8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft, samen met de medeverdachte, in één nacht twee kostbare motoren en een snorfiets gestolen. Dit zijn zeer hinderlijke feiten, die de slachtoffers overlast bezorgen en schade berokkenen. De eigenaren van deze voertuigen hadden deze op slot in een afgesloten garage geplaatst en zij mochten verwachten dat hun eigendommen daar veilig waren. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door eigen belang, namelijk geldelijk gewin.
Daarnaast heeft verdachte drugs voorhanden gehad, in de zin van MDMA. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor diefstal van een motor is het uitgangspunt (bij recidive) een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Uit de inhoud van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 27 februari 2024, blijkt dat hij eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. Dit weegt ten nadele van verdachte mee. Verdachte lijkt niet te leren van de hem eerder opgelegde straffen.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn jonge leeftijd en het feit dat de reclassering nog mogelijkheden ziet om hem te begeleiden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering, passend en geboden.
Nu verdachte op zo jonge leeftijd al een uitgebreid strafblad heeft, acht de rechtbank het, naast de geadviseerde voorwaarden, ook wenselijk dat diagnostiek plaatsvindt en dat verdachte, indien geïndiceerd, ook medewerking verleent aan behandeling. Daarom zal de rechtbank ook dit als bijzondere voorwaarde opnemen.
Vanwege de jonge leeftijd van verdachte en het forse strafblad, acht de rechtbank een proeftijd van drie jaren aangewezen, om verdachte ervan te weerhouden strafbare feiten te plegen en hem de kans te geven om met hulp zijn leven op orde te krijgen. Het is aan verdachte om deze kans te pakken.
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
330,20 EUR; IBGN 23-12-2023 (Omschrijving: G6440324)
1 STK Telefoontoestel 117 Sv (Omschrijving: G6440340, Apple)
1 STK Gereedschap 117 Sv (Omschrijving: G6440364, Kraft)
2 STK Slot 117 Sv (Omschrijving: G6440363, Cilinderslot)
4 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440356)
2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440359)
2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440359, Mdma)
5 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440349, Xtc)
5 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440352, Xtc)
2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440344, Cocaine)
1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440362, Hasj)
9,18 EUR; IBGN 23-12-2023 (Omschrijving: G6440329; 10 USD DOLLAR BILJET TEGENWAARDE = €9,18)
De officier van justitie heeft gevorderd het geld terug te geven aan de verdachte, de telefoon en het gereedschap te bewaren ten behoeve van de rechthebbende en de overige voorwerpen verbeurd te verklaren, omdat deze zijn gebruikt bij de feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Verbeurdverklaring
De onder 3 en 4 genoemde voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het in zaak A onder 1 en/of zaak B bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van de onder 5-11 genoemde voorwerpen oordeelt de rechtbank als volgt:
Nu deze voorwerpen in strijd zijn met de wet, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Overig beslag
Het telefoontoestel zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Het geld zal worden teruggegeven aan verdachte.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert (hoofdelijk) betaling van € 7.770,20 aan vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering van [slachtoffer 4] af te wijzen ten aanzien van de gederfde inkomsten, omdat de benadeelde partij niet gehouden was om diezelfde dag aangifte te doen en daarom deze kosten ook niet had hoeven te maken.
Ten aanzien van de schade in verband met de accessoires en post vervangende motorfiets is eveneens de afwijzing of niet-ontvankelijkheid verzocht, omdat deze posten geen rechtstreeks gevolg zijn van de feiten dan wel onvoldoende zijn onderbouwd. Bovendien lijkt het alsof de benadeelde partij zowel van de verzekeraar als uit de verkoop van de motor een groot bedrag heeft ontvangen. Het is niet duidelijk of daarmee de schade niet al volledig is gedekt.
Het oordeel van de rechtbank.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De hoogte van de vordering is betwist.
De gevorderde schadevergoeding voor wat betreft het eigen risico en de accessoires is toewijsbaar. Deze kosten vloeien rechtstreeks voort uit de diefstal van de BMW motor.
Ten aanzien van de vordering van € 3.174,66, die betrekking heeft op het verschil tussen de aankoopprijs van de nieuwe motor enerzijds en de uitgekeerde verzekeringspenningen en de ontvangen prijs voor de verkoop van de gestolen motor anderzijds, geldt het volgende. De schade kan niet zonder meer gelijk worden gesteld aan de koopprijs van een vervangende motor. Omdat benadeelde partij wel rekening heeft gehouden met afschrijving, schat de rechtbank dit deel van de schade op 50% van het gevorderde bedrag, te weten € 1.587,33. Ten aanzien van het meerdere zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij zal ten aanzien van de gevorderde vergoeding van € 350,- wegens verlies van arbeidsvermogen niet-ontvankelijk worden verklaard omdat deze post niet voldoende is onderbouwd. Het feit dat benadeelde partij bezig was met een klus, die hij vanwege het doen van aangifte moest onderbreken zodat de opdrachtgever van die klus iemand anders moest inhuren, is niet voldoende om die kosten te kunnen toewijzen. Immers is niet duidelijk dat de benadeelde partij daarvoor kosten heeft gemaakt. De vordering is daarom onvoldoende onderbouwd en benadeelde partij zal daarom ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het toe te kennen bedrag van € 5.832,87 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 11 december 2023. Het schadebedrag en de rente zullen hoofdelijk worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Tot op heden worden de kosten begroot op nihil.
In het belang van [slachtoffer 4] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 11 december 2023. Ook ten aanzien van deze maatregel geldt hoofdelijkheid.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert betaling van een bedrag tussen € 1.200,00 en € 1.500,00 aan vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te bepalen dat verdachte hoofdelijk tot betaling wordt veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu de motor is teruggegeven en niet duidelijk is wat nu zijn schade zou zijn.
Ook de raadsman heeft verzocht om de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De scooter is terug gegeven aan de benadeelde partij. Niet duidelijk is hoe de schadevordering zich daartoe verhoudt. De behandeling van de vordering levert dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.