Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
mr. S. Pijl;
Na verder debat is vonnis bepaald op 26 april 2024. Bij e-mail van 25 april 2024 heeft de griffier de advocaten van partijen bericht dat die dag vonnis zal worden gewezen.
2.De feiten
de betreffende financiering aan u (Korte Leidse 60 B.V.) niet langer past in onze strategie (…)”.
3.Het geschil
I. te gebieden de kredietovereenkomst te verlengen van 1 mei 2024
primairvoor de duur van zes maanden en
subsidiairvoor de duur van drie maanden, dit onder de bestaande voorwaarden, althans onder door de voorzieningenrechter te bepalen voorwaarden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag met een maximum van € 500.000,-;
II. te veroordelen in de proces- en nakosten.
Het nu niet verlengen van de financiering zal grote (financiële) gevolgen hebben voor KL omdat dit zal leiden tot een executoriale verkoop. KL is op dit moment volledig afhankelijk van ABN AMRO. De mogelijke belangen van ABN AMRO wegen hier niet tegenop; gezien de te verwachten vonnisdatum op 13 juni 2024 behoeft zij immers slechts in te stemmen met een korte verlenging. Rente en aflossingen worden steeds tijdig betaald en ABN AMRO heeft hoe dan ook de zekerheid van het hypotheekrecht, dat voorrang heeft op het strafrechtelijk beslag. De risico’s voor ABN AMRO zijn nihil nu de panden in 2021 nog zijn getaxeerd op € 6.500.000,-. KL wijst in dit verband op de zorgplicht van ABN AMRO. Ook is het niet verlengen van de kredietovereenkomst onder de huidige omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.De beoordeling
1.107,00