Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Court in Katowice, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1975, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en momenteel gedetineerd is in een Nederlandse penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 16 april 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.D. Visser, en een tolk in de Poolse taal. De officier van justitie, mr. S.J. Wirken, heeft de vordering tot overlevering ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon heeft een vrijheidsstraf van drie jaren en zes maanden opgelegd gekregen voor oplichting, een feit dat op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. De verdediging heeft geprobeerd aan te tonen dat de opgeëiste persoon rechtmatig in Nederland verblijft, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om aan te tonen dat hij meer dan vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan de voorwaarden van de OLW is voldaan en er geen juridische belemmeringen zijn. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Scheijde, voorzitter, en mrs. P. Sloot en M.C. Danel, rechters, in aanwezigheid van griffier R. Rog. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.