ECLI:NL:RBAMS:2024:2339

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
C/13/749322 / KG ZA 24-308
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op executieverkoop van appartement door hypotheekbank in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap De Maas Dienstverlening B.V., in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van een cognitief beperkte appartementseigenaar, en de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK U.A. De bewindvoerder vorderde primair dat de bank werd verboden om het appartement executoriaal te verkopen, en subsidiair om de veiling uit te stellen voor zes maanden. De achtergrond van de zaak betreft een hypotheeklening die de appartementseigenaar in 2010 had afgesloten, en de daaropvolgende betalingsproblemen die leidden tot executoriaal beslag door de Vereniging van Eigenaren (VvE). De bank had de executie overgenomen van de VvE en was voornemens het appartement te veilen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bank misbruik maakte van haar recht om het appartement te verkopen, gezien de onevenredigheid tussen het belang van de bank bij de executieverkoop en het belang van de appartementseigenaar bij het behoud van zijn woning. De rechter wees de vordering van de bewindvoerder toe en verbood de bank om de veiling door te laten gaan. Tevens werd de bank veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/749322 / KG ZA 24-308 AEM/EB
Vonnis in kort geding van 22 april 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap De Maas Dienstverlening B.V., in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van
[naam 1],
gevestigd te Spijkenisse,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 16 april 2024,
advocaat mr. M.P. Harten te Rotterdam,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.S. Volleberg te Leiden.
Partijen zullen hierna de bewindvoerder en de bank worden genoemd.

1.De procedure

Op de zitting van 18 april 2024 heeft de bewindvoerder de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. De bank heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben stukken (producties) ingediend en gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
Ter zitting waren aan de zijde van de bewindvoerder aanwezig [naam 1] , [naam 2] (begeleider van [naam 1] vanuit de gemeente), [naam 3] (die de bewindvoering per 1 mei 2024 zal overnemen) en mr. Harten. Aan de zijde van de bank waren aanwezig [naam 4] (medewerker bijzonder beheer) en mr. Volleberg.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
In 2010 heeft [naam 1] bij de bank een lening van € 130.795,00 aangevraagd en verkregen voor de aankoop van een appartement aan de [adres] te [woonplaats] , op welk appartementsrecht hij een hypotheekrecht aan de bank heeft verstrekt. Aan deze lening was een overlijdensrisicoverzekering gekoppeld.
2.2.
Op 2 mei 2023 heeft de VvE van het gebouw waarin het appartement van [naam 1] is gelegen, executoriaal beslag gelegd op het appartement van [naam 1] , uit kracht van de grosse van een vonnis van 28 februari 2023, gewezen door de Rechtbank Rotterdam, kamer voor kantonzaken, locatie Rotterdam.
2.3.
Dit was niet de eerste keer dat de bank iets merkte van betalingsproblemen aan de zijde van [naam 1] . In 2020 was er ook al een schuld aan de VvE, waarvoor de VvE executoriaal beslag op zijn woning had gelegd. Tot een veiling is het toen niet gekomen. Naast de achterstand aan de VvE liep [naam 1] sinds 2020 achter op zijn overlijdensrisicoverzekering, van € 20,41 in juni tot € 81,64 in december 2021. De bank heeft [naam 1] regelmatig aangeschreven over deze achterstand en hem gesommeerd de openstaande bedragen te betalen, evenals de kosten ad € 54,45 die de bank had gemaakt voor het doen van verhaalsonderzoek naar [naam 1] . Daarnaast heeft de bank een aantal brieven aan [naam 1] gestuurd met het verzoek contact met haar op te nemen. In deze brieven schreef de bank dat zij zag dat [naam 1] moeite had aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Een reactie op al deze brieven bleef uit. Begin 2022 is een achterstand van € 190,74 ontstaan in de rente over de hypothecaire lening. De bank heeft [naam 1] daarover ook weer aangeschreven, en uitgelegd dat zij de lening zou kunnen opeisen en wat hij zou kunnen doen om dat te voorkomen, namelijk het onderpand verkopen of de lening herfinancieren. Uiteindelijk hebben [naam 1] en de bank op 31 mei 2022 telefonisch contact met elkaar gehad, en bij brief van 1 juni 2022 heeft de bank [naam 1] op haar kosten een budgetcoach aangeboden en uitgelegd hoe hij die kan regelen. Daarna is het weer enige tijd stil gebleven, totdat de VvE dus weer executoriaal beslag legde.
2.4.
Bij brieven van 9 mei 2023 heeft de bank de deurwaarder en [naam 1] geïnformeerd dat zij de executie heeft overgenomen van de deurwaarder. In de brief aan [naam 1] is uitgelegd dat dit betekent dat zij zijn appartement mag veilen. In deze brief is [naam 1] opnieuw uitgelegd hoe hij een veiling kan voorkomen.
2.5.
Met ingang van 1 juni 2023 tot en met mei 2025 heeft [naam 1] recht op een WW-uitkering. Daarvoor werkte hij als heftruckchauffeur.
2.6.
In juni 2023 is [naam 1] op zijn eigen verzoek onder beschermingsbewind gesteld, met benoeming van eiseres tot bewindvoerder.
2.7.
Bij brief van 4 juli 2023 heeft de advocaat van de VvE de bank verzocht de executie zo spoedig mogelijk op te starten, omdat de VvE een aanzienlijk belang heeft bij verkoop van het appartementsrecht op korte termijn. Het belang van de VvE is daarin gelegen dat zij haar preferentie ex artikel 3:286 lid 1 BW en haar vorderingsrecht ex artikel 5:122 BW ten aanzien van de koper (voor een deel) dreigt te verliezen, en dat de vordering aanzienlijk oploopt, aldus de advocaat van de VvE in deze brief.
2.8.
Op 11 juli 2023 heeft de deurwaarder die door de VvE was ingeschakeld, per e-mail aan de bewindvoerder met cc aan de bank, geschreven dat de betaling van € 1.000,00 in goede orde is ontvangen en in mindering is gebracht op de vordering, waarmee een bedrag van in hoofdsom € 4.155,02 resteert. In deze e-mail is bevestigd dat de VvE akkoord gaat met een betalingsregeling van € 50,00 per maand totdat de herfinanciering van de hypotheek van [naam 1] rond is.
2.9.
Bij e-mail van 24 oktober 2023 heeft de advocaat van VvE bij de bank geïnformeerd of de herfinanciering inmiddels rond was.
2.10.
Op 7 november 2023 heeft de bank [naam 1] (op het postbusadres van de bewindvoerder) een laatste kans gegeven om het beslag te regelen en veiling te voorkomen. Aangekondigd is dat als geen regeling voor het beslag wordt getroffen, de lening zal worden opgeëist.
2.11.
Op basis van een geveltaxatie, uitgevoerd op 13 november 2023, is de marktwaarde van het appartement (vrij van huur) getaxeerd op € 215.000,00 en de executiewaarde (vrij van huur) op € 172.000,00.
2.12.
Bij brief van 5 december 2023 heeft de bank [naam 1] (op het postbusadres van de bewindvoerder) de lening opgezegd en hem gesommeerd tot betaling van de totale hypotheekschuld en de roodstand op zijn betaalrekening.
2.13.
Bij brief van 12 december 2023 heeft de bank [naam 1] ter periodieke informatie een brief gestuurd met daarin de hoogte van de achterstand en de openstaande kosten. De totale achterstand bedraagt volgens die brief tot 1 december 2023 € 1.716,66 en de openstaande kosten € 54,45.
2.14.
Bij brief van 14 februari 2024 heeft de Bank [naam 1] opnieuw een budgetcoach aangeboden en uitgelegd hoe hij dat in gang kan zetten.
2.15.
Bij e-mail van 16 april 2024 heeft de deurwaarder een e-mail aan de bank gestuurd waarin onder meer het volgende staat:
“(…)
Ik kan u bevestigen dat er momenteel geen sprake is van een betalingsregeling en dat het de wens van onze opdrachtgever is om de executie van het beslag voort te zetten.
Op 11 juli 2023 is er wel een tijdelijke regeling overeengekomen van € 50,00 per maand onder de nadrukkelijke voorwaarde dat het een tijdelijke betalingsregeling zou betreffen totdat de herfinanciering van de hypotheek rond was. Er werd aangegeven dat zodra de herfinanciering rond was het volledige restant dan in 1 keer zou worden voldaan.
In november 2023 hadden wij ondanks herhaalde verzoeken hiertoe nog altijd niet de status van de herfinanciering van de hypotheek vernomen, en zag het er niet naar uit dat er nog sprake was van een herfinanciering. Hierop is diverse keren aan de belangenbehartiger van de heer [naam 1] (de Maas Dienstverlening) doorgegeven dat de regeling is komen te vervallen.
Maandelijks maakt de heer [naam 1] nog wel € 50,00 aan ons over.
Een maandelijkse regeling voor dit bedrag is echter niet mogelijk omdat het dan nog minimaal 38 maanden zal duren voordat de vordering is voldaan. (…)”
2.16.
De bewindvoerder heeft over die e-mail het volgende geschreven aan de advocaat van [naam 1] :
“Het is ons bekend inderdaad dat dit een tijdelijke regeling is, maar wij hebben [naam deurwaarders] (de deurwaarder, vzr.) altijd op de hoogte gehouden betreft de herfinanciering. Tot heden is hierin niks veranderd, waardoor de regeling maandelijks netjes betaald wordt. Daarnaast wordt er aangegeven dat er diverse keren is aangegeven dat de tijdelijke bettalingsregeling is komen te vervallen. In de mail en ons postvak kunnen wij hier niks van terugvinden. Op welke wijze is dit aan ons doorgegeven?”
2.17.
De bank heeft een notaris opdracht gegeven het appartement van [naam 1] in het openbaar te verkopen. Die verkoop staat ingepland op een veiling van 23 april 2024.

3.Het geschil

3.1.
[naam 1] vordert, kort gezegd, primair de Bank te verbieden de woning executoriaal te verkopen en subsidiair om de veiling uit te stellen voor een periode van zes maanden, om [naam 1] de gelegenheid te bieden de betalingsachterstand aan de Bank te betalen, dan wel de woning onderhands te verkopen, kosten rechtens.
3.2.
De bank voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Te beoordeling staat of de bank misbruik maakt van haar recht om het appartement executoriaal te verkopen, zoals de bewindvoerder stelt. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
4.2.
De bank betwist misbruik te maken van haar executiebevoegdheid. Hoewel herfinanciering van de schuld niet mogelijk is omdat [naam 1] geen inkomen heeft, zou de bank op basis van de betalingsachterstanden aan haarzelf niet zijn overgegaan tot executoriale verkoop. De executieverkoop is echter in gang gezet door de VvE. De bank zag wel reden om de executieverkoop over te nemen van de VvE. Zij gaat ervan uit dat zij met haar ervaring en bevoegdheden als hypotheekbank een hogere verkoopopbrengst kan genereren dan de VvE, wat in ieders belang is. De bank verwacht dat de opbrengst van de executieveiling ruim voldoende zal zijn om alle schulden van [naam 1] af te betalen en hem ook nog een spaarpotje te verschaffen. Ook bij executieveilingen wordt tegenwoordig namelijk regelmatig overboden. Verkoop is volgens de bank dus ook in het belang van [naam 1] , en de zorgplicht van de bank brengt soms mee – zoals in dit geval – dat de bank juist moet doorpakken en de klant van zijn schulden verlossen. Zij gaat ervan uit dat [naam 1] wel aan een andere woning zal kunnen komen, al is dat een simpele tweekamerwoning. Het woonprobleem lost zich in haar ervaring in de praktijk altijd wel op.
4.3.
Het verweer van de bank gaat niet op. In de kern komt het erop neer dat [naam 1] zijn woning dreigt te verliezen voor schulden van een kleine € 6.000,00 in totaal (iets minder dan € 2.000,00 aan de bank en iets meer dan € 4.000,00 aan de VvE). Namens [naam 1] is toegelicht dat hij lange tijd als heftruckchauffeur heeft gewerkt, maar ongeveer een half jaar geleden zijn baan is verloren. Hij heeft niet goed begrepen wat de brieven betekenden die de bank hem de afgelopen jaren heeft gestuurd, omdat hij cognitief beperkt is. Inmiddels is [naam 1] onder beschermingsbewind geplaatst en ontvangt hij hulp vanuit de gemeente.
4.4.
Volgens zijn begeleider vanuit de gemeente (hierna: [naam 2] ) en de (toekomstige) bewindvoerder komt [naam 1] in aanmerking voor een woonkostentoeslag en bijzondere bijstand voor de achterstand aan de bank. De aanvragen daarvoor zijn al ingediend. Daarnaast wordt [naam 1] geholpen bij het zoeken naar ander werk en bij zijn schulden aan andere schuldeisers van ongeveer € 10.000,00. Hij zal een gemeentelijk schuldsaneringstraject ingaan. Het is de bedoeling dat de financiële situatie van [naam 1] in mei 2024 zal zijn gestabiliseerd, waarna betalingsregelingen met de verschillende schuldeisers kunnen worden getroffen. Waar nodig kan de gemeente hem ook nog steun bieden in de vorm van leefgeld en voedsel. De samenwerking met [naam 1] loopt goed, aldus [naam 2] .
4.5.
Gelet op deze toelichting wordt ervan uitgegaan dat de financiële problemen van [naam 1] oplosbaar zijn, en dat de achterstand aan de bank binnen afzienbare termijn zelfs in zijn geheel zal kunnen worden voldaan. Het mag zo zijn dat ook een executieverkoop [naam 1] financieel uit de schulden zal helpen, maar in dat geval is hij wel zijn woning kwijt. Gelet op de enorme woningnood die heerst (onder meer in Rotterdam) en waar de kranten bol van staan, is de kans dat [naam 1] op een reële termijn een andere (huur)woning zal kunnen vinden, vrijwel uitgesloten. Dit is ook bevestigd door [naam 2] . Zoals door [naam 2] is toegelicht, zal [naam 1] waarschijnlijk in de maatschappelijke opvang terecht komen als de veiling doorgaat.
4.6.
Het argument dat het appartement door de VvE zal worden verkocht als de bank dat niet doet, helpt de bank niet verder. Omdat de VvE niet mee is gedagvaard in dit kort geding, kan niet worden uitgezocht of de VvE al dan niet misbruik maakt van haar executiebevoegdheid, maar het argument van de VvE dat zij haar preferente positie en vordering (deels) dreigt te verliezen als nog langer zou worden gewacht met de executieverkoop, overtuigt op het eerste gezicht in ieder geval niet. Van de bank, als terzake deskundige partij, mocht worden verwacht dat zij de VvE daarover nadere vragen zou hebben gesteld alvorens te besluiten of zij de executie zou overnemen. Overigens is het de vraag of de VvE wel zoveel haast heeft met de executieverkoop. Zij heeft zich daarover wisselend uitgelaten, uitgaand van de verklaringen van partijen. Volgens de advocaat van de bank heeft de VvE, in een e-mail van haar advocaat, verzonden in de ochtend van de zittingsdag, nog aangedrongen op het doorzetten van de verkoop. Volgens [naam 2] heeft diezelfde advocaat tijdens een telefoongesprek, gevoerd op de ochtend van de zittingsdag, gezegd dat de VvE het aanbod voor een afbetalingsregeling afwacht. De VvE is overigens een grote VvE waarin de meerderheid van de appartementen eigendom is van een sociale verhuurder.
4.7.
Wat daarvan ook zij, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang van [naam 1] bij het behoud van zijn woning en het belang van de bank bij de executieverkoop, had de bank in redelijkheid niet tot die uitoefening kunnen komen. De primaire vordering zal dan ook worden toegewezen.
4.8.
De bank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam 1] worden begroot op:
- griffierecht € 87,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 1.194,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de bank om de aangezegde veiling van het appartement van [naam 1] op 23 april 2024 te laten doorgaan,
5.2.
veroordeelt de bank in de proceskosten, aan de zijde van [naam 1] tot op heden begroot op € 1.194,00,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2024. [1]

Voetnoten

1.type: eB