ECLI:NL:RBAMS:2024:2332

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
C/13/748890 / KG ZA 24-285
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek tot verlenging van kredietovereenkomst door ABN AMRO in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Korte Leidse 60 B.V. (KL) en ABN AMRO Bank N.V. (ABN AMRO). KL vorderde een verlenging van de kredietovereenkomst die op 1 februari 2024 was geëindigd, met als argument dat zij door een strafrechtelijk beslag op haar panden niet in staat was om bij een andere bank financiering te verkrijgen. ABN AMRO had eerder al aangegeven niet bereid te zijn de kredietovereenkomst te verlengen, en dit standpunt werd door de voorzieningenrechter bevestigd. De rechter oordeelde dat ABN AMRO geen contractuele verplichting had om de overeenkomst te verlengen en dat de weigering niet in strijd was met de zorgplicht of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. KL had onvoldoende onderbouwd dat de strafzaak tegen haar aandeelhouder, Triton Holding B.V., zou leiden tot een vrijspraak en opheffing van het beslag. De voorzieningenrechter wees de vordering van KL af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/748890 / KG ZA 24-285 EAM/MV
Vonnis in kort geding van 25 april 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KORTE LEIDSE 60 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij conceptdagvaarding,
advocaat mr. B.A.M. Hampsink te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. E.C. Netten te Amsterdam.
Partijen zullen hierna KL en ABN AMRO worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 22 april 2024 heeft KL de dagvaarding toegelicht. ABN AMRO heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben een pleitnota in het geding gebracht en KL heeft tevens producties in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
aan de zijde van KL: [naam 1] met mr. Hampsink en haar kantoorgenote
mr. S. Pijl;
aan de zijde van ABN AMRO: [naam 2] en [naam 3] , beiden van de afdeling bijzonder beheer/legal, met mr. Netten en zijn kantoorgenote mr. Y. Boekhout.
Na verder debat is vonnis bepaald op 26 april 2024. Bij e-mail van 25 april 2024 heeft de griffier de advocaten van partijen bericht dat die dag vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
KL is een onderneming die zich bezig houdt met het beheer van onroerend goed. Triton Holding B.V. (hierna Triton) is enig aandeelhouder en bestuurder van KL
2.2.
Op 18 januari 2019 heeft KL een kredietovereenkomst gesloten met ABN AMRO. Het betrof een vijfjarige lening die afliep op 1 februari 2024 met een hoofdsom van € 3.000.000,-. Dit bedrag is aangewend ter herfinanciering van de panden van KL aan de [locatie] (hierna de panden). Tot zekerheid van terugbetaling is een eerste recht van hypotheek gevestigd op de panden.
2.3.
Triton wordt er door het Openbaar Ministerie (OM) van verdacht dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. In het kader van een voorbereidend onderzoek door het OM is op 10 december 2019 en op 18 november 2020 (strafrechtelijk) conservatoir beslag gelegd op de panden (zie onder meer artikel 94a Sv).
2.4.
Op 14 februari 2023 heeft KL bij ABN AMRO geïnformeerd naar de mogelijkheden om de financiering na 1 februari 2024 voort te zetten. Bij e-mail van 30 maart 2023 heeft ABN AMRO dit verzoek afgewezen omdat “
de betreffende financiering aan u (Korte Leidse 60 B.V.) niet langer past in onze strategie (…)”.
2.5.
Nadien is nog gecorrespondeerd tussen (de advocaat van) KL en ABN AMRO. In die correspondentie heeft ABN AMRO haar standpunt gehandhaafd dat zij niet verplicht is een herfinanciering te verstrekken na afloop van de kredietovereenkomst op 1 februari 2024. Ook heeft ABN AMRO KL uitdrukkelijk gewezen (onder meer bij brief van 5 augustus 2023) op de gevolgen van beëindiging van de kredietrelatie. Wel zijn partijen overeengekomen de financiering te verlengen voor een periode van drie maanden, tot 1 mei 2024.
2.6.
Op dit moment staat een bedrag open van € 2.625.000,-.
2.7.
De zitting in de strafzaak tegen Triton zal plaatsvinden op 30 mei 2024. Naar aanleiding van het bekend worden van deze datum heeft de advocaat van KL bij e-mail van 15 maart 2024 aan ABN AMRO verzocht akkoord te gaan met nogmaals een verlenging van de kredietovereenkomst tot tenminste 1 augustus 2024. Bij e-mail van 28 maart 2024 heeft de advocaat van ABN AMRO bericht dat zij dit verzoek afwijst.

3.Het geschil

3.1.
KL vordert – kort gezegd – ABN AMRO
I. te gebieden de kredietovereenkomst te verlengen van 1 mei 2024
primairvoor de duur van zes maanden en
subsidiairvoor de duur van drie maanden, dit onder de bestaande voorwaarden, althans onder door de voorzieningenrechter te bepalen voorwaarden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag met een maximum van € 500.000,-;
II. te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
KL stelt hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. Vanwege het strafvorderlijk beslag lukt het niet om bij een andere bank een financiering te verkrijgen, zodat de lening niet op 1 mei 2024 kan worden afgelost. De behandeling van de strafzaak vindt plaats op 30 mei 2024 en naar verwachting zal twee weken later (op 13 juni 2024) een vonnis worden gewezen. Volgens de strafrechtadvocaat van Triton (mr. S. Pijl) is de verwachting reëel dat Triton zal worden vrijgesproken, nu nader is onderbouwd wat de herkomst is van de vermeende witwasgelden. Gelet op het toetsingskader dat de Hoge Raad hanteert in witwaszaken kan niet bewezen worden dat de gelden afkomstig zijn van een misdrijf. Na vrijspraak zal het beslag worden opgeheven en dan zal het wel mogelijk zijn bij een andere kredietverstrekker een financiering te verkrijgen. Naar verwachting is een periode van slechts een aantal maanden hiervoor voldoende.
Het nu niet verlengen van de financiering zal grote (financiële) gevolgen hebben voor KL omdat dit zal leiden tot een executoriale verkoop. KL is op dit moment volledig afhankelijk van ABN AMRO. De mogelijke belangen van ABN AMRO wegen hier niet tegenop; gezien de te verwachten vonnisdatum op 13 juni 2024 behoeft zij immers slechts in te stemmen met een korte verlenging. Rente en aflossingen worden steeds tijdig betaald en ABN AMRO heeft hoe dan ook de zekerheid van het hypotheekrecht, dat voorrang heeft op het strafrechtelijk beslag. De risico’s voor ABN AMRO zijn nihil nu de panden in 2021 nog zijn getaxeerd op € 6.500.000,-. KL wijst in dit verband op de zorgplicht van ABN AMRO. Ook is het niet verlengen van de kredietovereenkomst onder de huidige omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
3.3.
ABN AMRO heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kredietovereenkomst eindigde per 1 februari 2024. Na een verlenging met drie maanden eindigt de kredietovereenkomst per 1 mei 2024. Uitgangspunt is de contractsvrijheid. Dit betekent dat op ABN AMRO in beginsel geen contractuele verplichting rust om akkoord te gaan met nogmaals een verlenging van de kredietovereenkomst na 1 mei 2024. Dit beginsel lijdt slechts uitzondering indien de weigering van ABN AMRO in strijd zou zijn met haar zorgplicht en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.2.
Er is in dit geval geen sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat ABN AMRO in strijd handelt met haar zorgplicht. Evenmin is haar weigering in te stemmen met een verlenging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Hiervoor is het volgende redengevend.
4.3.
Dat de strafzaak tegen Triton binnen afzienbare tijd leidt tot vrijspraak en (dus) tot opheffing van de beslagen is onvoldoende onderbouwd. ABN AMRO is geen enkel inzicht geboden in die strafzaak. De verwachting van vrijspraak is enkel gebaseerd op een mededeling van de strafrechtadvocaat van Triton en verder niet aan de hand van stukken of anderszins aannemelijk gemaakt. Een en ander betekent dat het ongewis is of de beslagen binnen afzienbare tijd worden opgeheven en KL (dus) makkelijker een herfinanciering kan verkrijgen. Onder die omstandigheden kan niet van ABN AMRO worden gevergd dat zij de kredietrelatie moet voortzetten totdat vonnis in de strafzaak is gewezen.
4.4.
Daar komt bij dat KL al vanaf 30 maart 2023 (zie 2.4) op de hoogte is van het standpunt van ABN AMRO dat zij de kredietrelatie niet wenst te verlengen. Pas in aanloop naar de mondelinge behandeling van dit kort geding (dus ruim een jaar later) heeft KL kenbaar gemaakt dat aan haar verbonden vennootschappen andere panden in de verkoop hebben om met de opbrengst daarvan het krediet af te lossen. KL lijkt hiermee onvoldoende voortvarend te hebben gehandeld. Ook heeft ABN AMRO in dit kader terecht aangevoerd dat de verkoopplannen op dit moment nog onvoldoende concreet zijn, zodat ook dit geen grond kan vormen voor een nadere verlenging. Van belang is dat ABN AMRO reeds één keer een verlenging van drie maanden heeft verleend en op de mondelinge behandeling heeft verklaard hiertoe mogelijk nog een keer bereid te zijn, mits concreet duidelijk is (bijvoorbeeld op grond van een schriftelijke koopovereenkomst) dat aflossing binnen afzienbare tijd zal plaatsvinden. Al met al wordt deze opstelling van ABN AMRO redelijk geacht.
4.5.
Tot slot is van belang dat beëindiging van de kredietrelatie per 1 mei 2024 niet onmiddellijk leidt tot een executoriale verkoop van de panden, zoals ook door de advocaat van ABN AMRO is bevestigd. Dit betekent dat de aan KL verbonden vennootschappen alsnog enige tijd gegund zal zijn om tot verkoop van hun panden over te gaan. Gezien de opstelling van ABN AMRO (zie ook onder 4.4) is te verwachten dat ABN AMRO een executoriale verkoop van de panden niet in gang zal zetten (dan wel niet zal doorzetten) indien alsnog blijkt van een koopovereenkomst dan wel van concrete plannen voor verkoop.
4.6.
De conclusie is dat de vordering van KL zal worden afgewezen. KL zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 1.795,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorziening,
5.2.
veroordeelt KL in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 1.795,00,
5.3.
veroordeelt KL in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2024. [1]

Voetnoten

1.type: MV