Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenvonnis uitgesproken in de zaak van de besloten vennootschap [verzoeker] B.V. Dit tussenvonnis betreft een verzoekschrift ex artikel 383 lid 1 van de Faillissementswet (Fw) in het kader van een openbare akkoordprocedure buiten faillissement. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 11 april 2024 het voornemen geuit om een deskundige te benoemen. [verzoeker] is in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraagstelling en de persoon van de deskundige. In een e-mailbericht van 18 april 2024 heeft [verzoeker] aangegeven geen wijzigingen te willen aanbrengen in de vraagstelling en heeft twee mogelijke deskundigen voorgedragen, vergezeld van offertes en curricula vitae.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis uiteengezet welke overwegingen hebben geleid tot het voornemen om een deskundige te benoemen. De vraag die aan de deskundige is voorgelegd betreft de vraag of de keuze voor de manier waarop het akkoord is vormgegeven, die mede ingegeven is door de wens om belastingdruk te voorkomen, als strijdig met de fiscale wet- en regelgeving kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de heer prof. mr. A.J. Tekstra benoemd als deskundige en hem opgedragen om binnen twee weken een antwoord te formuleren op de gestelde vraag. De kosten van de deskundige komen voor rekening van [verzoeker].
De rechtbank heeft verder bepaald dat [verzoeker] binnen een week na ontvangst van het antwoord van de deskundige schriftelijk kan reageren. Afhankelijk van deze reactie zal de rechtbank een datum bepalen voor een nieuwe behandeling of voor een eindvonnis. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.