ECLI:NL:RBAMS:2024:249

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
10615311 \ CV EXPL 23-9945
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kantonzaak over betaling van facturen en schadevergoeding bij aanneming van werk

In deze kantonzaak heeft [eiser], als aannemer, betaling gevorderd van niet-betaalde facturen van in totaal € 9.265,21 van [gedaagden], een vennootschap onder firma. [gedaagden] heeft de betaling betwist en een tegenvordering ingesteld, stellende dat de werkzaamheden niet conform de overeenkomst zijn uitgevoerd en dat zij schade hebben geleden door fouten van [eiser]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagden] de facturen moet betalen, omdat de werkzaamheden zijn verricht zoals afgesproken. De vordering van [gedaagden] tot schadevergoeding is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vertraging in de uitvoering van het project niet zodanig was dat betaling van de facturen onredelijk zou zijn. Ook zijn de specifieke tekortkomingen die [gedaagden] aanvoert niet voldoende onderbouwd. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen en de tegenvordering van [gedaagden] afgewezen. Daarnaast zijn de proceskosten voor [gedaagden] vastgesteld en moet hij deze vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10615311 \ CV EXPL 23-9945
Vonnis van 19 januari 2024
in de zaak van
[eiser] ,handelend onder de naam
[handelsnaam] ,
wonend in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gedaagde in reconventie,
hierna: [eiser]
gemachtigde: mr. R.A Nienhuis,
tegen
de vennootschap onder firma
[bedrijf]en haar vennoten:
[gedaagde 1] en
[gedaagde 2],
gevestigd / wonend in [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
eisers in reconventie,
hierna samen: [gedaagden]
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.De zaak in het kort

[eiser] heeft als aannemer werk verricht aan de nieuwe bedrijfsruimte van [gedaagden] Hij vraagt betaling van niet betaalde facturen. [gedaagden] vindt dat hij niets meer hoeft te betalen aan [eiser] omdat een aantal dingen niet goed zijn gegaan en het project veel te lang heeft geduurd. Daardoor heeft [gedaagden] schade geleden. Een deel van die schade wil [gedaagden] vergoed krijgen van [eiser] . De kantonrechter vindt dat [gedaagden] de facturen van [eiser] moet betalen, omdat daar volgens afspraak voor gewerkt is. [eiser] hoeft geen schadevergoeding aan [gedaagden] te betalen. Voor een aantal posten kan niet vastgesteld worden dat [eiser] fouten heeft gemaakt. Voor de posten waarbij wel een fout van [eiser] wordt vastgesteld, kan niet worden vastgesteld dat hij in de gelegenheid is gesteld om de fout te herstellen. In beide gevallen heeft [gedaagden] geen recht op schadevergoeding.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 juli 2023 van [eiser] met bijlagen,
  • de reactie op de dagvaarding met een tegenvordering en bijlagen van [gedaagden] ,
  • de reactie van [eiser] op de tegenvordering met bijlage,
  • het tussenvonnis van 4 augustus 2023 waarin de zitting is bepaald,
  • de zitting van 1 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt die zich in het dossier bevinden.
Daarna is vonnis bepaald. De kantonrechter doet helaas later uitspraak dan aangekondigd.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn vennoten van de VOF. De VOF is een rijschool.
3.2.
[gedaagden] heeft [eiser] ingeschakeld om werk te verrichten aan de nieuwe casco bedrijfsruimte van de rijschool.
3.3.
Op 27 januari 2022 heeft [eiser] daarvoor een offerte uitgebracht voor in totaal € 57.302,15 exclusief btw (€ 69.335,60, inclusief 21% btw).
3.4.
De volgende facturen van [eiser] heeft [gedaagden] niet betaald:
Factuurnummer
Datum
Openstaand saldo
[fact.nr. 1]
4 oktober 2022
€ 5.166,70
[fact.nr. 2]
8 november 2022
€ 3.020,00
[fact.nr. 3]
3 april 2023
€ 178,50
[fact.nr. 4]
20 april 2023
€ 900,01
Totaal
€ 9.265,21
4. Het geschil
4.1.
De standpunten van partijen zijn hier verkort weergegeven. Voor zover nodig wordt daarop bij de beoordeling verder ingegaan.
4.2.
[eiser] vordert € 9.265,21 aan niet betaalde facturen. [gedaagden] vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. Volgens de begroting zou het project € 57.020,09 kosten. [gedaagden] heeft al bijna € 50.000 betaald, terwijl het project niet af is en een aantal zaken niet goed gedaan zijn. [eiser] heeft een verkeerde doucheaansluiting gemaakt, fouten gemaakt bij de aanleg van de elektra en geen ventilatiesysteem in de wc aangelegd. Hierdoor heeft [gedaagden] schade geleden en die schade wil hij van [eiser] vergoed krijgen. Daar is [eiser] het niet mee eens.

5.De beoordeling

De vordering van [eiser] en de tegenvordering van [gedaagden]
5.1.
[gedaagde 1] heeft op de zitting gezegd dat hij de juistheid van de facturen van [eiser] op zichzelf niet betwist. Maar hij vindt het niet redelijk als hij die volledig moet betalen gezien de schade die [gedaagden] heeft geleden door de vertraging en de fouten in het werk van [eiser] . Daarvoor zou [eiser] hem een tegemoetkoming moeten betalen. [eiser] vindt dat hij zijn facturen volledig betaald moet krijgen en geen schadevergoeding hoeft te betalen.
5.2.
De kantonrechter legt het verweer van [gedaagden] zo uit dat hij hiermee in feite de vordering van [eiser] erkent, maar die facturen verrekend wil zien met zijn schade. Die schade vordert hij ook in zijn tegenvordering. Beide vorderingen worden daarom gezamenlijk behandeld. Daar waar [gedaagden] in de stukken spreekt over het niet af zijn van het project, begrijpt de kantonrechter dat steeds bedoeld wordt niet
goedaf; gebreken zijn niet of onvoldoende hersteld. Dat bepaalde afgesproken werkzaamheden helemaal niet zijn gedaan en dat [gedaagden] daarvan alsnog nakoming wil of daardoor schade heeft geleden, is onvoldoende gesteld en niet gebleken.
5.3.
[gedaagden] heeft in dit geval recht op schadevergoeding als vast komt te staan dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming (1) en [gedaagden] daardoor schade heeft geleden (2). Daarnaast moet [eiser] in verzuim zijn (3). Dat betekent dat dat [eiser] de gelegenheid moet hebben gekregen om eventuele gebreken binnen een redelijke termijn te herstellen, en hij dat niet heeft gedaan. Als (juiste) nakoming niet meer kan, dan is verzuim niet nodig. Omdat [gedaagden] zich op de rechtsgevolgen ervan beroept, moet hij feiten en omstandigheden stellen en onderbouwen waaruit blijkt dat aan alle drie de eisen is voldaan.
5.4.
Om te kunnen beoordelen of [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van de afspraken tussen beiden, moet worden vastgesteld wat partijen dan met elkaar hebben afgesproken. Partijen zijn het erover eens dat de samenwerking gebaseerd is op de schriftelijke begroting op hoofdlijnen. De details waren daarin niet uitgewerkt en zijn gaandeweg het project ingevuld.
Vertraging project
5.5.
[gedaagden] vindt dat het project veel te lang heeft geduurd. Afgesproken was dat het project voor de zomer klaar zou zijn, terwijl de werkzaamheden tot eind 2022 hebben geduurd. [gedaagden] heeft hierdoor schade geleden onder andere omdat hij door de vertraging een tijd dubbele lasten heeft gehad.
5.6.
[eiser] zegt dat er een grove schatting is gemaakt dat de werkzaamheden voor de zomervakantie klaar zouden zijn. [gedaagde 1] heeft meerdere keren gezegd dat het hem niet snel genoeg ging, maar een harde afspraak voor de zomervakantie klaar te zijn was er niet. Het is [eiser] ook niet duidelijk geweest dat dit voor [gedaagden] zo belangrijk was. Het project heeft langer geduurd omdat meerdere derden niet konden en het materiaal, dat [gedaagde 1] zou regelen, niet altijd op tijd beschikbaar was, zo zegt [eiser] .
5.7.
Gezien deze gemotiveerde betwisting van [eiser] heeft [gedaagden] onvoldoende onderbouwd dat er een harde afspraak was dat het project voor de zomervakantie af moest zijn. Dat partijen dat zouden hebben afgesproken blijkt niet uit de stukken. In het dossier zitten uitgebreide whatsapp-gesprekken tussen partijen waarin die termijn niet genoemd wordt. Ook anderszins blijkt uit die gesprekken of de rest van het dossier niet dat partijen hebben afgesproken dat het project binnen een bepaalde periode afgerond moest zijn. De vader van [gedaagde 1] heeft verklaard dat [eiser] wist dat het te lang duurde, [gedaagden] daardoor extra kosten maakte en dat hij in de zomer moest verhuizen. Daaruit volgt niet dat sprake was van een harde afspraak tussen [eiser] en [gedaagden]
5.8.
De kantonrechter vindt daarnaast niet dat de vertraging van het project zodanig is dat het betalen van de facturen onredelijk zou zijn. Uitgaand van de grove schatting dat de werkzaamheden voor de zomervakantie klaar zouden zijn, zijn de werkzaamheden een paar maanden, tot november 2022 uitgelopen. Zo’n vertraging is vervelend en heeft kennelijk voor [gedaagden] grote financiële gevolgen, omdat er inmiddels een nieuwe contractperiode is ingegaan voor het pand, waardoor hij nog lange tijd vastzit aan dubbele lasten. Omdat niet kan worden vastgesteld dat die vertraging vooral aan [eiser] te wijten is en het om een vertraging van maar een paar maanden gaat, is die vertraging niet zodanig dat [gedaagden] de facturen niet meer hoeft te betalen.
Aardlekmat
5.9.
[gedaagde 1] heeft op de zitting bevestigd dat [eiser] de aardlekmat inderdaad verkeerd heeft gelegd, maar [eiser] heeft dit op eigen kosten hersteld. Op dit punt is dus geen sprake (meer) van een tekortkoming in de nakoming. Deze post wordt daarom afgewezen.
De aansluiting voor de douche
5.10.
Volgens [gedaagden] is sprake van een tekortkoming, omdat [eiser] de verkeerde aansluiting, namelijk voor een opbouwdouche heeft aangelegd, terwijl [gedaagde 1] een inbouwdouche had gekocht en die ook in het pand had gelegd. [eiser] had aan het aangeschafte materiaal kunnen zien dat het de bedoeling was om een inbouwdouche te monteren en daarvoor had hij dus de aansluiting moten maken. [eiser] zegt niet te hebben geweten dat dit de wens van [gedaagden] was en ook niet dat de doucheset in het pand lag. De aansluiting die hij heeft gemaakt is de standaard; 90% van de Europeanen heeft zo’n douche, zo zegt [eiser] .
5.11.
Partijen hebben geen specifieke afspraak gemaakt over welke doucheaansluiting [eiser] zou maken. De begroting was in grote lijnen. Het is niet gebleken dat daarna een uitdrukkelijke afspraak, via whatsapp of mondeling is gemaakt over welke aansluiting er moest komen. Ook is niet gebleken van een afspraak dat [eiser] de aansluiting van de douche zou bepalen aan de hand van de aanwezige materialen. [gedaagden] heeft niet betwist dat de door [eiser] aangelegde aansluiting de standaard is. Gezien die omstandigheden heeft [gedaagden] onvoldoende onderbouwd dat [eiser] op dit punt tekort is geschoten in de nakoming. Deze post wordt daarom afgewezen.
De ventilatie in de wc
5.12.
Op dit punt bestaat enige onduidelijkheid over de rioolbuisbeluchting en het ventilatiesysteem. Tussen partijen is in elk geval niet in geschil dat in de wc die beneden in de bedrijfsruimte is geplaatst door [eiser] geen werkend ventilatiesysteem is aangelegd. [gedaagden] vindt dat [eiser] op dit punt tekort is geschoten in de nakoming, omdat wel was afgesproken dat er ventilatie zou worden geplaatst. Hij heeft [eiser] daar meerdere keren uitdrukkelijk op aangesproken, maar zonder resultaat. [eiser] zegt dat daarover van tevoren geen afspraken zijn gemaakt. Toen dit door [gedaagden] werd aangekaart, en dat was pas voor het eerst op 12 december 2022, was de wc al vrijwel helemaal af. Er was op dat moment te weinig ruimte om een ventilatiesysteem aan te leggen.
5.13.
De kantonrechter kan niet vaststellen dat partijen afspraken hebben gemaakt over de ventilatie in de wc. Maar van een nieuw geïnstalleerde wc en realisatie van de wc-ruimte mag je, ook als je daarover geen specifieke afspraken maakt, verwachten dat daarin ook een werkend ventilatiesysteem wordt aangelegd. Standaard in elke toilet is dat er op de een of andere manier mogelijkheid tot ventilatie is. Dat de wc oorspronkelijk in de werkplaats zou zijn en niet vaak gebruikt zou worden, zoals [eiser] heeft aangevoerd, vindt de kantonrechter wat er ook van zij, geen goede reden om geen ventilatiesysteem aan te leggen. Het niet aanleggen daarvan levert dus een tekortkoming op in de nakoming.
5.14.
Ook is aannemelijk dat [gedaagden] hierdoor schade heeft geleden. De ventilatie ontbreekt nog steeds, voor het alsnog laten aanleggen daarvan zullen ongetwijfeld kosten gemaakt moeten worden. [gedaagden] heeft niet concreet gemaakt om welke kosten dit (ongeveer) gaat.
5.15.
Zoals hiervoor onder 5.11 besproken, moet naast een tekortkoming en schade, ook sprake zijn van verzuim. Dat betekent in dit geval dat [eiser] een redelijke termijn moet hebben gekregen om het gebrek te herstellen, om de ventilatie dus alsnog aan te leggen. Ook als [eiser] geweigerd zou hebben te herstellen, is er sprake van verzuim. [gedaagden] heeft aangevoerd dat [eiser] het niet wilde oplossen, omdat alles al was afgewerkt, maar dat wordt door [eiser] gemotiveerd betwist. [eiser] zegt namelijk dat hij wel een oplossing heeft aangeboden, buiten het gebouw, maar dat [gedaagde 1] dat niet wilde in verband met de VvE. [gedaagde 1] wilde ook geen andere oplossing volgens [eiser] . [gedaagden] zegt dat de VvE twee gaten heeft gemaakt, waar gebruik van had kunnen worden gemaakt. De kantonrechter leidt daaruit af dat een systeem buiten het gebouw een passende oplossing had kunnen zijn. Uit wat [gedaagden] heeft aangevoerd blijkt onvoldoende dat [eiser] een redelijke termijn heeft gekregen om het ventilatiesysteem alsnog aan te leggen. Dat [gedaagde 1] [eiser] hier meerdere keren op zou hebben aangesproken, wordt door [eiser] betwist. Ook uit het dossier blijkt niet van zo’n termijn of de weigering van [eiser] . Er is dus geen sprake van verzuim. Daarmee is niet aan alle eisen voor schadevergoeding voldaan. Daarom wordt deze post afgewezen.
De kosten voor de elektriciens (Seven en MS Elektrotechniek)
5.16.
[gedaagden] vindt dat [eiser] het werk aan de elektrische installaties niet goed heeft gedaan. Hij wijst ter onderbouwing daarvan naar een brief van elektricien Seven waarin zij constateren dat [eiser] verkeerde aansluitingen heeft gelegd. Ook de aansluiting va de overheaddeur is niet goed aangelegd. MS Elektrotechniek heeft dit geconstateerd en gerepareerd. Voor de kosten die [gedaagden] heeft gemaakt voor het herstel door Seven en MS Elektrotechniek wil hij schadevergoeding van [eiser] .
5.17.
[eiser] is het hier niet mee eens. Het door hem aangenomen werk wat betreft elektra was heel simpel. Het ging om een paar voorbereidende werkzaamheden, omdat Seven ineens toch niet beschikbaar bleek, waaronder het vervangen van de aansluiting van de overheaddeur. Op enig moment heeft juist [eiser] aan [gedaagden] gevraagd om de elektricien weer in te schakelen. Dat is dus niet het gevolg van fouten van [eiser] . Bovendien is de schade niet onderbouwd en wordt er geen bedrag genoemd.
5.18.
De kantonrechter heeft gekeken naar de brieven van Seven en MS Elektrotechniek. Seven schrijft dat zij na de start van het project de overige werkzaamheden aan [eiser] hebben overgedragen. Bij inspectie aan het eind van het project bleek Seven dat sommige installaties niet correct waren aangesloten. Seven heeft daar nog werkzaamheden aan verricht. Een factuur van Seven ontbreekt. MS Elektrotechniek schrijft te zijn aangenomen voor het voltooien van elektrawerkzaamheden en tijdens die werkzaamheden problemen ontdekte aan twee aansluitingen van verlichting en dat de overheaddeur niet werkte. MS Elektrotechniek verwijst daarbij naar een factuur die niet in het dossier zit. Op 7 september 2022 stuurt [eiser] een whatsappbericht aan [gedaagde 1] dat hij toch graag de hulp van de elektricien erbij wil hebben.
5.19.
Voor wat betreft het herstelwerk door Seven en MS Elektrotechniek is onvoldoende duidelijk geworden welke werkzaamheden [eiser] zou doen. Daarom kan ook niet worden vastgesteld dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming daarvan. Dat ligt alleen anders voor de overheaddeur waar MS Elektrotechniek over schrijft. Hiervan erkent [eiser] dat hij die werkzaamheden zou verrichten. Hij heeft onvoldoende betwist dat de aansluiting die hij heeft aangelegd niet goed was. Op dat punt is hij dus tekortgeschoten.
5.20.
[eiser] heeft betwist dat [gedaagden] hierdoor schade heeft geleden, omdat de factuur waar MS Elektrotechniek naar verwijst niet in het dossier zit. De schade is dus niet onderbouwd.
5.21.
Het punt van de hoogte van de schade kan in het midden blijven, omdat ook hier het verzuim ontbreekt; [gedaagden] heeft niet aangevoerd dat hij [eiser] een termijn heeft gegeven om de aansluiting te herstellen. Ook op een andere manier is hiervan niet gebleken. Dit kon op dat moment wel van [gedaagden] worden verwacht. Er is dus geen sprake van verzuim. Daarmee is niet aan alle eisen voor schadevergoeding voldaan. Daarom wordt ook deze post afgewezen.
Conclusies vordering [eiser] (conventie)
5.22.
Omdat [eiser] zijn werkzaamheden volgens afspraak heeft gefactureerd en het beroep op verrekening van [gedaagden] gezien het voorgaande wordt afgewezen, moet [gedaagden] de gevorderde factuurbedragen van € 9.265,21 aan [eiser] betalen. De door [eiser] gevorderde hoofdsom wordt dus toegewezen. De kantonrechter merkt daarbij op dat daar waar [gedaagden] heeft gezegd dat hij al € 50.000 van de begrootte € 57.020,09 heeft betaald, hij geen rekening heeft gehouden met de btw; de offerte was exclusief btw, de facturen zijn inclusief 21% btw.
5.23.
[gedaagden] moet de wettelijke handelsrente over de facturen betalen, steeds vanaf de dag dat de factuur betaald had moeten zijn. Omdat partijen hierover niets hebben afgesproken geldt op grond van de wet een termijn van 30 dagen. [1] Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten moet [gedaagden] betalen. [eiser] heeft voldoende gesteld dat hij deze kosten heeft gemaakt. Volgens het toepasselijke tarief gaat het om een bedrag van € 838,26. [2]
5.24.
De vordering van [eiser] wordt hoofdelijk toegewezen, zoals hij heeft gevraagd. Dat betekent dat zowel de vof als haar beide vennoten veroordeeld worden het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Conclusie tegenvordering van [gedaagden] (reconventie)
5.25.
Op basis van wat hiervoor is besproken wordt de tegenvordering van [gedaagden] op alle punten afgewezen.
Kosten van de procedure
5.26.
Omdat [gedaagden] zowel voor wat betreft de vordering van [eiser] als voor wat betreft zijn eigen tegenvordering ongelijk krijgt, moet hij de kosten voor de procedure van [eiser] betalen. Die kosten worden voor de vordering van [eiser] vastgesteld op:
kosten van de dagvaarding
135,11
griffierecht
244,00
salaris gemachtigde
660,00
(2 punten × € 330,00)
nakosten
132,00
Totaal
1.171,11
5.27.
De proceskosten van [eiser] voor de tegenvordering van [gedaagden] stelt de kantonrechter vast op € 40,00 aan salaris gemachtigde (1 punt x 0,5 x € 80,00). Daarbij is uitgegaan van een onbepaalde vordering en sterke samenhang met de vordering van [eiser] .
5.28.
Ook de proceskostenveroordelingen worden hoofdelijk uitgesproken.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [bedrijf] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 9.265,21 aan niet betaalde facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het bedrag van de onderliggende facturen vanaf 30 dagen na factuurdatum, telkens tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [bedrijf] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 838,26,
6.3.
veroordeelt [bedrijf] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.171,11, te vermeerderen met de kosten van betekening,
6.4.
bepaalt dat als [bedrijf] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en het vonnis daarna wordt betekend, zij ook hoofdelijk de kosten van betekening aan [eiser] moeten betalen.
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen van [bedrijf] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] af,
6.8.
veroordeelt [bedrijf] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 40,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Huber, kantonrechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid het vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek.
2.Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en bijbehorende staffel.