7.3.Oordeel van de rechtbank
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen reden om verdachte een tbs-maatregel (al dan niet in voorwaardelijke vorm) of GVM op te leggen. De rechtbank zal verdachte wel een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opleggen. Dit zal hierna worden toegelicht.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een (deels voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf met bijzondere voorwaarden en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten. Verdachte heeft een gasdrukwapen, een gaspistool en munitie voorhanden gehad en twee slachtoffers met het gaspistool bedreigd. Dit veroorzaakt onrust en angst bij degenen die het overkomt en degenen die er getuige van zijn. Hoewel verdachte zich dit lijkt te realiseren, maakt dit de gepleegde feiten niet minder ernstig.
Persoon van verdachte
Uit de eerder genoemde Pro Justitia rapportages komt naar voren dat verdachte onder stressvolle situaties onvoldoende in staat is om zijn emoties te reguleren en zijn gedrag aan te passen. Ook het alcoholgebruik is hierop van invloed. Verdachte mist de vaardigheden om zelfstandig zijn problemen op te lossen. Zoals blijkt uit het bewezen verklaarde kunnen gevoelens van frustratie bij verdachte leiden tot delictgedrag.
De psychiaters hebben geconcludeerd dat voor het plegen van vermogensdelicten sprake is van een verhoogd risico op recidive. Het recidiverisico op het plegen van geweldsfeiten is lager.
Daarentegen hebben de psychologen een hoger risico op het plegen van gewelddadig gedrag ingeschat, terwijl zij het risico op het veroorzaken van ernstig lichamelijk letsel matig achten. Dit risico heeft met name betrekking op geweld binnen de eigen kring.
Volgens de Pro Justitia rapporteurs is verdachte, vanwege de ernst van zijn persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek, gebaat bij behandeling in een klinische setting. Binnen een dergelijke setting kan de behandeling eerst worden gericht op het stabiliseren van zijn psychiatrische problematiek. Wanneer sprake is van meer stabiliteit op effectief, gedragsmatig en cognitief vlak kan worden toegewerkt naar een ambulant behandelkader, zodat verdachte uiteindelijk kan terugkeren in de maatschappij.
Bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 hebben de psychiaters geadviseerd tot oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging en de psychologen tot oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden. Met een voorwaardelijk kader en het opleggen van bijzondere voorwaarden met een reclasseringstoezicht kan volgens de deskundigen niet worden volstaan, aangezien dit eerder niet tot de gewenste gedragsverandering heeft geleid. De psychiaters achten de slagingskans van een tbs-maatregel met voorwaarden afhankelijk van de bereidheid van verdachte om zich aan voorwaarden te houden.
Reclasseringsmedewerkster mevrouw [persoon 3] heeft in het door haar opgestelde adviesrapport van 27 maart 2024 positief geadviseerd over een tbs-maatregel met (onder meer) de volgende voorwaarden: meewerken aan reclasseringstoezicht, een opname in Forensische Verslavingskliniek (FVK) Basalt of een soortgelijke instelling aansluitend aan de huidige detentie van verachte, ambulante behandeling en begeleid wonen na afloop van de klinische opname, zo nodig meewerken aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling voor een maximale duur van 7 weken (met de mogelijkheid van verlenging tot maximaal 14 weken per jaar), een verbod op reizen naar het buitenland of het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden, een verbod op middelengebruik en meewerken aan controles, meewerken aan schuldhulpverlening en openheid geven over financiën en meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding. Geadviseerd wordt om deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en een GVM (ex artikel 38z Sr) op te leggen.
Verdachte heeft zich bereid getoond om zich te houden aan deze voorwaarden en de reclassering kan het toezicht over deze voorwaarden uitoefenen.
Door het Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ) is een indicatiestelling afgegeven voor een klinische plaatsing. Verdachte is door de Dienst Individuele Zaken (DIZ) voorgedragen aan FVK Basalt in Almere.
Volgens de psychologen kan na een klinische behandeling van minimaal een jaar sprake zijn van meer stabiliteit op effectief, gedragsmatig en cognitief vlak, waarna kan worden toegewerkt naar het opbouwen van een stabiele leefsituatie. De reclasseringsmedewerkster verwacht dat verdachte binnen zes tot acht maanden een positieve gedragsverandering laat zien.
Verdachte is blijkens zijn strafblad van 13 maart 2024 geen recidivist als het aankomt op het plegen van agressie- of geweldsdelicten. Verdachte is op 6 januari 2023 voor onder meer een belediging veroordeeld en op 8 december 2023 (niet onherroepelijk) voor een bedreiging. Omdat de bewezen verklaarde feiten voor 8 december 2023 zijn begaan, is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Dit betekent dat de rechtbank rekening zal houden met de bepalingen over gelijktijdige bestraffing.
Verdachte heeft verklaard dat het na de beëindiging van de ISD-maatregel in april 2023 bergafwaarts is gegaan. Verdachte heeft de strafbare feiten naar eigen zeggen gepleegd vanuit een schreeuw om hulp om een stabiele leefsituatie te verkrijgen, maar hij was naar eigen zeggen nooit van plan om de wapens daadwerkelijk te gebruiken. Door zijn gebrek aan emotieregulatie zag verdachte geen alternatieven voor het oplossen van zijn problemen dan het plegen van de strafbare feiten. Kort na de bewezenverklaarde bedreigingen heeft verdachte de wapens en munitie aan anderen overhandigd, zichzelf gemeld en tegenover anderen verklaard dat hij verkeerde beslissingen heeft gemaakt. Ook ter terechtzitting heeft verdachte laten blijken dat hij de kwalijkheid van zijn handelen inziet. De rechtbank ziet dat bij verdachte kennelijk het besef is gekomen dat hij met het plegen van strafbare feiten niet zijn problemen oplost.
Verder heeft verdachte op de terechtzitting – anders dan kennelijk tegenover de deskundigen – verklaard dat hij wil stoppen met het gebruik van alcohol, een klinische behandeling wil ondergaan en bereid is om zich te houden aan de door de reclassering genoemde voorwaarden. Sinds verdachte in het kader van de voorlopige hechtenis in deze strafzaak gedetineerd is geraakt, is hij gestopt met het gebruik van alcohol. Verdachte is van mening dat hij buiten detentie zijn abstinentie niet zonder behandeling, hulp en begeleiding kan continueren. Ook heeft verdachte erkend dat hij problemen heeft met het reguleren van zijn emoties. In de toekomst wil verdachte in een vergelijkbare situatie andere keuzes maken dan het plegen van strafbare feiten.
Strafoplegging
De rechtbank stelt vast dat ook met de huidige bewezenverklaring voor onder meer bedreigingen is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een tbs-maatregel. De rechtbank overweegt dat een tbs-maatregel primair strekt tot beveiliging van de maatschappij tegen verdachten die (zeer ernstige) strafbare feiten plegen. Hoewel de rechtbank de bewezen verklaarde bedreigingen als ernstig en verontrustend bestempelt, ziet de rechtbank in de aard en ernst van deze feiten, in combinatie met het matige recidiverisico op het plegen van geweldsfeiten, op dit moment geen aanleiding om een tbs-maatregel op te leggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat oplegging van een tbs-maatregel (al dan niet in voorwaardelijke vorm) als afdoening niet passend is. Daarbij weegt mee de motivatie van verdachte voor het volgen van een behandeling en zijn bereidheid zich aan voorwaarden te houden. Dat die motivatie mogelijk mede is ingegeven door zijn angst voor een tbs-maatregel kan zo zijn, maar is voor de rechtbank geen reden om anders te oordelen.
De rechtbank ziet in de genoemde omstandigheden dan ook aanleiding om verdachte een
laatste kanste geven om binnen een stevig drangkader met een stok achter de deur tot gedragsverandering te komen en het risico op recidive in te perken. De rechtbank hoopt dat verdachte deze kans met beide handen aangrijpt en laat zien dat hij werkelijk met zichzelf aan de slag gaat om zijn leven op orde te krijgen en zijn gedrag te veranderen, zodat daarmee de kans op recidive verkleind wordt. Slaagt hij daar niet in, dan weet hij dat hij mogelijk niet alleen het voorwaardelijk deel van zijn straf zal moeten uitzitten, maar dat bij een nieuw geweldsfeit opnieuw de tbs-maatregel in beeld kan komen.
De straf
De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van 3 jaren, passend voor de bewezen verklaarde feiten. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht wordt van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf afgetrokken. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering zijn geadviseerd. De klinische opname mag maximaal een jaar duren.
De rechtbank realiseert zich dat verdachte nog niet door FVK Basalt of een soortgelijke instelling is geaccepteerd. De rechtbank acht het niet wenselijk dat verdachte op straat belandt na zijn detentie. Als een plaatsing aansluitend aan detentie niet mogelijk is, dient DIZ daarom zorg te dragen voor een overbruggingsplek.
Dadelijk uitvoerbaar
De rechtbank zal bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis wordt opgeheven, zodra het onvoorwaardelijk deel van de straf gelijk is aan de tijd die verachte in voorarrest heeft doorgebracht.