Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Vordering
3.Grondslag van de vordering
4.Wederrechtelijk verkregen voordeel
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.De rechtbank gaat, in het verlengde van dat bewijsoordeel in de strafzaak, ook in de ontnemingszaak ervan uit dat veroordeelde met zijn mededaders wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de baten van het bewezen verklaarde feit. Dit betekent dat het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel niet voor het volle bedrag, maar voor een gedeelte aan veroordeelde dient te worden toegerekend.
5.Verplichting tot betaling
6.Toepasselijke wettelijke voorschriften
7.Beslissing
€ 17.140,52;
€ 17.140,52(zeventienduizendhonderdveertig euro en tweeënvijftig eurocent) aan de Staat;