ECLI:NL:RBAMS:2024:2350

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
13/203345-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man tot tbs met voorwaarden na steekincidenten in Amsterdam

Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man, die op 13 augustus 2023 in Amsterdam meerdere personen met een mes heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die psychotisch was ten tijde van de feiten, zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en poging tot doodslag. De verdachte heeft onder andere [benadeelde 1] en [benadeelde 3] verwond door hen met een mes te steken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot moord, omdat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte ten tijde van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was, wat heeft geleid tot de beslissing om hem te ontslaan van alle rechtsvervolging en hem ter beschikking te stellen met voorwaarden. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen. De verdachte is veroordeeld tot tbs met voorwaarden, waaronder een locatieverbod en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/203345-23
Datum uitspraak: 23 april 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres 1] ,
nu gedetineerd in de [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P. Figge, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en hun advocaat mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, de benadeelde partij [benadeelde 3] en zijn advocaat mr. H.A.F.C. Tack, en de benadeelde partijen [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 6] en hun advocaat mr. T. Felix (namens mr. B. Newitt) naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 13 augustus 2023 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. poging tot moord dan wel doodslag, althans zware mishandeling, van [benadeelde 1] ;
2. primair: poging tot moord dan wel doodslag, althans zware mishandeling, van [benadeelde 2] en/of haar baby;
subsidiair: bedreiging van [benadeelde 2] en/of haar baby;
3. poging tot moord dan wel doodslag, althans zware mishandeling, van [benadeelde 3] ;
4. primair: poging tot moord dan wel doodslag, althans zware mishandeling, van [benadeelde 4] ;
subsidiair: bedreiging van [benadeelde 4] ;
5. bedreiging van [benadeelde 5] ;
6. bedreiging van [benadeelde 7] ;
7. mishandeling van een ambtenaar in functie, te weten [benadeelde 6] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op zondag 13 augustus 2023 is verdachte vanuit de woning van zijn vader aan de [adres 2] te Amsterdam [2] met een broodmes van ongeveer 15 tot 20 centimeter groot [3] de straat op gegaan. Hij hoorde thuis namelijk een stem in zijn hoofd die hem opdracht gaf een mes mee te nemen. Volgens verdachte droeg de stem hem op om mensen met zwarte/donkere kleding aan te vallen, omdat dat duivels zijn. [4] Verdachte is vervolgens op de [adres 3] te Amsterdam aangever [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) tegengekomen, die met een kinderwagen met daarin haar twee maanden oude baby voor een berging stilstond. In de berging was haar man, aangever [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ), aanwezig. [5] Verdachte stond met een mes in de hand voor de kinderwagen en maakte grommende geluiden. Hij hief het mes. Vervolgens is verdachte weggelopen, om daarna terug te rennen en [benadeelde 1] aan te vallen. [6] Verdachte heeft [benadeelde 1] twee keer gestoken. [7] [benadeelde 1] is in zijn linker bovenarm en in zijn rug, ter hoogte van de linker schouder, gestoken. [8] Door de steekwond in de bovenarm is schade aan de spier ontstaan. [9] [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn naar huis gerend. Verdachte is hierop weggerend en is vervolgens aangever [benadeelde 3] (hierna: [benadeelde 3] ) tegengekomen. Verdachte is op [benadeelde 3] afgerend. [benadeelde 3] zag dat verdachte een mes in zijn hand had, draaide zich om en rende hard weg. Tijdens het rennen is [benadeelde 3] gestruikeld en op de grond gevallen. Toen hij op de grond lag, heeft verdachte hem meermalen in zijn rug gestoken. [benadeelde 3] wist overeind te komen. Terwijl verdachte op korte afstand stond, probeerde hij [benadeelde 3] wederom een aantal keer te steken, maar nu van voren. [benadeelde 3] wist vervolgens weg te rennen. [10] Bij hem zijn vijf kleine steekwonden hoog op de rug geconstateerd. [11] Aangever [benadeelde 7] (hierna: [benadeelde 7] ) was ondertussen vanaf een woning aan de [adres 3] met een stok naar buiten gelopen. Hij zag verdachte vanuit de richting van de ingang van de moskee aan de J. Drijverweg lopen. Hij zag dat verdachte een mes in zijn rechterhand had en heeft naar verdachte geroepen om diens aandacht te trekken. [benadeelde 7] zag dat verdachte een paar stappen in zijn richting deed en het lemmet van het mes in zijn richting hield. Toen verdachte nog enkele stappen van [benadeelde 7] verwijderd was, is [benadeelde 7] weggerend. Verdachte is daarbij achter [benadeelde 7] aangerend. [12] [benadeelde 7] raakte verdachte even uit het oog, maar kwam hem later weer tegen en zag dat verdachte opnieuw met het mes naar hem toe rende. [benadeelde 7] is weggerend, waarbij verdachte achter hem aan rende maar de achtervolging kort daarop staakte en wegliep. [13] Daarna arriveerde een politieauto met daarin verbalisanten [benadeelde 4] en [benadeelde 5] . [14] Zij zagen verdachte vanaf 15 meter afstand met een mes in zijn handen. [15] Verbalisanten zagen dat verdachte op de politieauto af kwam rennen en stapten uit. Verbalisant [benadeelde 5] pakte zijn stroomstootwapen en vuurde twee cassettes af, die geen effect op verdachte hadden. Verbalisant [benadeelde 4] had inmiddels de clip van zijn vuurwapen al geopend om te schieten, voor het geval dat verdachte niet met het stroomstootwapen onder controle zou kunnen worden gebracht. Verdachte rende intussen op verbalisant [benadeelde 4] af en is hem tot enkele meters genaderd. Verbalisant [benadeelde 4] heeft twee cassettes van zijn stroomstootwapen afgeschoten, waarvan pas de tweede effect had. [16] Verdachte viel vlak voor verbalisant [benadeelde 4] op de grond neer en kon vervolgens worden aangehouden en geboeid. [17] Verdachte is hierna overgebracht naar het cellencomplex. Aangever [benadeelde 6] (hierna: [benadeelde 6] ) was op dat moment werkzaam als arrestantenverzorger. Toen hij verdachte na een mislukt toiletbezoek probeerde terug te brengen naar de observatiecel, heeft verdachte met een vuist naar [benadeelde 6] uitgehaald en hem tegen de rechterkant van het hoofd geraakt. [18] Vervolgens ontstond een worsteling, waarbij verdachte [benadeelde 6] opnieuw heeft geslagen, nu op de rechterkant van de mond. [19] Zijn collega [naam] heeft bevestigd dat verdachte meerdere slaande bewegingen naar [benadeelde 6] heeft gemaakt en dat [benadeelde 6] hierbij in het gezicht werd geraakt. [20] [benadeelde 6] heeft verklaard flinke pijn aan de rechterkant van het hoofd te hebben en daarnaast pijn aan de tanden aan de rechterkant van de mond. Ook zijn boven- en onderlip zijn beschadigd geraakt. [21]
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 primair (poging tot doodslag) vrijspraak gevorderd. De onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde bedreiging kan wel worden bewezen. De onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde pogingen tot doodslag kunnen volgens de officier van justitie eveneens bewezen worden verklaard. Ook ten aanzien van de feiten 5, 6 en 7 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de feiten 1 en 3 betoogd dat geen sprake is van voorbedachte raad en dat verdachte van de ten laste gelegde pogingen tot moord dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de onder die feiten tenlastegelegde pogingen tot doodslag heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde onder de feiten 2 en 4 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, nu zowel poging tot moord als poging tot doodslag niet bewezen kan worden. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de feiten 2 subsidiair, 4 subsidiair, 6, 7 en 8
(de rechtbank begrijpt feit 5 in plaats van feit 8, nu er geen achtste feit is ten laste gelegd en de raadsvrouw geen bewijsverweer heeft gevoerd met betrekking tot het vijfde feit).
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Bewezenverklaring poging zware mishandeling
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 13 augustus 2023 [benadeelde 1] met een mes in zijn linker bovenarm en in de linker schouder heeft gestoken. De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van de tenlastegelegde poging tot moord en de poging tot doodslag. De rechtbank ziet allereerst onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het doden van [benadeelde 1] kan worden vastgesteld. Het steken met een mes in de linker bovenarm levert niet zonder meer de aanmerkelijke kans op de dood op. Dat hierop wel een aanmerkelijke kans bestaat, zou moeten worden afgeleid uit de omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is over de aard van de verwondingen echter onvoldoende bekend. Zo staat niet vast in hoeverre de plek van de verwonding in de arm van het slachtoffer een risico op overlijden heeft gegeven en met hoeveel kracht verdachte heeft gestoken. Ook zijn er geen beelden van dit voorval. Wel levert het steken met een mes in de bovenarm naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. Nu dit een algemene ervaringsregel is, stelt de rechtbank vast dat ook verdachte zich hiervan bewust was. Verdachte heeft die kans met zijn handelen bewust aanvaard. Gelet op het gegeven dat er geen zwaar letsel is toegebracht, is het bij een poging gebleven.
Ten aanzien van feit 2:
Vrijspraak poging moord/doodslag/zware mishandeling (primaire feit)
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Op basis van de verklaringen van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] kan weliswaar worden vastgesteld dat verdachte met een mes stekende bewegingen in de richting van [benadeelde 2] en haar baby heeft gemaakt, maar uit die verklaringen blijkt niet dat verdachte daarbij geprobeerd heeft [benadeelde 2] en haar baby ook daadwerkelijk te raken.
Bewezenverklaring bedreiging (subsidiaire feit)
De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde bedreiging van [benadeelde 2] en haar baby wel bewezen. Zoals hiervoor is geoordeeld, kan op basis van de verklaringen van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] worden vastgesteld dat verdachte met een mes stekende bewegingen in de richting van [benadeelde 2] en haar baby heeft gemaakt. [benadeelde 2] heeft tweemaal verklaard dat verdachte richting de baby stak. [benadeelde 1] heeft verklaard dat verdachte het mes op een manier vasthield waardoor het leek of hij de baby wilde steken. Beiden hebben verklaard dat [benadeelde 2] over de kinderwagen met daarin de baby gebukt stond toen verdachte stekende bewegingen maakte. Hieruit kan worden afgeleid dat er slechts een korte afstand tussen [benadeelde 2] en de baby was. De rechtbank acht het maken van stekende bewegingen richting een moeder en haar weerloze baby zonder meer bedreigende handelingen. Dat verdachte naar eigen zeggen niet de intentie had hen iets aan te doen, doet daaraan niet af.
Ten aanzien van feit 3:
Bewezenverklaring poging doodslag
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 13 augustus 2023 heeft gepoogd [benadeelde 3] opzettelijk van het leven te beroven, door hem meermalen met kracht met een mes in de rug te steken terwijl [benadeelde 3] op de grond lag. Het met een mes meermalen met kracht in de rug steken is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van [benadeelde 3] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg willens en wetens ofwel bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken.
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is van poging tot moord, nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat verdachte voorbedachte raad had.
Ten aanzien van feit 4:
Vrijspraak poging moord/doodslag/zware mishandeling (primaire feit)
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Verdachte is met een mes in zijn hand op verbalisant [benadeelde 4] afgerend. Op een afstand van twee tot drie meter vóór verbalisant [benadeelde 4] is verdachte gevallen, doordat hij door hem werd getaserd. De handelingen van verdachte tot het moment dat hij neerviel zijn onvoldoende concreet gericht geweest op voltooiing van de primair ten laste gelegde feiten om van een begin van uitvoering te kunnen spreken.
Bewezenverklaring bedreiging (subsidiaire feit)
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte op 13 augustus 2023 verbalisant [benadeelde 4] heeft bedreigd door met een mes met grote snelheid op hem af te rennen, terwijl [benadeelde 4] achteruit liep. Met oog op de uiterlijke verschijningsvorm zoals blijkt uit de verklaringen van [benadeelde 4] en [benadeelde 5] , kwalificeert de rechtbank dit als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft het oordeel over dit feit geen nadere motivering.
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank acht ook de bedreiging van [benadeelde 5] wettig en overtuigend bewezen zoals ten laste gelegd. Met oog op de uiterlijke verschijningsvorm zoals blijkt uit de verklaringen van [benadeelde 5] en [benadeelde 4] , kwalificeert de rechtbank dit als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft het oordeel over dit feit geen nadere motivering.
Ten aanzien van feit 6:
De rechtbank acht de bedreiging van [benadeelde 7] wettig en overtuigend bewezen zoals ten laste gelegd. Met oog op de uiterlijke verschijningsvorm zoals blijkt uit de verklaring van aangever [benadeelde 7] , kwalificeert de rechtbank dit als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft het oordeel over dit feit geen nadere motivering.
Ten aanzien van feit 7:
De rechtbank acht de mishandeling van [benadeelde 6] , die op dat moment werkzaam was als politieambtenaar, wettig en overtuigend bewezen zoals ten laste gelegd. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen nadere motivering.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 13 augustus 2023 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes in de linker bovenarm en linker schouder van die [benadeelde 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
subsidiair:
op 13 augustus 2023 te Amsterdam [benadeelde 2] en haar baby heeft bedreigd met zware mishandeling, door met een mes bij die [benadeelde 2] en haar kinderwagen te gaan staan en met voornoemd mes stekende bewegingen in de richting van die [benadeelde 2] en haar baby te maken;
3.
op 13 augustus 2023 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 3] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes meermalen in de rug van die [benadeelde 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
subsidiair:
op 13 augustus 2023 te Amsterdam [benadeelde 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een mes met grote snelheid op die naar achteren lopende [benadeelde 4] af te rennen;
5.
op 13 augustus 2023 te Amsterdam [benadeelde 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een mes met grote snelheid in de richting te rennen van de politieauto waar die [benadeelde 5] zojuist uit was gestapt en waarnaast die [benadeelde 5] zich bevond;
6.
op 13 augustus 2023 te Amsterdam [benadeelde 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een mes naar die [benadeelde 7] toe te lopen en vervolgens met voornoemd mes in volle vaart achter voornoemde [benadeelde 7] aan te rennen;
7.
op 13 augustus 2023 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar van Politie Eenheid Amsterdam, te weten [benadeelde 6] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (arrestantenzorg) heeft mishandeld door die [benadeelde 6] met de vuist tegen het hoofd te slaan.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, in overeenstemming met de conclusies van de over verdachte uitgebrachte psychologische en psychiatrische rapportage, op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is ten aanzien van de door hem gepleegde feiten. Verdachte is daarom niet strafbaar en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Ook de raadsvrouw van verdachte is van mening dat de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van verdachte acht geslagen op de Pro Justitia-rapportage van het Pieter Baan Centrum van 16 februari 2024, opgemaakt door deskundige J. Marx, psychiater, en deskundige S.A. Moonen, psycholoog. [22]
De psycholoog stelt vast dat bij verdachte sprake is van schizofrenie, met als kenmerkende symptomen (religieuze) wanen, hallucinaties, desorganisatie en katatoon gedrag. Volgens de psychiater is er sprake van psychotische kwetsbaarheid, waarbij de psychose tot uiting komt door middel van wanen (preoccupaties met het geloof) en het horen van stemmen. De psychiater acht schizofrenie de meest waarschijnlijke diagnose. Beiden hebben gerapporteerd dat, hoewel bij de eerste psychotische episode cannabisgebruik vermoedelijk een luxerende factor was, hiervan bij de daaropvolgende episoden geen sprake meer lijkt te zijn. Volgens de psycholoog lijken de latere episoden eerder te kunnen worden toegeschreven aan een verlaging van de medicatie in combinatie met slaaptekort en spanning.
De rapporteurs stellen vast dat bij verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake was van een psychose. Zij zijn van mening dat verdachte op dat moment niet in staat was om gezonde afwegingen te maken en daarmee volledig beperkt was in zijn handelingsvrijheid. De rapporteurs adviseren het ten laste gelegde niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen van de deskundigen over. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte volledig door zijn psychose werd gedreven en dat de bewezenverklaarde feiten hem in het geheel niet zijn toe te rekenen. De verdachte is dus ten aanzien van het bewezenverklaarde niet strafbaar en moet dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Motivering van de maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden, te weten de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, en het door mr. Van Rijmenam-van Oosterom namens slachtoffers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] verzochte locatieverbod. De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht aan verdachte geen tbs-maatregel op te leggen. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat een zorgmachtiging een voldoende kader biedt om een eventueel verhoogd recidiverisico – waarvan de raadsvrouw betwijfelt of dit aanwezig is – in te perken. De feiten hebben weliswaar plaatsgevonden tijdens de lopende zorgmachtiging, maar als aan verdachte de vereiste zorg zou zijn geboden (zoals voldoende monitoring en een tijdige opname) hadden de incidenten voorkomen kunnen worden. Dat dit niet is gebeurd, kan verdachte niet worden tegengeworpen. Verdachte is medicatie- en behandelingstrouw en heeft een steunend en betrokken netwerk in de vorm van zijn familie. Binnen het kader van een zorgmachtiging zou verdachte bovendien kunnen worden behandeld in een forensisch kader. De raadsvrouw heeft bij haar primaire standpunt verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen, zodat de behandelend psychiater in het PPC kan beoordelen of verdachte al dan niet met een crisismaatregel in een kliniek dient te worden opgenomen, waarna het traject van de zorgmachtiging kan gaan lopen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de zaak aan te houden en de officier van justitie op te dragen de zorgmachtiging voor te bereiden.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat tbs met voorwaarden dient te worden opgelegd, in plaats van tbs met verpleging van overheidswege.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ten aanzien van verdachte kunnen worden bewezen een poging tot doodslag, een poging zware mishandeling, vier ernstige bedreigingen en een mishandeling van een politieambtenaar. Verdachte heeft op klaarlichte dag, binnen een tijdsbestek van enkele minuten, op straat meerdere willekeurige personen aangevallen en bedreigd met een mes. Verdachte heeft in twee gevallen zijn slachtoffers verwond. Meerdere slachtoffers hebben voor hun leven gevreesd. Zoals slachtoffers [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] in hun slachtofferverklaringen treffend onder woorden hebben gebracht, hebben de gebeurtenissen nog altijd een grote impact op hun persoonlijke (en soms ook professionele) leven. Naast de impact op de directe slachtoffers, maken gebeurtenissen als deze een grote inbreuk op het veiligheidsgevoel in de samenleving. Meerdere getuigen hebben gezien hoe willekeurige slachtoffers op straat werden neergestoken en met een mes werden achtervolgd.
Voorts heeft verdachte in het cellencomplex een politieambtenaar mishandeld, waarmee hij hem pijn en letsel heeft toegebracht.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 8 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Maatregel van terbeschikkingstelling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of aan verdachte de tbs-maatregel dient te worden opgelegd. Deze maatregel kan worden opgelegd indien aan de in artikel 37a Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen voorwaarden is voldaan, te weten:
- tijdens het begaan van het bewezenverklaarde was bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens;
- de bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer staat, dan wel worden genoemd in artikel 37a lid 1 sub 2 Sr;
- de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist oplegging van de maatregel.
Zoals de rechtbank hiervoor in rubriek 7 heeft overwogen, was bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten sprake van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de vorm van een psychose. Voorts is sprake van misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld dan wel van misdrijven die genoemd zijn in artikel 37a lid 1 sub 2 Sr . Aan de eerste twee wettelijke vereisten voor oplegging van de tbs-maatregel is dus voldaan.
Het springende punt in deze zaak is of de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid oplegging van de maatregel vereist. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, acht de rechtbank oplegging van de tbs-maatregel in het geval van verdachte noodzakelijk ter bescherming van de maatschappij. Een zorgmachtiging acht de rechtbank in zijn geval ontoereikend, te meer nu verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten al in een zorgmachtiging liep en deze niet heeft kunnen voorkomen dat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd. Dat verdachte mogelijk niet alle zorg heeft gekregen die hij op dat moment nodig had, laat onverlet dat het kader van de zorgmachtiging op dat moment onvoldoende bescherming heeft geboden en verdachte, ondanks de zorgmachtiging, tot ernstige strafbare feiten is gekomen. De rechtbank sluit aan bij de inhoud van de hiervoor genoemde Pro Justitia-rapportage en het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 28 maart 2024.
In deze Pro Justitia-rapportage staat hierover onder meer het volgende:
“Risicoanalyse en prognose
Er kan worden gesteld dat binnen de huidige gecontroleerde omstandigheden (opgenomen in een kliniek) en als betrokkene is ingesteld op antipsychotische medicatie sprake is van een laag risico op geweld. Bij het wegvallen van een (klinisch) behandelkader loopt dit risico op middellange termijn (weken tot maanden) op naar matig-hoog. Dit risico wordt vooral bepaald door het opnieuw optreden van een psychose.
Het is zorgwekkend dat de laatste psychotische episode is ontstaan terwijl betrokkene ambulant in zorg was bij de GGZ. Betrokkene vertelt de hulpverlener in zijn waanideeën te hebben betrokken en – vanuit psychotische overtuigingen – te hebben gelogen (dat wil zeggen ten onrechte een rooskleurig beeld te hebben geschetst). Tevens was betrokkene ingesteld op antipsychotische medicatie. Tevens valt op dat na een sluimerend begin van enige dagen sprake is geweest van een fulminant verloop van de psychose. Waar betrokkene aanvankelijk (met mogelijk geringe symptomen) nog leek te functioneren (door bijvoorbeeld succesvol een cursus te volgen), liep uiteindelijk de agitatie binnen dagen op en kwam betrokkene tot de tenlastegelegde feiten (indien bewezen). […]
Interventieadvies en -condities
[…] Zoals geschreven was ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake van een behandeling binnen de GGZ en is betrokkene na een periode met lichte symptomen vervolgens binnen een kort tijdsbestek ernstig psychotisch gedecompenseerd. Binnen dit behandelcontract is betrokkene – naar alle waarschijnlijkheid vanuit psychotische motieven – niet open en eerlijk geweest naar zijn behandelaar. Gelet op het verhoogde risico is forensische scherpte vereist. Binnen een regulier GGZ-contact zijn de mogelijkheden hiervoor uiterst beperkt. Het naleven van voorwaarden en beschermen van de maatschappij is immers geen primaire taak voor de GGZ. Dientengevolge zijn onderzoekers van mening dat de beschreven behandeling niet kan worden geboden middels een vrijwillig GGZ-contact en/of middels een zorgmachtiging. […]
Onderzoekers adviseren de genoemde behandelinterventies te laten plaatsvinden binnen het juridisch kader van tbs met voorwaarden […].”
De deskundigen hebben dit advies ter terechtzitting bevestigd. De psychiater heeft ter zitting aangevuld dat een zorgmachtiging een gepasseerd station is. Een groot verschil tussen een zorgmachtiging en een tbs-maatregel is dat een zorgmachtiging een GGZ-behandeling betreft en een tbs-maatregel binnen een forensisch kader plaatsvindt. Dit laatste gaat dus met forensische scherpte gepaard. Bij een GGZ-behandeling ligt er ook een gedeelte van de verantwoordelijkheid bij de patiënt om zelf aan de bel te trekken. Op het moment dat een patiënt binnen een tbs-behandeling geen openheid van zaken geeft, zullen behandelaren actiever handelen om erachter te komen hoe het gaat. De psycholoog heeft ter terechtzitting aangevuld dat de tbs-maatregel langduriger een kader biedt dan de zorgmachtiging. Dit maakt dat de tbs-maatregel in dit geval ook geschikter is dan behandeling door een forensisch team in het kader van de zorgmachtiging.
De reclassering heeft zich in haar rapport volledig aangesloten bij de risicotaxatie van de Pro Justitia-rapporteurs. De reclassering acht het noodzakelijk dat de geadviseerde interventies binnen de tbs-maatregel worden aangeboden, omdat voorafgaand aan de delicten een patroon zichtbaar werd waarbij verdachte tijdens zijn psychotische episoden hulpverleners in zijn waanideeën betrok en vanuit psychotische overtuigingen tegen hen loog. De reclassering is van mening dat in de civiele GGZ onvoldoende forensische scherpte is om het recidiverisico gedurende de behandeling blijvend laag te houden. De voor verdachte noodzakelijke begeleiding en behandeling zullen veel meer tijd in beslag nemen dan de duur van een zorgmachtiging. Als de zorgmachtiging niet verlengd zou worden, is een behandeling in een verplicht kader niet meer mogelijk. Dit kan het recidiverisico verhogen. Ook de reclassering concludeert dat een zorgmachtiging niet toereikend is om het recidiverisico duurzaam te beperken.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de deskundigen over. Verdachte is psychotisch kwetsbaar en heeft (langdurige) behandeling en begeleiding nodig. De rechtbank is van oordeel dat, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, wel degelijk sprake is van recidivegevaar en dat dit onvoldoende beperkt kan worden binnen het kader van een zorgmachtiging. De feiten hebben immers plaatsgevonden terwijl sprake was van een zorgmachtiging. Hierbij is bovendien uit de stukken gebleken hoe snel de toestand van verdachte kan verslechteren en hoe snel de situatie ernstig kan escaleren. Intensieve monitoring en behandeling binnen een forensisch kader is daarom noodzakelijk om het recidivegevaar te beperken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de algemene veiligheid van personen de oplegging van een tbs-maatregel vereist. Zij gaat voorbij aan het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw tot aanhouding ten behoeve van het voorbereiden van een zorgmachtigingstraject en legt aan verdachte de tbs-maatregel op.
Voorwaarden
De rechtbank heeft overwogen om te bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (art. 37b Sr). Zoals hiervoor besproken, adviseren de deskundigen om tbs met voorwaarden op te leggen. Ten aanzien van de behandeling en interventies adviseren zij voortzetting van de anti-psychotische medicatie, psycho-educatie, het opstellen of aanscherpen van een signaleringsplan, het nastreven van stabiliteit, preventie en abstinentie van middelengebruik en speciale aandacht voor een eventuele rouwreactie omtrent het bijstellen van het toekomstperspectief. De reclassering heeft nader onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van tbs met voorwaarden en de eventueel op te leggen voorwaarden, en heeft in het rapport van 28 maart 2024 positief geadviseerd over tbs met de in dat rapport opgenomen voorwaarden. Zij ziet voldoende mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken. Verdachte heeft zich tegenover de Pro Justitia-rapporteurs, de reclassering en ook ter terechtzitting bereid verklaard de voorwaarden na te leven.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de adviezen van de deskundigen en de reclassering en gelet op de motivatie die verdachte heeft getoond om zich aan de voorwaarden te houden, zij het vertrouwen heeft dat het recidivegevaar dat van verdachte uitgaat, voldoende ondervangen en beperkt kan worden binnen een tbs-maatregel met voorwaarden. In al het voorgaande bestaat aanleiding om, in plaats van genoemd bevel, aan het gedrag van verdachte na te noemen voorwaarden te stellen. De rechtbank neemt de door de reclassering geadviseerde voorwaarden over, met toevoeging van een contactverbod ten aanzien van slachtoffer [benadeelde 2] en met toevoeging van het door slachtoffers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] verzochte locatieverbod.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank overweegt dat de bewezenverklaarde misdrijven zijn gericht tegen en een gevaar vormen voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen. Gelet op het verhoogde recidiverisico in geval de verdachte zonder de op te leggen voorwaarden terugkeert in de samenleving, ziet de rechtbank reden om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid, Sr, en zal zij bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:

1 STK Mes (goednummer 6381545)

Het voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het onder feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4 subsidiair, feit 5 en feit 6 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

10. Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

10.1
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Vordering
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert € 805,89 aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft toewijzing van de gehele vordering tot schadevergoeding gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de vordering tot materiële schadevergoeding de volgende posten betwist:
- Spijkerbroek: de raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de vordering in zoverre niet-ontvankelijk te verklaren. Uit de foto op pagina 31 van het procesdossier blijkt dat aangever een zwarte korte broek droeg en niet een spijkerbroek. Ook uit het proces-verbaal met betrekking tot de vernietiging van de kleding blijkt niet dat het om een spijkerbroek ging.
- Vervangende kleding: de raadsvrouw heeft hierover eveneens verzocht de vordering in zoverre niet-ontvankelijk te verklaren. De post is niet onderbouwd en kosten voor vervangende kleding zou dubbelop zijn, aangezien er ook kosten voor de beschadigde kleding is gevorderd.
- Reiskosten: de reiskosten naar de advocaat (drie keer) en de parkeerkosten Q-park (drie keer) zijn gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad hierover niet voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de overige materiële schadeposten en de vordering tot immateriële schadevergoeding heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde 1] door het onder feit 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade voor de spijkerbroek toewijzen. Uit het dossier blijkt dat de broek die de benadeelde partij droeg, is vernietigd. Dat de broek op de foto in het dossier zwart is, maakt niet dat dit geen spijkerbroek kan zijn. De hoogte van de vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor.
Ook de gevorderde materiële schade met betrekking tot de vervangende kleding zal de rechtbank toewijzen. Blijkens het dossier is alle kleding van de benadeelde partij door de politie in beslag genomen. Hij heeft vervangende kleding moeten kopen toen hij naar huis ging. Het hiervoor gevorderde bedrag komt de rechtbank eveneens niet onrechtmatig of ongegrond voor.
De rechtbank verklaart de vorderding reiskosten naar de advocaat en de parkeerkosten Q-park niet ontvankelijk, nu deze niet als materiële schade gevorderd kunnen worden.
De gevorderde materiële schadevergoeding komt de rechtbank voor het deel groot € 745,35 (zevenhonderdvijfenveertig euro en vijfendertig eurocent) niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (13 augustus 2023).
De vordering tot materiële schade zal voor overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde 1] door het onder feit 1 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting niet betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 5.000,00 (vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (13 augustus 2023).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
10.2
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Vordering
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert € 5.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft toewijzing van de gehele vordering tot schadevergoeding gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering te matigen, nu zij van mening is dat er geen sprake is van poging tot doodslag, maar van bedreiging. De vordering dient ook te worden gematigd indien de rechtbank zou komen tot bewezenverklaring van poging tot doodslag, nu de jurisprudentie waarmee de vordering is onderbouwd niet passend is bij de situatie zoals deze zich ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft voorgedaan.
Oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde 2] door het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen en verdachte het oogmerk had angst toe te brengen.
Hoewel de aangevoerde jurisprudentie niet direct aansluit op de situatie van de benadeelde partij, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding op grond van de door haar gestelde omstandigheden – die overigens door de verdediging niet zijn betwist – naar billijkheid op € 5.000,00 (vijfduizend euro). Aangeefster en haar twee maanden oude baby werden immers vlakbij hun woning ernstig bedreigd met een mes. Als gevolg hiervan heeft [benadeelde 2] PTSS-klachten ontwikkeld en zijn zij en haar echtgenoot op zoek naar een andere woning. De rechtbank zal de vordering daarom in zijn geheel toewijzen, met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (13 augustus 2023).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
10.3
Benadeelde partij [benadeelde 3]
Vordering
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert € 1.368,77 (dertienhonderdachtenzestig euro en zevenenzeventig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoedingsvordering in zijn geheel wordt toegewezen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde 3] door het onder feit 3 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (13 augustus 2023).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
10.4
Benadeelde partij [benadeelde 4]
Vordering
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert € 1.250,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts vordert hij € 396,00 aan proceskosten.
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoedingsvordering in zijn geheel wordt toegewezen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vorderingen tot immateriële schadevergoeding te matigen tot € 750,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde 4] door het onder feit 4 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien verdachte het oogmerk had angst toe te brengen.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden – die door de verdediging niet zijn betwist – begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) en wijst zij de vordering in zijn geheel toe, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (13 augustus 2023).
In het belang van [benadeelde 4] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 532 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Een redelijke uitleg van artikel 532 Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal de kosten aan de hand van het liquidatietarief, uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bepalen op € 396,00 (driehonderdzesennegentig euro) (3 punten à € 132,00).
10.5
Benadeelde partij [benadeelde 5]
Vordering
De benadeelde partij [benadeelde 5] vordert € 1.250,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts vordert hij € 396,00 aan proceskosten.
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoedingsvordering in zijn geheel wordt toegewezen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vorderingen tot immateriële schadevergoeding te matigen tot € 750,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde 5] door het onder feit 5 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien verdachte het oogmerk had angst toe te brengen.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden – die door de verdediging niet zijn betwist – begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) en wijst zij de vordering in zijn geheel toe, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (13 augustus 2023).
In het belang van [benadeelde 5] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 532 Sv. Een redelijke uitleg van artikel 532 Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal de kosten aan de hand van het liquidatietarief, uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bepalen op € 396,00 (driehonderdzesennegentig euro) (3 punten à € 132,00).
10.6
Benadeelde partij [benadeelde 6]
Vordering
De benadeelde partij [benadeelde 6] vordert € 375,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts vordert de benadeelde partij € 240,00 aan proceskosten.
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoedingsvordering in zijn geheel wordt toegewezen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering te matigen tot € 200,00.
Oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde 6] door het onder feit 7 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden – die door de verdediging niet zijn betwist – begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 375,00 (driehonderdvijfenzeventig euro) en wijst zij de vordering in zijn geheel toe, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (13 augustus 2023).
In het belang van [benadeelde 6] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 532 Sv. Een redelijke uitleg van artikel 532 Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal de kosten aan de hand van het liquidatietarief, uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bepalen op € 240,00 (tweehonderdveertig euro) (3 punten à € 80,00).

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 45, 57, 285, 287, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 primair en feit 4 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4 subsidiair, feit 5, feit 6 en feit 7 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
poging tot doodslag;
Ten aanzien van feit 4 subsidiair, feit 5 en feit 6:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van feit 7:
mishandeling,
terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], voor het bewezene
niet strafbaaren
ontslaat hem van alle rechtsvervolgingter zake daarvan.
Gelast dat verdachte
ter beschikking zal worden gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:

1. Geen strafbaar feit plegen

Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.

2. Meewerken aan reclasseringstoezicht

Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat veroordeelde:
  • zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • meewerkt aan huisbezoeken.
  • de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.

3. Meewerken aan time-out

Als de reclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt, kan veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.

4. Niet naar het buitenland

Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.

5. Opname in een zorginstelling

Veroordeelde laat zich opnemen bij Forensische Psychiatrische Afdeling De Hooge Venne of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra een behandelplaats beschikbaar is. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt, alsmede de controle hierop. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.

6. Ambulante behandeling

Veroordeelde laat zich behandelen door een ambulante behandelinstelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt, alsmede de controle hierop.

7. Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

Veroordeelde verblijft (indien de reclassering dit gewenst vindt) in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

8. Drugsverbod

Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.

9. Alcoholverbod

Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.

10. Contactverbod

Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de volgende personen:
  • [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag] 1992;
  • [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag] 1992;
  • [benadeelde 3] , geboren op [geboortedag] 1988;
  • [benadeelde 4] , geboren op [geboortedag] 1993;
  • [benadeelde 5] , geboren op [geboortedag] 1989;
  • [benadeelde 6] , geboren op [geboortedag] 1993.
Het contactverbod geldt zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

11. Locatieverbod

Het is veroordeelde niet toegestaan om in het hierna genoemde gebied te komen:
het gebied ten noorden van de IJdoornlaan te Amsterdam, dat aan de west- oost- en noordzijde wordt begrensd door de gracht De Wieden. De grenzen van voornoemd gebied zijn op de kaart, die is opgenomen in
bijlage II,gearceerd. Het locatieverbod geldt zolang het Openbaar Ministerie dit nodig acht.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het uit te voeren reclasseringstoezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Verklaart verbeurd:

1 STK Mes (goednummer 6381545)

Benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 745,35 (zevenhonderdvijfenveertig euro en vijfendertig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil
.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 5.745,35 (vijfduizend zevenhonderdvijfenveertig euro en vijfendertig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 63 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 5.000,00 (vijfduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 1.368,77 (dertienhonderdachtenzestig euro en zevenenzeventig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 6.368,77 (zesduizend driehonderdachtenzestig euro en zevenenzeventig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 66 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 396,00 (driehonderdzesennegentig euro).
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 22 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] toe tot een bedrag van € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 5] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 396,00 (driehonderdzesennegentig euro).
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5] aan de Staat € 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 22 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] toe tot een bedrag van € 375,00 (driehonderdvijfenzeventig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 6] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 240,00 (tweehonderdveertig euro).
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 6] aan de Staat van € 375,00 (driehonderdvijfenzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 7 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en B.C. Langendoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 april 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 oktober 2023, p. 146 5e en 6e alinea.
3.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2023, p. 21 laatste alinea.
4.Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 oktober 2023, p. 148 halverwege.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] d.d. 19 augustus 2023, p. 96 1e en 2e alinea.
6.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] d.d. 14 augustus 2023, p. 001.
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 oktober 2023, p. 148 3e alinea van onder.
8.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] d.d. 14 augustus 2023, p. 002 2e alinea.
9.Een geschrift, te weten een aanvraagformulier medische informatie aangaande [benadeelde 1] d.d. 15 augustus 2023, p. 125.
10.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] d.d. 14 augustus 2023, p. 7 laatste alinea en p. 8 1e en 2e alinea.
11.Een geschrift, te weten een medische indicatieaanvraag geneeskunde aangaande [benadeelde 3] d.d. 13 augustus 2023, p. 126.
12.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 7] d.d. 26 augustus 2023, p. 136.
13.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 7] d.d. 26 augustus 2023, p. 137 eerste alinea.
14.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2023, p. 21 1e en 3e alinea.
15.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2023, p. 21 voorlaatste en laatste alinea en p. 22 eerste alinea.
16.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2023, p. 22 bovenste helft.
17.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] d.d. 13 augustus 2023, p. 12 voorlaatste alinea.
18.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6] d.d. 13 augustus 2023, p. 16 2e en laatste alinea.
19.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6] d.d. 13 augustus 2023, p. 17 2e alinea.
20.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2023, p. 20 voorlaatste alinea.
21.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6] (met fotobijlage) d.d. 13 augustus 2023, p. 17 3e alinea en p. 18 en 19.
22.