ECLI:NL:RBAMS:2024:2481

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
10750992
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad van makelaar door onjuiste informatie over woonoppervlak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een koper en een makelaar. De koper, hierna te noemen [eiser], had een appartement gekocht waarvan de makelaar, [gedaagde 1], in de verkoopinformatie een woonoppervlak van 56 m2 had vermeld. Na de aankoop bleek het werkelijke woonoppervlak echter slechts 46 m2 te zijn. De koper stelde dat hij door deze onjuiste informatie onrechtmatig was behandeld en vorderde schadevergoeding van de makelaar. De kantonrechter oordeelde dat de makelaar onrechtmatig had gehandeld door de koper niet tijdig en volledig te informeren over het werkelijke woonoppervlak. De kantonrechter stelde de schade van de koper vast op € 7.500,00, en veroordeelde de makelaar tot betaling van een totaalbedrag van € 8.250,00, inclusief proceskosten. De rechter oordeelde dat de koper gerechtvaardigd had vertrouwd op de informatie van de makelaar en dat de makelaar niet had aangetoond dat de koper geen schade had geleden. De vordering van de koper werd in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van enkele verklaringen voor recht die niet verder waren onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Afdeling civiel recht
Zaaknummer: 10750992 \ CV EXPL 23-13560
Vonnis van de kantonrechter van 3 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. H. Atas,
tegen

1.[gedaagde 1] V.O.F.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,

2.[gedaagde 2] ,

wonend in [woonplaats 2] ,

3.[gedaagde 3] ,

wonend in [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. A.A.R. Eijsden.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 oktober 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het instructievonnis,
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden 6 februari 2024. [eiser] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en mr. B. van der Zijpp. Gedaagden zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord.
1.3
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

De volgende feiten staan vast.
2.1
Op 13 september 2019 heeft [gedaagde 1] als verkopend makelaar een woning te koop aangebonden aan het adres [adres] (verder: de woning). De door [gedaagde 1] op Funda geplaatste advertentietekst vermeldt onder meer het volgende:
OMSCHRIJVING
Sfeervol, licht en ZEER goed onderhouden “penthouse(je)” van ca. 56 m2 gelegen op EIGEN GROND met een zonnig en riant DAKTERRAS
(…)
Bijzonderheden:
-Totale vloeroppervlakte: ca. 56 m2
(…)
-Vraagprijs: 358.800,-, kosten koper.
(…)
Vraagprijs per m2: € 6.407
(…)
Gebruiksoppervlakten:
Wonen 56 m2
Gebouwgebonden 16 m2
buitenruimte
(…)
2.2
[eiser] heeft op 24 september 2019 een bieding op de woning uitgebracht ter hoogte van € 412.300,00, die door de verkoper van de woning (verder: de verkoper) is geaccepteerd. Na acceptatie van de bieding van [eiser] heeft [gedaagde 1] een door het bedrijf Meet3D opgestelde meetstaat aan [eiser] verstrekt waaruit blijkt dat Meet3D de woning op 5 september 2019 in opdracht van [gedaagde 1] heeft opgemeten. De meetstaat vermeldt onder meer het volgende:
MEETSTAAT BBMI- GEBASEERD OP DE NEN2580 MEETINSTRUCTIE
(…)
BESCHRIJVING
AANTAL M2
Woonruimte(n)
76
Overige inpandige ruimte(n)
Gebouwgebonden Buitenruimte(n)
16
Externe Bergruimte(n)
Inhoud m3 volgens berekening
272
Notities bij meting
de slaapverdieping voldoet niet aan de eisen om als GO Wonen aangemerkt te worden, maar heeft wel de kenmerken van een woonlaag. Hierdoor is in overleg met de makelaar gekozen om de meters van de slaapverdieping als GO Wonen aan te merken.
de berging op de slaapverdieping is niet als overige inpandige ruimte berekend aangezien de minimum hoogte niet is bereikt.
DE OPPERVLAKTEN ZIJN OPGEBOUWD CONFORM DE BRANCHE BREDE MEETINSRUCTIE VAN DE NVM, VBO, VASTGOEDPRO WAARDERINGSKAMER ETC. DEZE IS GEBASEERD OP DE GO NEN 2580.
DE GEBRUIKSOPPERVLAKTEN WORDEN BEREKEND VOLGENS DE MEET- EN REKENMETHODE CONFORM DE BBMI (BRANCHE BREDE MEETINSTUCTIE). MOCHTEN ER ONVERHOOPT AFWIJKINGEN IN DE BEREKENINGEN OF OPPERVLAKTEN ZIJN TOV DE WERKELIJKHEID KUNNEN HIERAAN GEEN RECHTEN WORDEN ONTLEEND.
2.3
Op 24 september 2019 heeft een derde partij een bieding op de woning uitgebracht ter hoogte van € 415.000,00. Deze bieding is door de verkoper niet geaccepteerd.
2.4
Op 4 oktober 2019 hebben [eiser] en de verkoper een koopovereenkomst met betrekking tot de woning ondertekend. De woning is op 4 december 2019 aan [eiser] geleverd.
2.5
Op 7 april 2021 heeft Van Roemburg & Woning Diagnose (verder: Van Roemburg) op verzoek van [eiser] een meting van de woning uitgevoerd. Naar aanleiding van deze meting heeft Van Roemburg op 8 april 2021 een rapport opgesteld waarin staat dat het conform de richtlijn NEN 2580:2007 gemeten netto woonoppervlak van de woning 46m2 bedraagt.
2.6
[eiser] heeft op 21 mei 2021 een e-mail aan [gedaagde 1] en aan de verkoper gestuurd waarin hij onder meer het volgende schrijft:
Daarnaast blijkt mijn appartement 10 m2 kleiner te zijn dan mij destijds is voorgespiegeld. Jullie zullen begrijpen dat dit mij ook bepaald niet lekker zit. Het door mij ingewonnen meetrapport stuur ik ook mee.
2.7
Bij brief van zijn gemachtigde van 6 juli 2021 heeft [eiser] [gedaagde 1] aansprakelijk gesteld voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van het feit dat het woonoppervlak van de woning 10m2 kleiner is dan door [gedaagde 1] in de verkoopinformatie van de woning was vermeld. [gedaagde 1] heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1
[eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis - samengevat - voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] jegens [eiser] niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk handelend makelaar mag worden verwacht en dat [gedaagde 1] is gehouden om de als gevolg van die fout door [eiser] geleden schade te vergoeden. Daarnaast vordert [eiser] dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld om een schadevergoeding van € 15.000,00 aan hem te betalen, verhoogd met rente en buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van [gedaagde 1] in de kosten van de procedure. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag, samengevat, dat [gedaagde 1] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door hem onjuiste informatie te verstrekken over het netto woonoppervlak van de woning.
3.2
[gedaagde 1] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. [gedaagde 1] betwist dat het netto woonoppervlak van de woning 46 m2 bedraagt. Zij stelt zich verder op het standpunt dat zij niet onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, dat [eiser] geen schade heeft geleden en, als dat anders zou zijn, dat er geen causaal verband bestaat tussen die schade en de door haar gemaakte fout. Ten slotte heeft [gedaagde 1] de omvang van de door [eiser] geleden schade betwist en een beroep op eigen schuld van [eiser] gedaan.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Is het netto woonoppervlak van de woning 46 m2?
4.1
[gedaagde 1] heeft betwist dat het netto woonoppervlak van de woning daadwerkelijk 46 m2 bedraagt. Zij heeft aangevoerd dat zij niet kan beoordelen of Van Roemburg de meting van de woning op de juiste wijze heeft verricht. De kantonrechter gaat aan dit betoog voorbij. [gedaagde 1] heeft niet gespecificeerd en ook op geen enkele wijze onderbouwd op welke punten de meting van Van Roemburg onjuist zou zijn, terwijl het rapport van Van Roemburg vermeldt dat de meting is uitgevoerd conform de branchebrede NVM c.s. meetinstructie op basis van de NEN 2580:2007 (verder: de meetinstructie). Uit de onder 2.2 aangehaalde “notities bij meting” in het door Meet3D opgestelde rapport blijkt dat de vijfde (slaap)verdieping niet voldoet aan de eisen om als GO Wonen te worden aangemerkt maar dat in overleg met de makelaar (de rechtbank begrijpt [gedaagde 1] ) is gekozen om de slaapverdieping, die wel de kenmerken van een woonlaag heeft, als GO Wonen aan te merken. In het door Van Roemburg opgemeten woonoppervlak is naast 44,45 m2 voor de vierde verdieping ook 1,22m2 meegenomen voor een halletje op de derde verdieping. Voor de berekening van het woonoppervlak heeft Van Roemburg de vijfde verdieping niet meegenomen. Die verdieping is volgens hem op het hoogste punt 1,90 meter hoog maar op een groot aantal vierkante meters slechts 1,37 meter hoog en dat heeft [gedaagde 1] niet betwist. De kantonrechter neemt, gelet op het voorgaande, tot uitgangspunt dat het netto woonoppervlak van de woning conform de meetinstructie 46 m2 bedraagt.
Heeft [gedaagde 1] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld?
4.2
De vervolgvraag is of [gedaagde 1] , door voorafgaand aan de verkoop aan [eiser] mede te delen dat het woonoppervlak van de woning 56 m2 bedroeg, onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. De kantonrechter stelt in dit verband het volgende voorop. Een verkopend makelaar handelt onrechtmatig jegens een koper als hij jegens de koper niet de zorgvuldigheid betracht die van de makelaar mag worden verwacht. Daarvan kan onder meer sprake zijn als de makelaar de koper voorafgaand aan de verkoop onjuiste informatie verstrekt over eigenschappen van de zaak waarvan hij moet begrijpen dat deze voor de koper bij diens aankoopbeslissing van belang kunnen zijn. Als het om een woning gaat, behoort tot die eigenschappen, anders dan [gedaagde 1] betoogt, mede het woonoppervlakte van de woning. Bij de beoordeling van de vraag of de makelaar door het verstrekken van onjuiste of misleidende informatie onrechtmatig jegens de koper heeft gehandeld, komt het aan op het vertrouwen dat de koper in de omstandigheden van het geval aan de gegeven informatie mocht ontlenen. Een koper mag er in beginsel van uitgaan dat een door de makelaar op Funda genoemde woonoppervlakte is gemeten met inachtneming van de meetinstructie en dus overeenkomt met het netto woonoppervlak van de woning. Dat kan anders zijn als de koper uit verklaringen of gedragingen van de makelaar heeft moeten begrijpen dat de in de verkoopinformatie vermelde oppervlakte van de woning niet volgens de meetinstructie is gemeten, of als de omstandigheden van het geval de koper anderszins aanleiding hadden moeten geven tot twijfel over de juistheid van de opgegeven oppervlakte.
4.3
[gedaagde 1] heeft betoogd dat [eiser] aan de onder 2.1 geciteerde mededelingen van [gedaagde 1] niet het vertrouwen mocht ontlenen dat het netto woonoppervlak van de woning 56 m2 bedroeg. Zij voert aan dat aan [eiser] de meetstaat van Meet3D is overhandigd en dat [eiser] bij lezing van dat document had moeten begrijpen dat de door [gedaagde 1] opgegeven 56 m2 niet een conform de meetinstructie vastgesteld netto woonoppervlak bedroeg.
4.4
[gedaagde 1] kan in dit betoog niet worden gevolgd. De kantonrechter stelt voorop dat de meetstaat van Meet3D een drietal (onder 2.2 geciteerde) mededelingen bevat met de strekking dat de op de meetstaat genoemde metrages juist wel met inachtneming van de meetinstructie tot stand zijn gekomen. Onder die omstandigheden mocht [gedaagde 1] er niet op vertrouwen dat [eiser] , een particuliere aspirant-koper die niet werd bijgestaan door een aankoopmakelaar, bij lezing van de tekst onder het kopje “notities bij meting” zou begrijpen dat het in de meetstaat genoemde woonoppervlak niet het conform de meetinstructie gemeten woonoppervlak was. Maar zelfs als moet worden aangenomen dat [eiser] wel uit de meetstaat van Meet3D kon afleiden dat het daar genoemde metrage niet conform de meetinstructie was vastgesteld, dan volgt daaruit nog niet dat [eiser] ook moest begrijpen dat het netto woonoppervlak van de woning niet 56 m2 bedroeg. De meetstaat van Meet3D vermeldt immers een woonoppervlak van 76 m2. Als [eiser] al moest begrijpen dat op dit metrage in verband met de beperkte hoogte van de slaapverdieping een aantal vierkante meters in mindering moest worden gebracht om tot de juiste netto woonoppervlakte te komen, dan geldt dat hij geen enkele aanleiding had om eraan te twijfelen dat dit netto woonoppervlak gelijk was aan de door [gedaagde 1] opgegeven 56 m2. Noch de meetstaat, noch de advertentietekst noch enig ander in het kader van deze procedure overgelegd document gaven [eiser] aanleiding te veronderstellen dat het netto woonoppervlak van de woning minder dan 56 m2 bedroeg.
4.5
[gedaagde 1] heeft nog aangevoerd dat op de meetstaat van Meet3D staat vermeld dat er geen rechten aan de meetstaat kunnen worden ontleend. Dit betoog faalt alleen al omdat [eiser] geen rechten aan de meetstaat ontleent. Hij beroept zich immers niet op de meetstaat, die hij pas ontving nadat zijn bod was geaccepteerd, maar op de door [gedaagde 1] in de Funda-advertentie opgenomen informatie over het woonoppervlak van de woning.
4.6
De conclusie is dat [gedaagde 1] , door aan [eiser] mede te delen dat het netto woonoppervlak van de woning 56 m2 bedraagt, onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld.
Heeft [eiser] schade geleden en bestaat er causaal verband tussen de fout van [gedaagde 1] en de door [eiser] geleden schade?
4.7
[gedaagde 1] heeft subsidiair betoogd dat [eiser] geen schade heeft geleden en, als hij wel schade heeft geleden, dat er geen causaal verband bestaat tussen deze schade en de door haar gemaakte fout. [gedaagde 1] voert aan dat het exacte netto woonoppervlak van de woning voor [eiser] bij zijn aankoopbeslissing niet van belang was. Als het netto woonoppervlak voor [eiser] wel van belang was geweest en [eiser] het juiste netto woonoppervlak zou hebben gekend, dan had dat er volgens [gedaagde 1] niet toe geleid dat hij een lagere koopprijs voor de woning zou hebben betaald. Zij wijst erop dat een derde partij een bod op de woning heeft uitgebracht dat hoger was dan dat van [eiser] , zodat de verkoper volgens [gedaagde 1] nooit een lager bod van [eiser] zou hebben geaccepteerd. Ook betoogt [gedaagde 1] dat [eiser] een bedrag gelijk aan de marktwaarde voor de woning heeft betaald en ook daarom geen schade heeft geleden.
4.8
De vraag of [eiser] schade heeft geleden en of die schade het gevolg is van de fout van [gedaagde 1] , moet worden beantwoord door de situatie waarin [eiser] nu verkeert te vergelijken met het geval waarin [gedaagde 1] in de verkoopinformatie een correct netto woonoppervlak zou hebben vermeld. Dat onzeker is wat [eiser] en de verkoper zouden hebben gedaan als [gedaagde 1] de juiste woonoppervlakte in de verkoopinformatie zou hebben vermeld, is niet aan [eiser] maar aan [gedaagde 1] te wijten. Er bestaat daarom aanleiding om geen al te hoge eisen te stellen aan de onderbouwing door [eiser] van het bestaan van de door hem geleden schade en het causaal verband tussen die schade en de fout van [gedaagde 1] . Tegen deze achtergrond overweegt de kantonrechter als volgt.
4.9
De beslissing om een woning te kopen maakt een modale aspirant-koper aan de hand van een veelheid van factoren, waaronder de ligging en de staat van onderhoud van de woning en de vraag of de woning voldoet aan zijn gebruikswensen. Naast deze op het beoogde gebruik van de woning betrekking hebbende aspecten zal de modale aspirant-koper echter, ook als hij de woning heeft bezichtigd en geen bijzondere bepalingen over het woonoppervlak in de koopovereenkomst heeft opgenomen, het netto woonoppervlak van de woning als zelfstandige factor bij zijn aankoopbeslissing betrekken. Kennis van dit netto woonoppervlak stelt hem immers in staat om de passendheid van zijn bieding te verifiëren aan de hand van het geboden bedrag per vierkante meter en helpt hem om een inschatting te maken van de toekomstige verkoopbaarheid van de woning. De kantonrechter gaat er daarom vanuit, gelet op de onderbouwing van [eiser] en het feit dat de meetinstructie nu juist is ingevoerd omdat het objectief vaststellen van het woonoppervlak voor kopers relevant is, dat kennis van de juiste netto woonoppervlakte van de woning in ieder geval in enige mate van invloed zou zijn geweest op de beslissing van [eiser] om de woning te kopen tegen de door hem geboden koopprijs. Dat geldt te meer omdat het verschil tussen het door [gedaagde 1] genoemde netto woonoppervlak (56 m2) en het werkelijke netto woonoppervlak (46m2) relatief groot is. Dat verschil is ook te meer relevant omdat de woning bij toekomstige verkoop door [eiser] niet meer op Funda in de categorie 50 tot 75m2 kan worden aangeboden, maar alleen in de categorie 0 tot 50m2. De door [eiser] uitgebrachte bieding is gebaseerd op onjuiste informatie over het netto woonoppervlak van de woning, zodat zijn bieding - en de bieding van anderen die een bod hebben uitgebracht tegelijk met [eiser] - een hogere waarde dan de marktwaarde van de woning reflecteren. Door [eiser] niet tijdig volledig juist te informeren over het aantal volgens de meetinstructie als woonruimte aan te merken vierkante meters is hem de kans ontnomen dat mee te nemen in zijn afwegingen over de hoogte van zijn bod en de voorwaarden waaronder hij dat bod uitbracht, net als dat bij andere potentiële kopers het geval zal zijn geweest. Daarin zit zijn schade waarvan de hoogte alleen te schatten is met inachtneming van alle omstandigheden.
Hoe hoog is de door [eiser] geleden schade?
4.1
Omdat de door [eiser] geleden schade niet exact kan worden vastgesteld, moet deze worden geschat. De kantonrechter neemt daarbij in de eerste plaats in aanmerking dat [eiser] de woning voor aankoop heeft bezichtigd, dat hij een bieding op de woning heeft uitgebracht die boven de vraagprijs lag, dat hij zijn aanvankelijke bieding nog heeft verhoogd en dat hij dit alles heeft gedaan zonder het woonoppervlakte vooraf te (laten) nameten, hoewel in de verkoopinformatie bij het opgegeven woonoppervlak de aanduiding 'ca.' was vermeld. Dit wijst erop dat [eiser] de woning graag wilde kopen en dat de exacte netto woonoppervlakte voor hem niet de enige factor was die de doorslag gaf bij zijn aankoopbeslissing. Ook is gesteld noch gebleken dat [eiser] bij het huidige gebruik van de woning nadeel heeft ondervonden van het kleinere oppervlakte. Daar staat tegenover dat het verschil tussen het door [gedaagde 1] opgegeven netto woonoppervlak en het werkelijke woonoppervlak aanzienlijk is en aannemelijk is dat dat verschil zal leiden tot financieel nadeel voor [eiser] als hij de woning in de toekomst verkoopt. De kantonrechter stelt, alles in aanmerking nemend, de door [gedaagde 1] aan [eiser] te betalen schadevergoeding op de voet van artikel 6:97 BW schattenderwijs vast op een bedrag van € 7.500,00.
Eigen schuld [eiser] ?
4.11
[gedaagde 1] heeft ten slotte aangevoerd dat de door [eiser] geleden schade geheel voor zijn eigen rekening moet blijven, op grond van eigen schuld van [eiser] (6:101 BW). [gedaagde 1] voert aan dat [eiser] heeft nagelaten de woning na te meten of navraag naar het woonoppervlak van de woning te doen. Verder betoogt [gedaagde 1] dat de verkoper als gevolg van de fout van [gedaagde 1] ongerechtvaardigd is verrijkt omdat zij als gevolg van die fout een te hoge koopprijs heeft ontvangen.
4.12
Het betoog van [gedaagde 1] heeft geen succes. [eiser] mocht er, zoals hiervoor is overwogen, gerechtvaardigd op vertrouwen dat [gedaagde 1] de juiste netto woonoppervlakte in de verkoopinformatie had vermeld en was niet gehouden om de woning (eerder) na te laten meten. Ook de gestelde ongerechtvaardigde verrijking van de verkoper leidt niet tot eigen schuld aan de zijde van [eiser] . Het mogelijke bestaan van een vordering van [eiser] op de verkoper, wat daar verder ook van zij, doet er niet aan af dat [gedaagde 1] een zelfstandige onrechtmatige daad jegens [eiser] heeft gepleegd en dat [eiser] op die grond in ieder geval een vordering op [gedaagde 1] heeft. Ook overigens ziet de kantonrechter geen aanleiding om de schadevergoedingsplicht van [gedaagde 1] op de voet van artikel 6:101 BW te verminderen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.13
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Hij heeft voldoende onderbouwd dat aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Het door [eiser] gevorderde bedrag van € 925,00 is echter hoger dan het volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toepasselijke tarief van € 750,00. De kantonrechter wijst daarom € 750,00 toe.
Positie gedaagden sub 2 en 3
4.14
Gedaagden sub 2 en 3 zijn door [eiser] gedagvaard, maar tegen hen zijn door [eiser] geen (voor de kantonrechter kenbare) vorderingen ingesteld. Gedaagden sub 2 en 3 zijn wel in het geding verschenen maar hebben geen zelfstandig verweer gevoerd, waaruit de kantonrechter afleidt dat ook zij er van zijn uitgegaan dat [eiser] geen vorderingen tegen hen heeft ingesteld. Omdat aan de kantonrechter geen vordering op gedaagden sub 2 en 3 is voorgelegd, bevat het dictum van dit vonnis geen beslissing waarbij gedaagden sub 2 en 3 zijn betrokken.
Slotsom en proceskosten
4.15
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is [gedaagde 1] gehouden om een schadevergoeding van € 8.250,00 aan [eiser] te betalen. De door [eiser] gevorderde verklaringen voor recht zullen worden afgewezen omdat [eiser] niet heeft toegelicht dat hij bij die verklaringen, naast de toegewezen schadevergoeding, een zelfstandig belang heeft.
4.16
[gedaagde 1] is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
133,20
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
750,00
(2,00 punten × € 375,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.532,20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
1. veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiser] een bedrag van € 8.250,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 7.500,00 met ingang van 6 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
2. veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 1.532,20, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
3. veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Patijn en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.