ECLI:NL:RBAMS:2024:2509

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
13.340169/23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van motoren en snorfiets met veroordeling voor bezit van drugs

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd. De zaak betreft diefstal van twee motoren en een snorfiets, gepleegd op 11 december 2023 in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de motoren heeft gestolen door middel van braak. De diefstallen vonden plaats in een parkeergarage, waar de voertuigen op slot stonden. De verdachte is herkend op camerabeelden en er zijn DNA-sporen van hem aangetroffen op een van de gestolen motoren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van een bakfiets, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor het bezit van drugs, MDMA, die bij hem zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Ook zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13.340169.23 (zaak A) en 13.031147.24 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 21 maart 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende op het adres [adres 1] , thans gedetineerd te: [detentieplaats] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.H. Hulst en van wat verdachte en zijn raadsman mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
ten aanzien van zaak A feit 1 (diefstal van een motor en snorfiets):
op of omstreeks 11 december 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets (met kenteken: [kenteken 1] ) en/of een snorfiets (met kenteken: [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
ten aanzien van zaak A feit 2 (diefstal subsidiair heling van een bakfiets):
in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot en met 4 juli 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (bak)fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
in of omstreeks de periode van 1 juli 2023 tot en met 4 juli 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (bak)fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
ten aanzien van zaak A feit 3 (drugs):
op of omstreeks 23 december 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 1 plastic zakje met 5 gele tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of
- 2 plastic zakjes met 3,11 gram crèmekleurige kristallen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende een werkzame stof zoals vermeld op lijst I, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van zaak B (diefstal van een motor):
op of omstreeks 11 december 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motor (kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de officier van justitie kunnen de feiten in zaak A onder 1 en in zaak B bewezen worden verklaard, gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De diefstallen hebben slechts enkele uren na elkaar plaatsgevonden. Er is aangifte gedaan van diefstal van de motoren en de snorfiets, op camerabeelden is gezien dat deze door twee telkens dezelfde personen zijn weggenomen en de modus operandi was in beide zaken hetzelfde: zo wordt in beide zaken de persoon op de gestolen motor voortgeduwd door de persoon op de gestolen Vespa. Verdachte is door verschillende verbalisanten op de camerabeelden herkend. Bovendien is op één van de motoren een dactyloscopisch spoor van verdachte aangetroffen.
Ten aanzien van zaak A feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte de bakfiets heeft gestolen dan wel geheeld.
Tot slot kan worden bewezen dat verdachte de in zaak A onder feit 3 genoemde drugs aanwezig had. Deze zijn bij hem aangetroffen en uit onderzoek blijkt dat de drugs de stof mdma bevatten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van zaak A feit 1 en zaak B
Primair heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van deze feiten. De beelden zijn niet zodanig dat deze tot herkenning van verdachte kunnen leiden. Wat aan de orde lijkt te zijn, is dat een verbalisant, die verdachte eerder in een andere zaak ook zeer makkelijk heeft aangewezen als dader, ook nu weer aannam dat het feit wel door verdachte zou zijn gepleegd. In die eerdere zaak is verdachte vrijgesproken omdat de herkenning onvoldoende duidelijk was.
Bij de binnentreding in de woning van verdachte kort na de aanhouding van de medeverdachte is ook niets aangetroffen wat zou kunnen leiden tot verdenking van enige betrokkenheid van verdachte bij het plegen van deze feiten.
De herkenningen van de andere verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zijn gebaseerd op foto’s die zodanig van kwaliteit zijn dat op basis daarvan moeilijk enige herkenning kan worden gebaseerd.
Hiertegenover staan de verklaringen van verdachte en van zijn zus, dat verdachte de nacht van 11 december 2024 om 00.00 uur thuis was. Het enkele aantreffen van een mengspoor op een handvat van één van de motoren is onvoldoende om te kunnen zeggen dat verdachte dan degene is die de diefstal heeft gepleegd.
Subsidiair geldt in ieder geval ten aanzien van de scooter dat uit het dossier geen enkele wegnemingshandeling blijkt.
Ten aanzien van zaak A feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken. Er zijn enkel sporen van verdachte aangetroffen en dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De raadsman verwijst ook in dit verband naar de eerdere zaak waarin verdachte is vrijgesproken, omdat de enkele sporen onvoldoende werden geacht om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van zaak A feit 3 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, diefstal dan wel heling van de bakfiets door verdachte niet bewezen. Het enkele aantreffen van verdachtes dna op de fiets en op gereedschap in de bak van de fiets is onvoldoende om betrokkenheid van verdachte bij die feiten vast te stellen. Te meer nu er ruime tijd is verstreken tussen de aangifte van de diefstal en het aantreffen van de bakfiets met dna spoor. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 2 in zaak A.
4.3.2
Het oordeel over de overige feiten
ten aanzien van zaak A feit 1 en zaak B:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de beide motoren van het merk Yamaha respectievelijk BMW en de witte scooter heeft gestolen, door middel van verbreking en dat er sprake is van medeplegen.
Het wegnemen van De Yamaha motor en de witte scooter
De Yamaha motor (kenteken [kenteken 1] ) en de witte scooter (kenteken [kenteken 2] ) stonden geparkeerd in de parkeergarage aan de [adres 2] . De motor en de scooter stonden op slot. De garage is enkel toegankelijk voor bewoners van het appartementencomplex, door middel van een sleutel. Een witte scooter, met kenteken [kenteken 2] , wordt uit de garage weggenomen. Vervolgens rijden een persoon op de witte scooter en een persoon op de motor weg vanuit de garage. De motor wordt op dat moment bestuurd door medeverdachte [medeverdachte] . De persoon op de witte scooter steekt zijn rechterbeen uit en duwt de motor vooruit. De verdachte op de scooter heeft oranje handschoenen aan. De diefstal vindt plaats op 11 december 2020 rond 01.20 uur.
Het wegnemen van de BMW motor
De BMW motor met kenteken [kenteken 3] stond geparkeerd in de garage aan de [adres 3] en was op slot gezet. Twee personen lopen in de garage, waarvan één oranje handschoenen draagt. Twee personen lopen bij een witte scooter vandaan, waarna ze weer terugkeren. De persoon met de oranje handschoenen aan gaat op de witte scooter zitten en rijdt weg. Vervolgens rijdt een persoon op een witte scooter en een persoon op de motor de garage uit. Die witte scooter heeft als kenteken DTG48K. De motor heeft als kenteken [kenteken 3] . De motor wordt op dat moment bestuurd door medeverdachte [medeverdachte] . De diefstal vindt plaats op 11 december 2020 rond 03.45 uur.
Een ambulancemedewerker ziet rond 03.50 uur dat een motor en een scooter uit de garage aan de [adres 3] komen en dat de bestuurder op de witte scooter een motor voortduwt. De ambulancemedewerker raakt de scooter en de motor uit het zicht. Enige tijd later ziet de ambulancemedewerker twee personen op de witte scooter rijden. Er zijn inmiddels ook gealarmeerde politieagenten ter plaatse.
Is verdachte één van de daders van de diefstal?
Twee verbalisanten hebben aan de hand van een
stillvan camerabeelden van de diefstal uit de garage in de [adres 2] en een recente politiefoto die van verdachte is gemaakt, verdachte herkend als de persoon die bij die diefstal betrokken is. Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank die herkenningen betrouwbaar. De
stillsvan de camerabeelden van de [adres 2] zijn niet zodanig donker dat zij onbruikbaar zijn voor een herkenning. Bovendien heeft één van de verbalisanten ook de bewegende beelden gezien en hebben beide verbalisanten verdachte eerder ontmoet. In de processen-verbaal is ook duidelijk omschreven waaraan zij verdachte herkennen.
Naast camerabeelden van de diefstallen uit de [adres 2] zijn er ook beelden beschikbaar van de diefstal uit de [adres 3] . Uit een vergelijking tussen
stillsvan diefstallen uit beide garages, volgt dat een persoon op beide beelden oranje handschoenen aanheeft, dezelfde jas draagt, dezelfde schoenen en dezelfde opvallende wenkbrauwen heeft. Op basis van de omschrijving van de
stillsdoor de politie en de
stillszelf concludeert de rechtbank dat deze persoon op de beelden van de diefstal in de [adres 2] en de diefstal in de [adres 3] dezelfde persoon is. De persoon uit deze
stillskomt overeen met de persoon die is herkend als betrokkene bij de diefstallen uit de [adres 2] (zie alinea hiervoor).
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat twee personen bij de diefstal betrokken zijn en dat verdachte de persoon is op de stills naast medeverdachte [medeverdachte] . De herkenning van verdachte wordt ondersteund door het aangetroffen DNA van verdachte op het linker handvat en de rem van de BMW.
Verdachte heeft verklaard dat hij de hele nacht thuis was en heeft daartoe verwezen naar een verklaring van zijn zus. Dat verdachte om 0.00 uur thuis was, zoals zijn zus heeft verklaard, sluit de betrokkenheid van verdachte niet uit. De eerste diefstallen zijn immers gepleegd rond 01.20 uur. De verklaring van verdachte dat hij de hele nacht thuis was is in strijd met de bewijsmiddelen, zoals uit het voorgaande blijkt. Dat er tijdens het binnentreden in de woning van verdachte niets is aangetroffen wat hem aan de diefstallen linkt, zoals verdachte nog heeft betoogd, pleit hem evenmin vrij. Het binnentreden in de woning heeft immers plaatsgevonden om 05.30 uur, ruim nadat de bestuurder en medeverdachte [medeverdachte] van de scooter waren gevallen en medeverdachte [medeverdachte] kort daarna, rond 04.00 uur was aangehouden.
Conclusie en medeplegen
Verdachte heeft de witte scooter en de twee motoren gestolen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de motoren bestuurd en verdachte was de bestuurder van de scooter, terwijl hij de motoren voortduwde. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat er een bewuste en nauwe samenwerking was tussen verdachte en medeverdachte en dus dat er sprake is van medeplegen.
ten aanzien van zaak A feit 3:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte en het onderzoek waaruit is gebleken dat de onder verdachte aangetroffen pillen MDMA bevatten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van zaak A feit 1 (diefstal van de motor en snorfiets):
op 11 december 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een motorfiets (kenteken [kenteken 1] ) die aan [slachtoffer 1] en een snorfiets (kenteken [kenteken 2] ), die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
ten aanzien van zaak A feit 3 (drugs):
op 23 december 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 1 plastic zakje met 5 gele tabletten van een materiaal bevattende MDMA en
- 2 plastic zakjes met 3,11 gram crèmekleurige kristallen, bevattende MDMA;
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende een werkzame stof zoals vermeld op lijst I, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van zaak B (diefstal van een motor):
op 11 december 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, een motor
(kenteken [kenteken 3] ) die aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1 en 3 en de in zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en met oplegging van de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht aan verdachte een lagere straf op te leggen dan is gevorderd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft, samen met de medeverdachte, in één nacht twee kostbare motoren en een snorfiets gestolen. Dit zijn zeer hinderlijke feiten, die de slachtoffers overlast bezorgen en schade berokkenen. De eigenaren van deze voertuigen hadden deze op slot in een afgesloten garage geplaatst en zij mochten verwachten dat hun eigendommen daar veilig waren. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door eigen belang, namelijk geldelijk gewin.
Daarnaast heeft verdachte drugs voorhanden gehad, in de zin van MDMA. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor diefstal van een motor is het uitgangspunt (bij recidive) een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Uit de inhoud van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 27 februari 2024, blijkt dat hij eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. Dit weegt ten nadele van verdachte mee. Verdachte lijkt niet te leren van de hem eerder opgelegde straffen.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn jonge leeftijd en het feit dat de reclassering nog mogelijkheden ziet om hem te begeleiden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering, passend en geboden.
Nu verdachte op zo jonge leeftijd al een uitgebreid strafblad heeft, acht de rechtbank het, naast de geadviseerde voorwaarden, ook wenselijk dat diagnostiek plaatsvindt en dat verdachte, indien geïndiceerd, ook medewerking verleent aan behandeling. Daarom zal de rechtbank ook dit als bijzondere voorwaarde opnemen.
Vanwege de jonge leeftijd van verdachte en het forse strafblad, acht de rechtbank een proeftijd van drie jaren aangewezen, om verdachte ervan te weerhouden strafbare feiten te plegen en hem de kans te geven om met hulp zijn leven op orde te krijgen. Het is aan verdachte om deze kans te pakken.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
330,20 EUR; IBGN 23-12-2023 (Omschrijving: G6440324)
1 STK Telefoontoestel 117 Sv (Omschrijving: G6440340, Apple)
1 STK Gereedschap 117 Sv (Omschrijving: G6440364, Kraft)
2 STK Slot 117 Sv (Omschrijving: G6440363, Cilinderslot)
4 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440356)
2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440359)
2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440359, Mdma)
5 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440349, Xtc)
5 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440352, Xtc)
2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440344, Cocaine)
1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440362, Hasj)
9,18 EUR; IBGN 23-12-2023 (Omschrijving: G6440329; 10 USD DOLLAR BILJET TEGENWAARDE = €9,18)
De officier van justitie heeft gevorderd het geld terug te geven aan de verdachte, de telefoon en het gereedschap te bewaren ten behoeve van de rechthebbende en de overige voorwerpen verbeurd te verklaren, omdat deze zijn gebruikt bij de feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Verbeurdverklaring
De onder 3 en 4 genoemde voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het in zaak A onder 1 en/of zaak B bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van de onder 5-11 genoemde voorwerpen oordeelt de rechtbank als volgt:
Nu deze voorwerpen in strijd zijn met de wet, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Overig beslag
Het telefoontoestel zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Het geld zal worden teruggegeven aan verdachte.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert (hoofdelijk) betaling van € 7.770,20 aan vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering van [slachtoffer 4] af te wijzen ten aanzien van de gederfde inkomsten, omdat de benadeelde partij niet gehouden was om diezelfde dag aangifte te doen en daarom deze kosten ook niet had hoeven te maken.
Ten aanzien van de schade in verband met de accessoires en post vervangende motorfiets is eveneens de afwijzing of niet-ontvankelijkheid verzocht, omdat deze posten geen rechtstreeks gevolg zijn van de feiten dan wel onvoldoende zijn onderbouwd. Bovendien lijkt het alsof de benadeelde partij zowel van de verzekeraar als uit de verkoop van de motor een groot bedrag heeft ontvangen. Het is niet duidelijk of daarmee de schade niet al volledig is gedekt.
Het oordeel van de rechtbank.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De hoogte van de vordering is betwist.
De gevorderde schadevergoeding voor wat betreft het eigen risico en de accessoires is toewijsbaar. Deze kosten vloeien rechtstreeks voort uit de diefstal van de BMW motor.
Ten aanzien van de vordering van € 3.174,66, die betrekking heeft op het verschil tussen de aankoopprijs van de nieuwe motor enerzijds en de uitgekeerde verzekeringspenningen en de ontvangen prijs voor de verkoop van de gestolen motor anderzijds, geldt het volgende. De schade kan niet zonder meer gelijk worden gesteld aan de koopprijs van een vervangende motor. Omdat benadeelde partij wel rekening heeft gehouden met afschrijving, schat de rechtbank dit deel van de schade op 50% van het gevorderde bedrag, te weten € 1.587,33. Ten aanzien van het meerdere zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij zal ten aanzien van de gevorderde vergoeding van € 350,- wegens verlies van arbeidsvermogen niet-ontvankelijk worden verklaard omdat deze post niet voldoende is onderbouwd. Het feit dat benadeelde partij bezig was met een klus, die hij vanwege het doen van aangifte moest onderbreken zodat de opdrachtgever van die klus iemand anders moest inhuren, is niet voldoende om die kosten te kunnen toewijzen. Immers is niet duidelijk dat de benadeelde partij daarvoor kosten heeft gemaakt. De vordering is daarom onvoldoende onderbouwd en benadeelde partij zal daarom ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het toe te kennen bedrag van € 5.832,87 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 11 december 2023. Het schadebedrag en de rente zullen hoofdelijk worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Tot op heden worden de kosten begroot op nihil.
In het belang van [slachtoffer 4] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 11 december 2023. Ook ten aanzien van deze maatregel geldt hoofdelijkheid.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert betaling van een bedrag tussen € 1.200,00 en € 1.500,00 aan vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te bepalen dat verdachte hoofdelijk tot betaling wordt veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu de motor is teruggegeven en niet duidelijk is wat nu zijn schade zou zijn.
Ook de raadsman heeft verzocht om de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De scooter is terug gegeven aan de benadeelde partij. Niet duidelijk is hoe de schadevordering zich daartoe verhoudt. De behandeling van de vordering levert dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 47, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en 3 en het in zaak B tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A feit 1 (diefstal van de motor en snorfiets)
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;
ten aanzien van zaak A feit 3 (drugs)
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van zaak B (diefstal van een motor)
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast.
Als voorwaarden gelden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich meldt binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres [adres reclassering] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • moet meewewrken aan verdiepingsdiagnostiek. Indien geïndiceerd, laat verdachte zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- aan de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden. Verdachte werkt, indien geïndiceerd uit het toezicht, mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt een schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
- aan de reclassering inzicht geeft in zijn sociale netwerk.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van het beslag
Verklaart verbeurd:
  • 1 STK Gereedschap 117 Sv (Omschrijving: G6440364, Kraft)
  • 2 STK Slot 117 Sv (Omschrijving: G6440363, Cilinderslot)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 4 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440356)
  • 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440359)
  • 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440359, Mdma)
  • 5 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440349, Xtc)
  • 5 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440352, Xtc)
  • 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440344, Cocaine)
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 6440362, Hasj)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 STK Telefoontoestel 117 Sv (Omschrijving: G6440340, Apple)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
330,20 EUR; IBGN 23-12-2023 (Omschrijving: G6440324)
9,18 EUR; IBGN 23-12-2023 (Omschrijving: G6440329; 10 USD DOLLAR BILJET TEGENWAARDE = €9,18)
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van
€ 5.832,87 (achtenvijftighonderdtweeëndertig euro en zevenentachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 december 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] , aan de Staat € 5.832,87 (achtenvijftighonderdtweeëndertig euro en zevenentachtig eurocent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 december 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 64 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.B.W. Beekman, voorzitter,
mrs. M. Nieuwenhuijs en A.B. Sluijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2024.