heeft gereisd. De rechtbank acht deze ter zitting afgelegde verklaring dan ook niet aannemelijk.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat kort na het ten laste gelegde met het telefoonnummer van verdachte een cell-ID in de Barbara Strozzilaan wordt aangestraald. Deze straat bevindt zich op enige afstand van de Beethovenstraat. Daaruit vloeit voort dat verdachte op het moment van het ten laste gelegde niet in de Beethovenstraat is geweest, aldus de raadsvrouw. De rechtbank volgt dit verweer niet. Dat een cell-ID in de Barbara Strozzilaan is aangestraald betekent niet dat verdachte zich op dat moment ook in die straat bevond, maar slechts dat hij zich in die omgeving bevond, binnen het bereik van deze cell-ID en sluit dus zeker niet uit dat verdachte op het moment van het ten laste gelegde in de buurt van de Beethovenstraat was. Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.
Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat op de camerabeelden van het Hervormd Lyceum Zuid te zien is dat NN2 een handeling verricht ter hoogte van de kentekenplaat van de scooter. Op het moment dat NN1 achterop de scooter springt, is te zien dat de kentekenplaat losraakt. De kentekenplaat is onderzocht. Op die kentekenplaat bevinden zich stukken tape. Op een van die stukken tape zijn op de klevende zijde op twee plekken dactyloscopische sporen aangetroffen. Uit onderzoek naar dactyloscopische sporen volgt dat deze overeenkomen met de vingerafdruk van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat verdachte geen deugdelijke verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn vingerafdruk op het stuk tape, in het bijzonder gezien de locaties op de tape waar de vingerafdruk van verdachte is aangetroffen, namelijk aan de kleefzijde, aan zowel de linker- als de rechterkant (uiteinde) van het aangetroffen stuk tape. Verdachte heeft hier slechts over verklaard dat hij een gebruikte rol tape aan een vriend heeft uitgeleend, maar wil niet zeggen wie deze vriend is. Hoewel verdachte is voorgehouden dat deze verklaring eigenlijk niet goed past bij de locaties op de tape waar zijn vingerafdrukken zijn aangetroffen, heeft verdachte het bij deze verklaring gelaten.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op de kentekenplaat geen dactyloscopische sporen zijn aangetroffen die overeenkomen met vingerafdrukken van verdachte. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat verdachte NN2 is. De rechtbank volgt dit verweer niet en overweegt dat uit het onderzoek immers is gebleken dat diverse sporen zijn aangetroffen, ook op de kentekenplaat, waaronder ook sporen die niet voor vergelijkend onderzoek geschikt waren.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte NN2 is. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 27 juni 2023 te Velsen-Noord een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, merk Baikal 442, kaliber 9 x 18 mm en munitie van categorie III, te weten 4 patronen, kaliber 9 x 18 mm, voorhanden heeft gehad
en
op 27 juni 2023 te Amsterdam munitie van categorie III, te weten 30 patronen, kaliber 9 x 18 mm, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 2:
op 1 juli 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, te weten een horloge van het merk Rolex, toebehorende aan [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken door
- voornoemde [slachtoffer] bij zijn nek te pakken en
- vervolgens te zeggen ‘Doe je horloge af of ik schiet je dood’ en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van voornoemde [slachtoffer] te richten en
- vervolgens meerdere malen met dit op een vuurwerp gelijkend voorwerp op het hoofd van voornoemde [slachtoffer] te slaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte het pistool niet in het openbaar voorhanden heeft gehad en dat het pistool zich in de safe stand bevond.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met een grote hoeveelheid bijpassende munitie. Het vuurwapen bevond zich in de woning van de vriendin van verdachte, in een tas die aan de deurklink van de slaapkamer hing. In de woning woonden ook de kinderen van verdachte en zijn vriendin. Vuurwapens vormen een groot gevaar voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat verdachte het vuurwapen binnen het bereik van kinderen heeft bewaard vindt de rechtbank extra kwalijk. Op zitting heeft verdachte er geen blijk van gegeven dit aspect van zijn handelen in te zien. Integendeel, hij heeft op zitting juist verklaard dat het vuurwapen niet binnen het bereik van zijn kinderen was en zich bovendien in de safe stand bevond.
Daarnaast heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld. De camerabeelden tonen dat door de medeverdachte doelgericht is gehandeld. Hij is zonder enige aarzeling op [slachtoffer] afgelopen, heeft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen zijn hoofd gedrukt en heeft hem daarmee op zijn hoofd geslagen. Dit is gebeurd met het doel om het horloge van [slachtoffer] te stelen. [slachtoffer] en omstanders op het terras verklaren dat zij meerdere klikgeluiden hebben gehoord wat de situatie nog dreigender heeft gemaakt. Verdachte wordt aangemerkt als medepleger en daarom wordt dit gedrag ook aan hem verweten.
De gebeurtenissen hebben plaatsgevonden op een overvol terras. Niet alleen voor [slachtoffer] , maar ook voor de omstanders die zich op dat moment op het terras bevonden is dit geweld zeer schokkend en beangstigend geweest. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de nadelige gevolgen voor alle betrokkenen, maar heeft zich laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 20 november 2023. Hieruit blijkt dat hij op 3 november 2022 is veroordeeld voor mishandeling. Voor het overige is hij niet met politie en justitie in aanraking gekomen voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van 19 september 2023. Daaruit volgt – kort gezegd – dat er geen indicaties zijn gebleken voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte lijkt conform zijn kalenderleeftijd te functioneren, is zelfredzaam en er zijn geen aanwijzingen voor beneden gemiddelde intelligentie of een overmatige beïnvloedbaarheid of impulsiviteit. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank neemt dit advies over en zal verdachte berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten, die handvatten bieden voor straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheden dat het vuurwapen is aangetroffen binnen het bereik van kinderen en dat verdachte ook een grote hoeveelheid munitie had die geschikt is om verschoten te worden met dat vuurwapen. Het uitgangspunt voor een voltooide straatroof met licht geweld is een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank houdt hierbij in matigende zin rekening met de omstandigheid dat sprake is geweest van een onvoltooid delict (poging), en in strafverhogende zin dat sprake is van medeplegen, de heftigheid van het toegepaste geweld waarbij met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is gedreigd en de omstandigheid dat het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden op een openbare, druk bezochte plek.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank slechts de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Alles afwegende zal aan verdachte een gevangenisstraf van achttien maanden worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1) 30 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2022136866-G6360158);
2) 1 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2022136866-G6360103, Sellier & Bellot Vol);
3) 1 STK Pistool (Omschrijving: G6360100, Baikal).
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 bewezen verklaarde is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

9.Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 4.567,- aan vergoeding van materiële schade (beveiligingskosten) en € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig dient te worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is ten aanzien van de gevorderde materiële schade. De gevorderde immateriële schade is niet betwist.
Door de advocaat van de benadeelde partij is aangevoerd dat de gevorderde materiële schade ziet op beveiligingskosten. Die kosten zijn kort na het ten laste gelegde gemaakt en hebben tot doel gehad de immateriële schade te beperken.
Materiële schade
Door de advocaat van de benadeelde partij is ter onderbouwing enerzijds aangevoerd dat de beveiligingskosten kort na het ten laste gelegde zijn gemaakt. Anderzijds is aangevoerd dat de beveiligingskosten zijn gemaakt, omdat lange tijd geen verdachte in beeld was en de benadeelde zich daarom onveilig voelde. Deze verklaringen dragen een tegenstrijdigheid in zich. Het standpunt van de raadsvrouw, dat de gevorderde materiële schade is geleden om de immateriële schade te beperken is daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in de vordering tot materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 2 primair bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 primair bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (1 juli 2022).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 primair:
medeplegen van poging tot diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 primair:
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van het beslag:
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1) 30 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2022136866-G6360158);
2) 1 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2022136866-G6360103, Sellier & Bellot Vol);
3) 1 STK Pistool (Omschrijving: G6360100, Baikal).
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij:
Wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
gedeeltelijk toetot een bedrag van
€ 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 juli 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 juli 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 35 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en T. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P. Jit, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 januari 2024.
De jongste rechter is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.