Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
indicative termsheetgecirculeerd voor een vastgoedproject in Mönchengladbach, in het SchillerQuartier. Hierin zijn de voorwaarden uiteengezet waaronder [eiser 1] als leninggever over zou gaan tot het verstrekken van een lening aan leningnemers [eiser 3] en [eiser 4] .
“I. Partijen”, werd in punt 2
“Garant/zekerheden”, het volgende bepaald:
achtergestelde lening van€ 1.000.000,- door [gedaagde] c.s. te voldoen op de eerste, door Leninggever goedgekeurde bouwfacturen van [eisers 3 en 4] ."
“II. Financiering”, werd in punt 6.
“Hoofdsom, LTV, LTC en looptijd”het volgende bepaald:
indicative termsheetondertekend.
indicative termsheet) bevestigd dat de
indicative termsheetondertekend was ontvangen, waarbij er vervolgens enkele praktische vragen werden gesteld in verband met de verdere uitvoering van de beoogde financieringsconstructie.
2.6. [eiser 2] heeft [gedaagde] bij e-mail van 7 maart 2024 aangeschreven, met het verzoek om het bedrag van € 1.000.000,- gereed te zetten voor overboeking naar notaris Buse te Düsseldorf (Duitsland). Door [eiser 2] werd daarbij aangegeven dat dit een van de voorwaarden was voor het uitboeken van de door [eiser 1] toegezegde lening. Op 19 maart 2024 heeft [eiser 2] ter herinnering een e-mail van gelijke strekking aan [gedaagde] gestuurd.
intercreditor agreement.
3.Het geschil
4.De beoordeling
4.2. [eiser] stelt
primairdat de bevoegdheid van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is gegrond op een forumkeuze in de
intercreditor agreement. In de
intercreditor agreementstaat in artikel 16, naast een keuze voor Nederlands recht, met betrekking tot geschillen gerelateerd aan de
intercreditor agreementeen keuze voor de rechtbank Amsterdam als exclusief bevoegde rechtbank. Volgens [eiser] zou die overeenkomst bij een juiste uitvoering van de op [gedaagde] rustende verplichtingen zijn gesloten. [eiser] stelt verder in dat kader dat [eiser 1] en [eiser 2] Nederlandse vennootschappen zijn, dat [gedaagde] de Nederlandse nationaliteit heeft, dat de zakelijke activiteiten van [gedaagde] zich vooral op Nederland richten, wat ook blijkt uit zijn rol binnen het DBMC NL concern dat ook projecten in Nederland heeft.
Vastgesteld kan worden dat van een schriftelijk overeengekomen forumkeuze geen sprake is, nu de
intercreditor agreementniet is ondertekend. De
indicative termsheetzegt verder niets over bevoegdheid van de Amsterdamse rechtbank. Van een formumkeuze in bijvoorbeeld algemene voorwaarden is geen sprake. Dat partijen doorgaans en regelmatig op dezelfde wijze met elkaar handelen is door [gedaagde] betwist en is bovendien door [eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Van wilsovereenstemming met betrekking tot een forumkeuze is dan ook geen sprake.
subsidiairdat de voorzieningenrechter bevoegd is op grond van artikel 7 lid 1 Brussel I-bis, omdat de verbintenis die aan de eis in dit kort geding ten grondslag ligt in Amsterdam moet worden uitgevoerd.
Volgens [eiser] vloeit de verbintenis die op [gedaagde] rust voort uit de voorwaarde die kredietinstelling [eiser 1] heeft gesteld dat [gedaagde] zelf ook een bijdrage doet, in de vorm van het verstrekken van een niet rentedragende lening, waarbij geldt dat dat geen dienst is, terwijl de vestigingsplaats van [eiser 1] (Amsterdam) als plaats van dienstverstrekking moet worden beschouwd.
meer subsidiairdat de voorzieningenrechter bevoegd is op grond van artikel 35 Brussel I-bis, omdat het kort geding een voorlopige of bewarende maatregel is als bedoeld in dat artikel. Volgens [eiser] is zelfs de betaling van een geldsom een voorlopige maatregel, indien aan de voorwaarden die in dat kader gesteld mogen worden is voldaan. [eiser] stelt in dat kader verder dat [gedaagde] meerdere deelnemingen heeft in Nederlandse rechtspersonen en beschikt over meerdere Nederlandse bankrekeningen, zodat de verzochte maatregel daartoe kan worden beperkt.
1.107,00