ECLI:NL:RBAMS:2024:2434

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
13/281340-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en diefstal van oudere slachtoffers door middel van bankhelpdeskfraude

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan oplichting van oudere slachtoffers. De verdachte en zijn mededaders hebben op slinkse wijze bankpassen en bijbehorende pincodes van hun slachtoffers afhandig gemaakt. De slachtoffers, die bewust zijn gekozen vanwege hun hoge leeftijd en kwetsbaarheid, zijn in hun woningen benaderd door de oplichters die zich voordeden als bankmedewerkers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in deze oplichtingspraktijken, waarbij hij betrokken was bij het ophalen van de bankpassen en het opnemen van geld van de rekeningen van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd in het kader van de proeftijd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/281340-23 (A), 13/019489-24 (B) en 21/002794-21 (vordering tul)
Datum uitspraak: 6 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2024. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is – kort weergegeven, na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam, Amstelveen, Dronten, Doornenburg, Oude Wetering, Weesp, Haarlem en/of Bergen aan Zee schuldig heeft gemaakt aan:
Zaak A:
feit 1: medeplegen van oplichting van vijf personen, gepleegd in de periode van
24 januari 2023 tot en met 13 juli 2023;
feit 2: medeplegen van diefstal van meerdere geldbedragen (in totaal: € 30.700,-) door middel van een valse sleutel, gepleegd in de periode van 24 januari 2023 tot en met 14 juli 2023;
Zaak B:
medeplegen van diefstal van een geldbedrag (€ 1.450,-) door middel van een valse sleutel, gepleegd in de periode van 29 juli 2023 tot en met 30 juli 2023.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
In de periode van 24 januari 2023 tot en met 30 juli 2023 zijn meerdere mensen slachtoffer geworden van zogenoemde bankhelpdeskfraude. Verdachte heeft bekend een bijdrage te hebben geleverd aan deze helpdeskfraude door geld op te nemen met de bij deze slachtoffers afhandig gemaakte pinpassen. Ook zou hij bij één van hen zijn langs geweest om een pinpas op te halen. Verdachte ontkent de persoon te zijn die bij de andere slachtoffers is langs geweest om de pinpassen op te halen. Verdachte verklaart in die gevallen de pinpassen van een mededader te hebben ontvangen. Verdachte verklaart met de pinpassen te hebben gepind, waarna hij zelf ongeveer 10% van het gepinde bedrag mocht houden en de rest moest aan zijn mededader moest afstaan.
De vraag is of kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en diefstal.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van alle feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft aangevoerd dat verdachte deel uitmaakte van een “babbeltruc-scheme” en dat verdachte daarvoor zijn verantwoordelijkheid wenst te nemen.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Oplichting (zaak A, feit 1)
Juridisch kader
Voor bewezenverklaring van oplichting is vereist dat een persoon door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen en/of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels, wordt ‘bewogen’ tot een bepaalde handeling, bijvoorbeeld het afgeven van een goed of het ter beschikking stellen van gegevens.
De betrokkenheid aan een strafbaar feit als ‘medeplegen’ kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict moet van voldoende gewicht zijn. Van een bewuste en nauwe samenwerking kan doorgaans ook worden gesproken, indien sprake is van een gezamenlijke uitvoering.
Modus Operandi
Uit de aangiften en de verklaring van verdachte komt naar voren dat een min of meer vaste werkwijze is gebruikt om bij de slachtoffers in deze zaak pinpas(sen) en pincode(s) afhandig te maken. De slachtoffers worden gebeld door iemand die zich voordoet als medewerker van de bank met een verhaal over virussen, verdachte transacties, updates of cybercriminelen. De slachtoffers worden ertoe bewogen hun pinpassen en/of telefoons, al dan niet in een gesloten envelop en onder uitwisseling van een vooraf doorgegeven code, af te geven aan een ‘koerier’ of ‘collega van de bank’ die vervolgens langskomt.
Rol verdachte bij de oplichting
Verdachte heeft verklaard dat hij telkens via de telefoon werd benaderd om met een ander naar een locatie te gaan en daar te wachten op het aan hem overhandigen van een pinpas, met de opdracht om vervolgens daarmee geld op te nemen. Volgens verdachte was hij slechts eenmalig ook de persoon die de pinpas – en in dat geval tevens een telefoon – bij het slachtoffer thuis ophaalde. Alle andere keren was dit een ander. De rechtbank acht dit laatste niet aannemelijk en acht bewezen dat verdachte een grotere rol had gelet op het volgende.
Het door aangeefster [benadeelde partij 1] afgegeven signalement komt overeen met het signalement van verdachte. Voorts hebben aangevers [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 2] verklaard dat de persoon die bij hen thuis is geweest een kaal rond plekje heeft op zijn hoofd. Verdachte heeft op de zitting aangegeven dat hij een kale plek boven zijn rechteroor heeft, en deze ook getoond. In het geval van aangeefster [benadeelde partij 6] is verdachte een paar dagen na het tenlastegelegde staande gehouden in de auto die bij het huis van aangeefster is waargenomen. Verder is, zoals de officier van justitie naar voren heeft gebracht, het tijdbestek tussen dat er iemand bij de slachtoffers aan de deur kwam en het moment van pinnen met de verkregen pas buitengewoon kort.
Dat verdachte ook daadwerkelijk op de hoogte was van datgene dat aan de slachtoffers aan de telefoon was voorgespiegeld (en dat er aldus bewust en nauw moet zijn samengewerkt), blijkt uit het feit dat verdachte zich, in navolging van zijn mededader aan de telefoon, ten overstaan van de slachtoffers ook een andere hoedanigheid heeft aangemeten, namelijk die van bankmedewerker of koerier. Ook wist hij welke, kennelijk vooraf afgesproken, en eerder door zijn mededader aan het slachtoffer afgegeven code hij moest noemen om de bankpassen in ontvangst te kunnen nemen.
Verdachte was aldus nauw betrokken bij de oplichtingspraktijken en had een belangrijk aandeel daarin. Met het ophalen van de passen (en in twee gevallen ook telefoons) vormde hij immers een noodzakelijke en wezenlijke schakel voor het bereiken van het einddoel van de oplichtingen: de afgifte van de bankpassen en/of pincode. Hij werkte nauw en bewust met zijn medeverdachten samen om de oplichting succesvol uit te voeren; er was ook sprake van een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank kwalificeert de rol van verdachte daarom als medepleger.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de ten laste gelegde oplichting wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.4.2.
Diefstal door middel van een valse sleutel (zaak A, feit 2 en zaak B)
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstallen door middel van een valse sleutel. Dat verdachte bij deze diefstallen nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt, volgt uit het in rubriek 3.4.1. bewezen verklaarde samenwerkingsverband. De rechtbank acht de diefstallen daarom bewezen.
Omdat verdachte de diefstallen (zaak A, feit 2 en zaak B) heeft bekend en door de raadsman geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank voor wat betreft deze feiten volstaan met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2024;
een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 5] met nummer PL1300-2023024569-2 van 24 januari 2023 (procesdossier zaak A: pagina’s 99 t/m 102);
een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] met nummer PL1300-20231021094-2 van 27 januari 2023 (procesdossier zaak A: pagina’s 6 t/m 10);
een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 2] met nummer PL1300-2023048977-2 van 1 februari 2023 (procesdossier zaak A: pagina’s 140 t/m 143);
een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 3] met nummer PL1300-2023035652-3 van 3 februari 2023, (procesdossier zaak A: pagina’s 159 t/m 163);
een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 4] met nummer PL1300-2023153225-2 van 17 juli 2023, (procesdossier zaak A: pagina’s 174 t/m 187);
een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 6] met nummer PL1300-2023163492-2 van 30 juli 2023, (procesdossier zaak B: doorgenummerde pagina’s 5 t/m 14).

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIen rubriek 3.4.2. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Zaak A:
1. in de periode van 24 januari 2023 tot en met 13 juli 2023 te Amstelveen, te Dronten te Doornenburg, te Haarlem en te Oude Wetering telkens tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde partij 5] en
- [benadeelde partij 1] en
- [benadeelde partij 2] en
- [benadeelde partij 3] en
- [benadeelde partij 4]
heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten meerdere bankpassen ten name van die [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] , en/of bijbehorende pincodes en/of één of meerdere telefoons door
- die [benadeelde partij 5] en/of die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] en/of van die [benadeelde partij 4] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerker, en/of
- die [benadeelde partij 5] en/of die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] en/of van die [benadeelde partij 4] te vertellen dat iemand probeerde een geldbedrag van zijn/haar bankrekening af te halen en/of er vreemde en/of verdachte activiteiten waren op de rekening en/of
- die [benadeelde partij 5] en/of van die [benadeelde partij 4] zijn/haar pincode te laten wijzigen (in de bankierenapp) en/of
- die [benadeelde partij 5] en/of die [benadeelde partij 3] en/of van die [benadeelde partij 4] te zeggen dat (de apps op) de telefoon ook gecontroleerd moest worden en/of de telefoon(s) nodig waren om via Applepay geld op te zetten en/of de besmetting van de wifi te verwijderen en/of
- die [benadeelde partij 5] en/of die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] en/of van die [benadeelde partij 4] te vertellen dat zijn/haar bankpas(sen) en/of één of meerdere telefoons door een koerier werd(en) opgehaald en/of
- zich naar de woning van die [benadeelde partij 5] en/of die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] en/of van die [benadeelde partij 4] te begeven, en/of
- bij die [benadeelde partij 5] en/of die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] en/of van die [benadeelde partij 4] aan te bellen, en/of
- zich aan de deur voor te doen als bankmedewerker en/of de koerier en
- de woning te betreden en één of meerdere bankpas(sen) en/of één of meerdere telefoons mee te nemen;
2. in de periode van 24 januari 2023 tot en met 14 juli 2023 te Amstelveen, te Amsterdam te Dronten, te Doornenburg, te Haarlem, te Oude Weteringen te Weesp, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere geldbedragen, toebehorende aan anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, die weg te nemen geldbedragen telkens onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, te weten bankpassen en bijbehorende pincodes, tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd of gemachtigd of bevoegd was, te weten:
- geldbedragen van in totaal € 4.200,- , toebehorende aan [benadeelde partij 5] en
- geldbedragen van in totaal € 4.500,- , toebehorende aan [benadeelde partij 1] en
- een geldbedrag van € 1.000,- , toebehorende aan [benadeelde partij 2] en
- geldbedragen van in totaal € 1.000,- , toebehorende aan [benadeelde partij 3] en
- geldbedragen van in totaal €20.000,- , toebehorende aan [benadeelde partij 4] ;
Zaak B:
in de periode van 29 juli 2023 tot en met 30 juli 2023 te Bergen aan Zee, geldbedragen van in totaal € 1.450,-, die aan [benadeelde partij 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten bankpassen en bijbehorende pincodes, tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd of gemachtigd of bevoegd was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast dienen aan verdachte in het kader van de proeftijd bijzondere voorwaarden te worden opgelegd, zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen met een onvoorwaardelijk gedeelte gelijk aan het voorarrest. Bij het bepalen van de duur van de straf verzoekt de raadsman rekening te houden met de tevens aanhangige vordering tenuitvoerlegging van twee maanden gevangenisstraf. Aan het op te leggen voorwaardelijk strafgedeelte wordt verzocht de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan oplichting van oudere slachtoffers door op slinkse wijze hun bankpassen met pincode/inloggegevens afhandig te maken. Verdachte en/of zijn mededaders zijn bij vrijwel alle slachtoffers in de woning geweest en hebben het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens ernstig geschaad. De slachtoffers zijn kennelijk bewust uitgekozen op hun hoge leeftijd en dientengevolge op hun kwetsbaarheid. Van deze slachtoffers is zoveel mogelijk geld van hun bankrekeningen gehaald. Verdachte en de mededader(s) hebben op een even routinematige als gewetenloze wijze deze mensen als gemakkelijke prooi gezien. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 18 januari 2024 en van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 8 januari 2024, opgesteld door reclasseringswerker [naam] .
Blijkens het uittreksel is verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld wegens een bijna identiek feit. Dat heeft hem er niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Dit weegt de rechtbank ten nadele van verdachte mee.
In het reclasseringsadvies is beschreven dat de reclassering de oplegging van bijzondere voorwaarden geïndiceerd acht, gelet op het bij verdachte aanwezige recidiverisico. De reclassering ziet het psychosociaal functioneren van verdachte en zijn houding als criminogene factoren en adviseert om deze reden om ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde op te leggen. Verder noemt de reclassering het sociale netwerk van verdachte als risico verhogende factor.
De straf
De rechtbank heeft acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, te weten flinke gevangenisstraffen. Helpdeskfraude is een veel voorkomend probleem waarvan met name ouderen het slachtoffer worden, zodat het plegen daarvan streng moet worden bestraft. De rechtbank is van oordeel dat vanuit het oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie, ook in dit geval van verdachte alleen kan worden volstaan met een forse gevangenisstraf.
Gelet op de ernst van de feiten, het aantal feiten in een relatief korte periode en de rol die verdachte daarbij heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van drie jaar en oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden is. Dat is meer dan is gevorderd door de officier van justitie omdat de hoogte van die vordering geen recht deed aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten, en de omstandigheid dat verdachte eerder dergelijke feiten heeft gepleegd.

8.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

8.1.
De vorderingen
Zaak A
Met betrekking tot zaak A, heeft zich als benadeelde partij met een vordering tot schadevergoeding gevoegd:
  • [benadeelde partij 5] met een vordering van € 1.538,- aan materiële schade;
  • [benadeelde partij 2] met een vordering van € 1.000,- aan materiële schade;
  • [benadeelde partij 4] met een vordering van € 21.400,05 aan materiële schade en
Zaak B
Met betrekking tot zaak B, heeft zich als benadeelde partij met een vordering tot schadevergoeding gevoegd:
- [benadeelde partij 6] met een vordering van € 1.450,- aan materiële schade.
Wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel
Alle benadeelde partijen hebben gevraagd om hun vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 6] volledig worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 4] heeft de officier van justitie toewijzing verzocht, met uitzondering van de gevorderde materiële schade voor het installeren van een alarmsysteem (€ 1.400,05). Deze schade staat in een te ver verwijderd verband van het tenlastegelegde. De benadeelde partij dient in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vorderingen van [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 6] niet betwist. Met betrekking tot de vordering van [benadeelde partij 4] heeft de raadsman, net als de officier van justitie, aangevoerd dat de gevorderde schade voor het installeren van een alarmsysteem
(€ 1.400,05) in een te ver verwijderd verband staat van het tenlastegelegde. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de € 4.400,- die [benadeelde partij 4] heeft ontvangen in het kader van een coulance regeling van ABN Amro, in mindering dient te worden gebracht op het toe te wijzen materiële schadevergoedingsbedrag. Uit het schade-onderbouwingsformulier van de benadeelde valt niet op te maken dat dit een voorschot betreft.
8.4.
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden door de bewezen verklaarde feiten.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 6] overweegt de rechtbank het volgende. De vorderingen zijn voldoende onderbouwd. Verder is de inhoud van de vorderingen niet betwist. Dat brengt met zich dat de rechtbank alle vorderingen zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente – vanaf de datum waarop de verschillende oplichtingen en/of diefstallen plaatsvonden – en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] zal gedeeltelijk worden toegewezen.
De vordering tot vergoeding van immateriële schade (€ 600,-) wordt volledig toegewezen. Dit gedeelte van de vordering is niet betwist. Dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde, is bovendien voldoende onderbouwd. Het gevorderde bedrag is redelijk en gelijk aan de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen.
De vordering tot vergoeding van materiële schade wordt toegewezen tot een bedrag van
€ 20.000,-. De niet betwiste onderdelen van de vordering zijn voldoende onderbouwd. Het bedrag dat [benadeelde partij 4] heeft ontvangen in het kader van een coulance regeling van ABN Amro (€ 4.400,-) zal niet worden afgetrokken van het schadevergoedingsbedrag, aangezien dit een voorschot betreft. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde schade voor het installeren van een alarmsysteem (€ 1.400,05) in een te ver verwijderd verband staat van het bewezenverklaarde. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
De vordering wordt daarom toegewezen tot een bedrag van in totaal € 20.600,-, te vermeerderen met de wettelijke rente – vanaf de datum waarop de oplichting en diefstal hebben plaatsgevonden – en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Gelet op hetgeen overwogen onder rubriek 3.4 ten aanzien van de rol van verdachte, zal de rechtbank alle vorderingen hoofdelijk toewijzen.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 23 januari 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 21/002794-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 4 juli 2022 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte in persoon is betekend.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering toe te wijzen. De raadsman heeft geen standpunt ingenomen.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten, te meer nu verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een bijna identiek feit.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A, onder 1 bewezen verklaarde:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het in zaak A, onder 2 en zaak B bewezen verklaarde:
telkens: diefstal, door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet tenuitvoergelegd zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich niet houdt aan de hierna
vernielde algemene en bijzondere voorwaarden.
Als voorwaarden gelden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- bij de naleving van de bijzondere voorwaarden ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan liet nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, zoals bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
Meldplicht bij reclassering
- zich binnen drie dagen werkdagen na zijn invrijheidstelling meldt bij Reclassering
Nederland te Amsterdam op het adres: [adres 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Ambulante behandeling
- zich laat behandelen door de forensische zorginstelling de Waag of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
Dagbesteding
- zich inspant voor het vinden en behouden van (on)betaald werk, met een vaste structuur;
Meewerken aan schuldhulpverlening
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] toe tot een bedrag van € 1.538,- (vijftienhonderdachtendertig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 januari 2023) tot aan de dag van betaling.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 5] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 5] , aan de Staat € 1.538,- (vijftienhonderdachtendertig euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 1.000,- (duizend euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 januari 2023) tot aan de dag van betaling.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] , aan de Staat € 1.000,- (duizend euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 20.000,- (twintigduizend euro) aan vergoeding van materiële schade en € 600,- (zeshonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (13 juli 2023) tot aan de dag van betaling.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 4] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 4] , aan de Staat
€ 20.600,- (twintigduizendzeshonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 138 (honderdachtendertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] toe tot een bedrag van
€ 1.450,- (veertienhonderdvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 juli 2023) tot aan de dag van betaling.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 6] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander/anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 6] , aan de Staat € 1.450,- (veertienhonderdvijftig euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 24 (vierentwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd arrest van 4 juli 2022, zijnde een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.B.W. Beekman, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Bergsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2024.
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

Voetnoten

1.[...] .