ECLI:NL:RBAMS:2024:2399

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
10983752 CV EXPL 24-2674
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in de Q-Park zaak over schadevergoeding en oneerlijke bedingen

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De vordering betreft een bedrag van € 40,50 voor een verloren kaart, € 346,95 aan schadevergoeding en € 58,12 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente. Q-Park stelt dat er een parkeerovereenkomst is gesloten met de gedaagde, die in strijd met deze overeenkomst heeft gehandeld door 'treintje te rijden'. De gedaagde heeft de vordering erkend, maar de kantonrechter moet ambtshalve toetsen of de bedingen in de overeenkomst en de algemene voorwaarden oneerlijk zijn, conform het Europese en Nederlandse consumentenrecht, met name de Richtlijn 93/13 EG.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst met een consument is gesloten, wat betekent dat de bedingen aan een strenge toets moeten worden onderworpen. De rechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar een arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 2023, waarin is benadrukt dat bij de beoordeling van de oneerlijkheid van een beding rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen in de overeenkomst. Dit heeft geleid tot een herbeoordeling van de algemene voorwaarden van Q-Park.

De rechter heeft geconcludeerd dat er een aanzienlijke kans is dat bepaalde artikelen in de algemene voorwaarden, die betrekking hebben op aansprakelijkheid en schadevergoeding, als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Q-Park is in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten, en de zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling. De kantonrechter heeft bepaald dat Q-Park de akte met toelichting ten minste twee weken voor de rolzitting aan de gedaagde moet sturen, zodat deze kan reageren. De verdere beslissing is aangehouden in afwachting van de uitlating van Q-Park.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10983752 CV EXPL 24-2674
vonnis van: 25 april 2024
fno.: 506
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht
eiseres
nader te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
procederend in persoon

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 29 februari 2024, met producties, heeft Q-Park een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij.
1.2.
Gedaagde partij is in de procedure verschenen en heeft daarbij de vordering erkend. Daarna is een datum voor vonnis bepaald.

2.Gronden van de beslissing

2.1.
Q-Park vordert dat gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 40,50 aan tarief verloren kaart, € 346,95 aan schadevergoeding en € 58,12 aan buitengerechtelijke kosten, alles te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van gedaagde partij in de proceskosten. Volgens Q-Park is tussen partijen een (parkeer)overeenkomst tot stand gekomen. Met het voertuig waarvan het kenteken op naam van gedaagde partij staat, is treintje gereden en dus is in strijd gehandeld met de overeenkomst en de algemene voorwaarden. Gedaagde partij is op grond daarvan de schadevergoeding en het tarief verloren kaart verschuldigd, aldus steeds Q-Park.
2.2.
De overeenkomst waarop Q-Park zich beroept, is gesloten met een consument. Dat betekent dat ambtshalve, ook in geval gedaagde de vordering heeft erkend, moet worden getoetst aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht, in het bijzonder aan de Richtlijn 93/13 EG (Richtlijn oneerlijke bedingen).
2.3.
Dat houdt in dat de kantonrechter uit eigen beweging (onder meer) moet beoordelen of de bedingen in de overeenkomst en de algemene voorwaarden oneerlijk zijn. Bij die beoordeling gaat het erom of dat beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Voor het toetsingsmoment moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is daarom de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg. Verder moet rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen geen regeling zouden hebben getroffen.
2.4.
In het arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 2023 (ECLI:EU:C:2023:578, rov. 67) is (opnieuw) duidelijk gemaakt dat voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding van een overeenkomst onder meer rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen van die overeenkomst. Dat geeft aanleiding de algemene voorwaarden van Q-Park opnieuw tegen het licht te houden.
2.5.
In artikel 5.6, 5.8, 7.5, 8.1, 8.2 en 8.3 van de in deze zaak overgelegde versie 12.2020 van de algemene voorwaarden, zijn bepalingen opgenomen over door De Klant (verder ook: de consument) te vergoeden schade:

5.Gebruiksvoorschriften(..)5.6 In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de Parkeerder het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. Indien de Klant achteraf door middel van de klachtenprocedure aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de daadwerkelijke parkeertijd berust bij de Klant.

5.7
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
5.8
Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in artikel 5.5 of 5.7 van deze Voorwaarden constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 319,97- (incl. BTW prijspeil 2020).
Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.

7.Aansprakelijkheid

(..)
7.5 De Klant is aansprakelijk voor alle schade die door hem is veroorzaakt. Schade door de Klant veroorzaakt aan de Parkeerfaciliteit of de daarbij behorende apparatuur en installaties dient ter plaatse te worden vergoed tenzij, naar het oordeel van Q-Park, de Klant voldoende zekerheid kan bieden dat de schade wordt vergoed. Indien de schade ter plaatse wordt vergoed, houdt Q-Park zich het recht voor de Klant een naheffing te zenden indien de daadwerkelijke schade hoger is dan ter plaatse ingeschat. Voor het definitief vaststellen van de hoogte van de schade zal het rapport van een door Q-Park aangewezen deskundige beslissend zijn. Kosten voor het opstellen van het rapport zijn voor rekening van de Klant.
Niet-nakoming
8.1
Indien de Klant tekortschiet in de nakoming van enige verplichting die ingevolge de wet, de plaatselijke verordeningen en gebruiken en/of de met hem gesloten overeenkomst inclusief de daarop van toepassing zijnde Voorwaarden op hem rusten, pleegt de Klant wanprestatie, zonder dat daartoe enige verdere ingebrekestelling is vereist. Q-Park is alsdan gerechtigd de overeenkomst middels schriftelijk bericht te beëindigen en de Klant de toegang tot de Parkeerfaciliteit te weigeren. De Klant is gehouden om aan Q-Park alle schade te vergoeden, door Q-Park te lijden als gevolg van de in het voorgaande bedoelde fout, nalatigheid en/of enig ander in gebreke blijven, onverminderd de gehoudenheid van beide partijen tot nakoming van die verplichtingen die tot aan de beëindiging van de overeenkomst voor ieder van hen zouden zijn ontstaan of zullen ontstaan.
8.2
Indien Q-Park genoodzaakt is een sommatie, ingebrekestelling of ander exploot aan de Klant te doen uitbrengen of in geval van noodzakelijke procedures tegen de Klant, is de Klant verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte, aan Q-Park te vergoeden. Voor zover incassomaatregelen noodzakelijk zijn, worden de buitengerechtelijke kosten tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op 15% van de onbetaalde hoofdsom, met een minimum van € 250,-, tenzij hiervoor een andersluidende bindende wettelijke regeling geldt.
8.3
Q-Park is te allen tijde gerechtigd het Motorvoertuig van de Klant onder zich te houden en/of daartoe geëigende maatregelen te treffen, zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang de Klant niet al hetgeen hij verschuldigd is aan Q-Park, heeft voldaan.
2.6.
In artikel 5 gaat het specifiek over bedragen en schade die moeten worden vergoed als treintje is gereden, artikel 7 ziet op aansprakelijkheid van de consument in het algemeen en artikel 8 heeft betrekking op het niet nakomen van de overeenkomst dan wel de algemene voorwaarden door de consument en de gevolgen daarvan. Q-Park stelt in de dagvaarding dat zij schade lijdt wanneer parkeerders treintje rijden, onder andere vanwege omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, gedane en toekomstige investeringen en het inschakelen van derden. In veel gevallen is ook schade toegebracht aan de slagboom. Q-Park kan dus in gevallen van treintje rijden een beroep doen op de hiervoor aangehaalde artikelen, waarin onder meer is bepaald dat Q-Park naast en bovenop het tarief verloren kaart én de aanvullende schadevergoeding overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade kan vorderen. Verder kan Q-Park het werkelijke parkeergeld in rekening brengen, naast het tarief verloren kaart, waarvan ze zelf stelt dat het één, twee of drie keer het geldende dagtarief bedraagt. Schade aan de parkeerfaciliteit en de daarbij behorende apparatuur en installaties moet bovendien ter plaatse worden vergoed, tenzij naar het oordeel van Q-Park de consument voldoende zekerheid kan bieden dat de schade wordt vergoed (zie artikel 7.5). Daarbij gaat het om een schatting, kan Q-Park de consument een naheffing sturen indien de echte schade later hoger blijkt en zijn de kosten voor het vaststellen daarvan – door een door Q-Park aangewezen deskundige – voor rekening van de consument.
2.7.
Naast deze schade is in artikel 8.2 bepaald dat de consument verplicht is alle gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte aan Q-Park moet vergoeden. Tot slot is Q-Park ingevolge artikel 8.3 te allen tijde gerechtigd het motorvoertuig van de consument onder zich te houden en/of daartoe geëigende maatregelen te treffen zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang de consument niet al hetgeen hij verschuldigd is aan Q-Park, heeft voldaan.
2.8.
Gelet op de toets die onder rov. 2.3. is aangehaald, bezien in het licht van het arrest van 13 juli 2023 – waarin uitdrukkelijk is bepaald dat rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen en dat het van belang is om te verifiëren of de handelaar (in dit geval Q-Park) dubbel beloond dreigt te worden – is de kans aanzienlijk dat de artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3, in onderling verband en in samenhang bezien oneerlijk worden bevonden. De bedingen zijn in dat geval vernietigbaar, zodat de vordering niet toewijsbaar zou zijn. Dat Q-Park in de praktijk geen beroep doet op alle bedingen, is niet van invloed op de kwalificatie van de bedingen. Het gaat er om dat Q-Park met de door haar gehanteerde algemene voorwaarden bij het aangaan van de overeenkomst de mogelijkheid heeft gecreëerd om een beroep te doen op al deze bedingen tegelijk, waarbij de feitelijke uitwerking vervolgens voor de toets niet uitmaakt.
2.9.
Gelet op het voorgaande, acht de kantonrechter het geraden dat Q-Park zich hierover uitlaat. Q-Park wordt in de gelegenheid gesteld zich over de mogelijke oneerlijkheid en eventuele vernietiging van de bedingen uit te laten. De zaak wordt daartoe verwezen naar de rol.
2.10.
Q-Park dient de akte met toelichting en eventuele stukken ter onderbouwing tenminste twee weken vóór de hierna te bepalen rolzitting aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Q-Park wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.11.
Q-Park dient in het vervolg in de dagvaarding de toelichting te geven zoals hiervoor is overwogen. Doet Q-Park dit niet, dan zal daar in beginsel geen gelegenheid meer voor worden gegeven.
2.12.
Iedere verdere beslissing wordt in afwachting van het voorgaande aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
donderdag 23 mei 2024 te 10.00 uurvoor het nemen van een akte door eisende partij als hiervoor is overwogen onder 2.9;
3.2.
bepaalt dat eisende partij de akte tenminste twee weken voor deze rolzitting aan gedaagde partij moet sturen, zoals hiervoor is overwogen onder 2.10;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2024.