ECLI:NL:RBAMS:2024:2321

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
AMS 23/6967
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering door de rechtbank Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 25 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, een 60-jarige vrouw met een geschiedenis van gezondheidsklachten, heeft in het verleden een WAO-uitkering ontvangen en heeft zich in 2007 ziek gemeld wegens psychische klachten. Ondanks meerdere beoordelingen in het kader van de WIA, is steeds vastgesteld dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank behandelt het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag van 28 maart 2020. Verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft de aanvraag afgewezen op basis van een rapportage van een arts en verzekeringsarts, die concludeerden dat eiseres slechts 15,77% arbeidsongeschikt is.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. Na een hoger beroep is de Centrale Raad van Beroep tot de conclusie gekomen dat verweerder een nieuwe beslissing moest nemen. Uiteindelijk heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, wat leidde tot het huidige beroep. De rechtbank constateert dat eiseres haar beroepsgronden niet heeft onderbouwd, ondanks een verzoek van de griffier om dit te doen. Eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting, en de rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/6967

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. I. Rhodes),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Schreuders).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA [1] -uitkering.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 op zitting behandeld. Partijen waren daarbij niet aanwezig.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiseres is een 60-jarige vrouw. Ze heeft al lange tijd verschillende gezondheidsklachten en heeft van 1998 tot 2003 een WAO [2] -uitkering ontvangen in verband met lage rugklachten. Eiseres heeft zich in 2007 ziek gemeld wegens psychische klachten. Eiseres is in 2009, 2013 en in 2018 beoordeeld in het kader van de WIA. Alle keren is vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering.
2.2.
Eiseres is daarnaast werkzaam geweest als zorgverlener voor gemiddeld 19,54 uur per week. Eiseres heeft die werkzaamheden gestaakt en ontving hierna een WW [3] -uitkering. Op 12 juli 2018 heeft eiseres zich ziek gemeld vanuit de WW in verband met psychische klachten. Eiseres heeft vervolgens een Ziektewetuitkering ontvangen voor de maximale duur van twee jaar.
2.3.
Op 28 maart 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend om een WIA-uitkering. Met het primaire besluit van 24 juni 2020 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiseres heeft per 12 juli 2018 geen recht op een WIA-uitkering, omdat zij bij de aanvraag op 28 maart 2020 andere gezondheidsklachten heeft dan tijdens de WIA-beoordeling van 2018. Eiseres heeft ook per 9 juli 2020 geen recht op een WIA-uitkering, omdat eiseres 15,77% arbeidsongeschikt is. Verweerder heeft het primaire besluit gebaseerd op een rapportage van een arts en verzekeringsarts van 27 mei 2020 en een rapportage van een arbeidsdeskundige van 12 juni 2020.
2.4.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Verweerder heeft dit bezwaar met een besluit van 9 november 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Die niet-ontvankelijkverklaring is met het door verweerder ingestelde hoger beroep vernietigd. De Centrale Raad van Beroep heeft verweerder opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres. [4]
2.5.
Verweerder heeft vervolgens op 28 november 2023 het bezwaar ongegrond verklaard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om de eerder opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst te herzien en heeft een urenbeperking aangenomen van 6 uur per dag en 32 uur per week. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens de primair geduide functies niet meer passend geacht, maar heeft wel nieuwe functies kunnen duiden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft eiseres voor 5,04% arbeidsongeschikt geacht. Dat betekent dat eiseres onverminderd geen recht heeft op een WIA-uitkering.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Op 7 december 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiseres voert aan dat het bezwaar op onjuiste gronden ongegrond is verklaard en dat verweerder haar medische beperkingen heeft onderschat. De griffier heeft de gemachtigde van eiseres met een brief van 12 december 2023 een termijn van vier weken gegeven om haar beroepsgronden aan te vullen. Daarop is niet gereageerd.
3.2.
Op 2 april 2024 heeft de rechtbank verweerder per mail gevraagd of eiseres, naast de aanvraag om een WIA-uitkering van 28 maart 2020 die aan de huidige zaak ten grondslag ligt, nieuwe of andere aanvragen heeft ingediend om een WIA-uitkering. Verweerder heeft de rechtbank op 8 april 2024 laten weten dat eiseres onlangs een nieuwe aanvraag om een herbeoordeling WIA heeft gedaan. De rechtbank heeft deze mailwisseling vervolgens aan de gemachtigde van eiseres doorgestuurd en gevraagd of de omstandigheid dat eiseres een nieuwe aanvraag om een herbeoordeling heeft ingediend gevolgen heeft voor de huidige beroepszaak. Op 9 april 2024 heeft de gemachtigde van eiseres laten weten het verzoek om herbeoordeling los staat van de lopende zaak en dat sprake is van toegenomen klachten tegen een latere datum.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres haar beroepsgrond met betrekking tot de medische vaststelling van verweerder op geen enkele wijze onderbouwd heeft, ondanks een uitdrukkelijk verzoek van de griffier tot aanvulling van de gronden. De gemachtigde van eiseres en eiseres zijn ook niet naar de zitting gekomen, waardoor eiseres ook daar haar beroepsgronden niet heeft toegelicht. Op de schriftelijke vraag van de rechtbank ten aanzien van de herbeoordeling, heeft de gemachtigde van eiseres ook summier gereageerd en vooral aangegeven dat het daar om een andere situatie gaat.
3.4.
De rechtbank ziet in het ingestelde beroep dan ook geen concrete reden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
3.Werkloosheidswet.
4.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 maart 2023, 21/818.