Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de akte na enquête van [eiser] van 22 november 2023,
2.De verdere beoordeling
Ik weet alleen dat mijn broer mijn vader veel geld schuldig was, omdat hij gestolen had van het bedrijf”. [gedaagde 2] heeft onder meer verklaard: “
Mijn vader heeft verteld dat [eiser] iets ernstigs heeft gedaan. er was geld kwijt. Meer heeft hij mij niet verteld.”. Daarmee staat voldoende vast dat er sprake was van diefstal van de gezamenlijke onderneming. De verklaring van [eiser] dat er daarom een schuld was aan de vennootschappen en niet aan vader is aannemelijk. Dat [eiser] het geschil met de vennootschappen en zijn vader heeft opgelost door de onderneming te verlaten en zijn aandelen om niet aan zijn vader te leveren, is door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onvoldoende betwist. Voor zover [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betogen dat er uit andere hoofde een schuld aan vader zou zijn, hebben zij dit, gezien de betwisting door [eiser] onvoldoende onderbouwd.
We hebben besproken met elkaar dat dat [eiser] het niet zou terugbetalen. Dat was de wens van mijn vader.”. Dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daaraan de voorwaarde hebben verbonden dat het appartement in Zwitserland niet verdeeld zou worden, is niet vast komen te staan. Voor zover er nog een schuld zou zijn, mocht [eiser] er dan ook op vertrouwen dat hij die niet meer hoefde terug te betalen.
3.De beslissing
woensdag 29 mei 2024voor akte uitlaten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] over wat is vermeld onder 2.12, waarna [eiser] de gelegenheid krijgt om op termijn van vier weken een antwoordakte te nemen,