Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
5.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
6.Beslissing
vrij.
mr. A.E. van Montfrans, voorzitter tevens kinderrechter,
Rechtbank Amsterdam
Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van medeplegen van afpersing en diefstal met geweld. De tenlastelegging betrof een incident op 22 juni 2022, waarbij de verdachte zou hebben deelgenomen aan de beroving van een horloge en een tas onder bedreiging van een vuurwapen. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie betoogd dat de verdachte herkenbaar was op camerabeelden van het incident, ondersteund door getuigenverklaringen van schoolmedewerkers en een verbalisant. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de herkenningen onvoldoende specifiek waren om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat de herkenningen in het dossier niet voldoende betrouwbaar waren. De rechtbank merkte op dat de persoonskenmerken die door getuigen werden genoemd, te algemeen waren en dat er geen andere bewijsmiddelen waren die de betrokkenheid van de verdachte konden ondersteunen. De rechtbank heeft ook de omstandigheden waaronder de herkenningen tot stand kwamen in overweging genomen, en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet als de persoon kon worden aangemerkt die zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde afpersing en diefstal met geweld, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. Deze uitspraak benadrukt het belang van betrouwbare herkenningen en de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken.