ECLI:NL:RBAMS:2024:2462

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
13.109880.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdzaak wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij beroving

Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van medeplegen van afpersing en diefstal met geweld. De tenlastelegging betrof een incident op 22 juni 2022, waarbij de verdachte zou hebben deelgenomen aan de beroving van een horloge en een tas onder bedreiging van een vuurwapen. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie betoogd dat de verdachte herkenbaar was op camerabeelden van het incident, ondersteund door getuigenverklaringen van schoolmedewerkers en een verbalisant. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de herkenningen onvoldoende specifiek waren om tot een bewezenverklaring te komen.

De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat de herkenningen in het dossier niet voldoende betrouwbaar waren. De rechtbank merkte op dat de persoonskenmerken die door getuigen werden genoemd, te algemeen waren en dat er geen andere bewijsmiddelen waren die de betrokkenheid van de verdachte konden ondersteunen. De rechtbank heeft ook de omstandigheden waaronder de herkenningen tot stand kwamen in overweging genomen, en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet als de persoon kon worden aangemerkt die zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde afpersing en diefstal met geweld, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. Deze uitspraak benadrukt het belang van betrouwbare herkenningen en de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.109880.23
Datum (mondelinge) uitspraak: 18 april 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2005,
wonende bij [instelling] op het [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.H. Hulst en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.R. Stolk, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door [persoon 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, [persoon 2] , namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering en [persoon 3] , de woonbegeleider van verdachte vanuit [instelling] naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort weergegeven - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van afpersing met bedreiging met een vuurwapen van een horloge (van het merk Rolex) op 22 juni 2022 te Amsterdam, gepleegd op de openbare weg tegen [aangever] ;
2. medeplegen van diefstal met bedreiging met een vuurwapen van een tas (van het merk Louis Vuitton) met inhoud op 22 juni 2022 te Amsterdam, gepleegd op de openbare weg tegen [aangever] .
De tenlastelegging wordt als een bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
De officier van justitie heeft betoogd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op basis van de bewegende beelden van het incident en van de metrostations Wibautstraat en Bullewijk is verdachte herkend door een begeleider van [instelling] , door meerdere docenten en medewerkers van zijn toenmalige school en door verbalisant [verbalisant] . Met name de anonieme getuige (een docent van zijn school) en de verbalisant hebben beschreven dat zij verdachte hebben herkend aan zijn loopje en aan zijn houding; toen zij later het gezicht zagen van de persoon op de video was de herkenning van verdachte honderd procent. Op de bewegende beelden is namelijk het gezicht van verdachte, maar ook zijn houding goed in beeld. De overtuiging dat verdachte bij de beroving betrokken was wordt ook versterkt door het feit dat hij tot twee keer toe een onjuiste verklaring heeft gegeven voor waar hij was ten tijde van de beroving. Gelet op het voorgaande concludeert de officier van justitie dat verdachte samen met anderen aangever [aangever] heeft beroofd van zijn horloge en van zijn tas met inhoud. De gedragingen van verdachte kunnen gekwalificeerd worden als afpersing van het horloge en diefstal met geweld van de tas.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat de herkenningen in het dossier - kort samengevat - onvoldoende specifiek zijn om tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te kunnen leiden.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten. Hij kent het slachtoffer en de medeverdachten niet en hij is ook niet op [straatnaam] geweest ten tijde van de beroving. In december 2022 heeft verdachte zich bij de politie gemeld, omdat meerdere personen in zijn omgeving (waaronder zijn huisbaas vanuit [instelling] ) hem hadden herkend op de opsporingsvideo van [regionaal opsporingsprogramma] . Verdachte heeft aangegeven dat hij toen op het politiebureau samen met een verbalisant naar de beelden heeft gekeken. De verbalisant kon hem niet herkennen op de beelden en om deze reden mocht verdachte weer naar huis gaan; maanden later is hij alsnog aangehouden. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij zich zelf niet herkent op de stills in het dossier en ook niet op de bewegende beelden, die op zitting meermalen zijn afgespeeld.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 23 juni 2022 heeft [aangever] aangifte gedaan van een beroving van zijn horloge (van het merk: Rolex) en een tas (van het merk: Louis Vuitton) met inhoud. Hij had op die dag afgesproken met een vrouw die hij via [Social media app] had ontmoet. Ze hadden afgesproken samen te gaan eten in het centrum, maar de vrouw vroeg hem om eerst even met haar langs het restaurant [restaurant] in Amsterdam-Oost te rijden waar zij iets moest ophalen. Aangever zou in de auto op haar wachten. Aangever reed samen met deze vrouw [straatnaam] in, de vrouw stapte uit en zij liep richting het restaurant. Aangever zat nog in de auto toen er een jongen (hierna: NN1) een sigaret en een aansteker aan hem vroeg. Aangever gaf een sigaret aan NN1 en hij zag dat NN1 hem aan het bekijken was. Aangever had hier geen goed gevoel bij. NN1 liep weg, maar hij kwam even later met drie andere jongens terug. Aangever zag en voelde dat NN1 een vuurwapen tegen zijn hoofd aandrukte en het vuurwapen kort daarna doorlaadde. Eén van de jongens aan de bijrijderskant richtte ook een vuurwapen op hem. Aangever is door deze jongens beroofd van zijn horloge (van het merk: Rolex) en zijn tas (van het merk: Louis Vuitton) met inhoud. De verklaring van aangever wordt ondersteund door de beelden van de plaats delict. Deze beelden zijn op zitting meerdere keren afgespeeld. Te zien is dat NN1 en twee andere jongens naar de auto van aangever toe lopen en dat NN1 een vuurwapen uit zijn zak haalt en dit vervolgens op aangever richt. Ook is te zien dat NN1 de tas van aangever vast heeft en dat hij die tas uit het raam probeert te trekken. Uiteindelijk rent NN1 met de tas van aangever weg. De politie heeft ook onderzoek gedaan naar de camerabeelden op mogelijke aankomst- en vluchtroutes. NN1 had tijdens de beroving een donkere broek aan met opvallende witte vlakken aan de zijkant en schoenen met witte vlakken/stiksels bovenop de schoenen. Er is gekeken naar een jongen die aan dat signalement voldoet. De politie heeft onder andere de beelden van de metrostations Wibautstraat en Bullewijk opgevraagd en op de beelden van de GVB is een jongen te zien die precies (met name door de kleding) in het signalement past van NN1. De rechtbank stelt daarom vast dat de jongen op de beelden van de GVB dezelfde jongen (NN1) is die aangever onder bedreiging van een vuurwapen van zijn spullen heeft beroofd. Dit is ook niet door de raadsman van verdachte betwist.
De beelden van de plaats delict en de beelden van de GBV zijn verwerkt in de opsporingsvideo van [regionaal opsporingsprogramma] en getoond op [nieuwszender] . Op deze beelden is verdachte door meerdere personen uit zijn omgeving herkend als NN1, de jongen die aangever vanuit de bestuurderskant heeft benaderd en die vervolgens aangever onder bedreiging van een vuurwapen heeft beroofd van zijn spullen. Op 10 januari 2023 heeft het schoolhoofd [persoon 4] van de praktijkschool ‘ [school] ’ (waar verdachte destijds op school zat) telefonisch contact opgenomen met de politie, omdat hij een leerling van zijn school, verdachte, op de opsporingsvideo van [regionaal opsporingsprogramma] heeft herkend als NN1. Hij heeft verdachte herkend aan zijn loopje, zijn zilver kleurige armband met open uiteinde en aan weerskanten een balletje, en aan zijn broek. Het schoolhoofd heeft aangegeven dat hij de beelden zonder daarbij de naam van verdachte te noemen heeft doorgestuurd naar de adjunct directeur en de zorg coördinator van de school en dat zij ook op die beelden verdachte als NN1 hebben herkend. Het dossier bevat verder een herkenning door een anonieme getuige, een docent van de praktijkschool ‘ [school] ’, die verdachte als NN1 heeft herkend aan zijn houding, zijn loopje, zijn gezicht en zijn zilverkleurige armband met twee knoppen en een open stuk. Naar aanleiding van deze herkenningen heeft verbalisant [verbalisant] zelf ook de beelden bekeken. Op de beelden herkent zij verdachte als NN1. Zij heeft beschreven dat zij verdachte heeft herkend aan zijn lengte, zijn manier van lopen en zijn houding, maar ook aan de vorm van zijn gezicht en aan zijn lach.
Gelet op de herkenningen in het dossier ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte NN1 is geweest. De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt temeer indien deze herkenningen het enige of voornaamste bewijsmiddel zijn dat de betrokkenheid van een verdachte bij de ten laste gelegde feiten kan aantonen. Er bestaat bij de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de oprechtheid van de personen, waaronder een verbalisant, die hebben verklaard verdachte te herkennen. Bij de beoordeling van het bewijs is echter van doorslaggevend belang of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning is onder meer van belang of op de beelden en afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Of hiervan sprake is hangt af van de kwaliteit van het beeldmateriaal en de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken op die afbeeldingen en beelden. Daarnaast is ook van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien.
De rechtbank heeft ter zitting de opsporingsvideo van [regionaal opsporingsprogramma] meermalen afgespeeld. Op basis van de ter zitting afgespeelde beelden kan de rechtbank, anders dan het schoolhoofd en verbalisant [verbalisant] , geen specifiek loopje bij NN1 vaststellen. Ook is naar het oordeel van de rechtbank de gezichtsvorm en de lach van NN1 niet duidelijk op de beelden te zien. Ten aanzien van de zilverkleurige armband, waar bij de herkenningen naar wordt verwezen, heeft de IFA-coach van verdachte tijdens de voorgeleiding op 28 april 2023 aangegeven dat veel [nationaliteit] jongens zo’n armband (een ‘[naam van het soort armband]’) dragen, de IFA- coach droeg zelf ook een dergelijke armband. Gelet op het voorgaande, in combinatie met de ontkenning van verdachte dat hij op de beelden te zien is, is de rechtbank van oordeel dat de herkenningen in het dossier onvoldoende specifiek zijn om verdachte als NN1 aan te merken. De rechtbank vindt dat verdachte door zijn huidskleur en zijn lichaamsbouw weliswaar gelijkenissen vertoont met de persoon die op de beelden te zien is, maar deze persoonskenmerken zijn te algemeen om te kunnen concluderen dat verdachte degene is die zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde beroving. Het is daarnaast onduidelijk gebleven hoe de herkenningen van de adjunct directeur en de zorg coördinator van de praktijkschool ‘ [school] ’ tot stand zijn gekomen, omdat deze personen niet eens zijn gehoord door de politie. Dit geldt ook voor de huisbaas van verdachte vanuit [instelling] , terwijl verdachte zich juist na de herkenning van zijn huisbaas bij de politie heeft gemeld. Het is daarom voor de rechtbank niet mogelijk te verifiëren of deze herkenningen specifiek genoeg zijn. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde afpersing en diefstal met geweld (zoals onder feit 1 en 2 ten laste gelegd), omdat de herkenningen in het dossier, dan wel de betrokkenheid van verdachte bij de feiten, niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde afpersing en straatroof.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde onder 1 en 2 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. van Montfrans, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.P.E. Has en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2024.
[…]