ECLI:NL:RBAMS:2024:2320

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
24/000687
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tot omzetting taakstraf en beoordeling van reistijd

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2024 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van zijn taakstraf. De veroordeelde had een taakstraf van 80 uren opgelegd gekregen, maar was in bezwaar gegaan tegen de beslissing van het openbaar ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De reclassering had aangegeven dat er een dreiging jegens de veroordeelde bestond, waardoor de taakstraf alleen op een locatie kon worden uitgevoerd die verder weg lag, wat leidde tot een dagelijkse reistijd van meer dan drie uur. De politierechter heeft de lange reistijd in overweging genomen en besloten dat het niet redelijk was om deze reistijd volledig voor rekening van de veroordeelde te laten komen. De politierechter verklaarde het bezwaar gegrond en stelde de veroordeelde in de gelegenheid om de taakstraf alsnog uit te voeren, met een aftrek van 10 uur van de nog te verrichten taakstraf vanwege de lange reistijd. De termijn voor het verrichten van de taakstraf werd met zes maanden verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
Parketnummer : 13/741092-15
Raadkamernummer : 24-000687
Datum : 17 april 2024
beslissing van de politierechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres veroordeelde] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. S. Schilder, advocaat in Utrecht (Maliebaan 57, 3581 CE Utrecht),
hierna te noemen: ‘de veroordeelde’.

Feiten

De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft bij vonnis van 19 april 2018 de veroordeelde een taakstraf van 80 uren met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 40 dagen zal worden toegepast. Dat vonnis is onherroepelijk.
Het openbaar ministerie heeft op 9 januari 2024 beslist dat vervangende hechtenis wordt toegepast. De kennisgeving van deze beslissing is op 16 januari 2024 rechtsgeldig aan de veroordeelde betekend.

Procedure

Het bezwaar is op 9 januari 2024 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
De politierechter heeft op 17 april 2024 het bezwaar op de openbare zitting behandeld.
De politierechter heeft de veroordeelde, zijn advocaat, mr. Y. Bouchikhi, waarnemend voor mr. Schilder, beiden advocaat in Utrecht, en de officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, op zitting gehoord.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de voornoemde omzetting door het openbaar ministerie. Het strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het openbaar ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt (het restant van) de taakstraf alsnog te verrichten.
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat het nooit de intentie van zijn cliënt is geweest om de opgelegde taakstraf niet uit te voeren. Hij wil alleen in de gelegenheid worden gesteld die taakstraf dichterbij huis ( [woonplaats veroordeelde] ) uit te voeren. Vanwege een door de reclassering aangenomen dreiging op het leven van zijn client, ligt het nu geselecteerde werkstrafproject op 1.45 uur enkele reis met het openbaar vervoer van [woonplaats veroordeelde] . Voor de 74 uren die cliënt nog moet werken, zou dat betekenen dat hij daarvoor over tien dagen verspreid in totaal minimaal 35 uren zou moeten reizen. Dit terwijl uit art. 3:14 van het ’Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen’ volgt dat de reistijd tot een projectplaats in totaal niet meer dan drie uur per dag mag zijn. Vanwege de lange reisafstand en de omstandigheid dat zijn client is aangewezen op het openbaar vervoer, is het daarnaast onmogelijk om ’s morgens op tijd aanwezig te zijn. Al met al vindt de raadsman het onvoorstelbaar dat er niet een project dichterbij [woonplaats veroordeelde] kan worden gevonden. Dit te meer omdat er naar zijn oordeel op dit moment geen concrete aanwijzingen bestaan dat zijn cliënt daadwerkelijk gevaar loopt. In het huidige ‘v.i-traject’ in verband met een andere veroordeling, zou de reclassering die dreiging ook helemaal niet meer aannemen.
De raadsman verzoekt het bezwaar gegrond te verklaren en zijn client in de gelegenheid te stellen de taakstraf alsnog uit te voeren. Het door de politierechter geopperde voorstel om eventueel een gedeelte van de reistijd te verdisconteren in de nog te werken uren, ziet hij als de meest pragmatische aanpak. Ook de veroordeelde zelf heeft aangevoerd zich in dit voorstel te kunnen vinden en dan alsnog bereid te zijn de taakstraf uit te voeren.

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat, vanwege de door de reclassering vastgestelde dreiging, de voorgestelde projectplaats de enige mogelijkheid voor de veroordeelde is om zijn taakstraf uit te voeren. Daarmee zijn, in verband met veroordeelde ’s veiligheid, vooral zijn eigen belangen gediend. Dat dan sprake is van een langere reistijd, zou de veroordeelde op de koop toe moeten nemen. Omdat de officier van justitie echter ook vaststelt dat de reistijd daarmee dagelijks boven de toegestane drie uur uitkomt, vindt hij dat het bezwaarschrift gegrond moet worden verklaard. Hij zoekt daarbij aansluiting bij het praktische voorstel van de politierechter om in de nog te werken uren rekening te houden met de (te) lange dagelijkse reistijd. Het door de reclassering gedane werkvoorstel ziet op tien dagen. Wanneer dan voor iedere dag rekening zou worden gehouden met ongeveer een half uur reistijd extra (boven de drie uur), zou in ieder geval vijf uur reistijd met de taakstraf verrekend kunnen worden. Om de veroordeelde tegemoet te komen, kan dat voor alle zekerheid wat ruimer worden genomen en zou onderaan de streep in totaal tien uur van de nog te werken taakstraf moeten worden afgetrokken.

Beoordeling

Het bezwaar is tijdig ingediend.
De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, Werkstrafunit Nood-West Team 2, van 5 oktober 2023, met het advies de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaar van de veroordeelde.
Nu de veroordeelde de taakstraf niet heeft verricht, heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis in zoverre op goede gronden bevolen.
De politierechter is op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting echter van oordeel dat het niet helemaal aan de veroordeelde is te wijten dat hij niet met de taakstraf is begonnen. Verder is aannemelijk dat de veroordeelde alsnog de opgelegde taakstraf naar behoren zal verrichten binnen de daarvoor bepaalde termijn. Om die reden verklaart de politierechter het bezwaar gegrond. Daarbij is, vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval, het volgende van belang.
Dreigingsinformatie
Aan de veroordeelde is in 2018 een taakstraf opgelegd. In mei 2018 is bij de reclassering al gebleken dat sprake was van een dreiging op het leven van de veroordeelde vanuit het criminele circuit. Van juni 2018 tot en met oktober 2022 heeft de veroordeelde vanwege een andere veroordeling, een aantal jaren in detentie verbleven. In augustus 2023 is de reclassering, i.v.m. de nog openstaande taakstraf uit 2018, weer met hem in gesprek gegaan. Op basis van informatie uit gesprekken met de forensisch netwerkpartners van de reclassering was inmiddels duidelijk dat de eerdere dreiging uit 2018, in de loop van 2023 nog steeds bestond. Onder die omstandigheden is slechts één geschikte projectlocatie gevonden voor de veroordeelde waarbij zijn veiligheid, die van de medewerkgestraften en de medewerkers van de reclassering kan worden gewaarborgd. Deze locatie bevindt zich in een afgeschermd bosgebied en is zo dus moeilijk voor derden traceerbaar.
De politierechter gaat uit van de juistheid van de ‘dreigingsinformatie’ die de reclassering van haar netwerkpartners heeft ontvangen. Dat volgens de veroordeelde en zijn raadsman geen sprake (meer) is van een dreiging, doet daaraan niet af. Anders dan de raadsman vindt de politierechter steun voor die dreiging in de omstandigheid dat tot op heden ook geen uitvoering kan worden gegeven aan de bijzondere voorwaarden in verband met zijn voorwaardelijke invrijheidstelling in oktober 2022: het zich ambulant laten behandelen en woonbegeleiding/ maatschappelijke opvang. Dat één en ander vanwege de door de reclassering aangenomen dreiging ook nu nog stilligt, heeft de veroordeelde ter zitting bevestigd.
Locatie
Vanwege de serieus te nemen dreiging, neemt de politierechter het oordeel van de reclassering over dat de voorgestelde projectlocatie, de enige reële locatie vanuit [woonplaats veroordeelde] is waar de veroordeelde op een zo veilig en verantwoorde manier mogelijk zijn taakstraf kan uitvoeren.
Reistijd
Omdat de veroordeelde niet de beschikking heeft over een auto, overschrijdt de dagelijkse reistijd (heen- en terugreis) naar de werkstraflocatie, de in het ‘Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen’ toegestane maximale reistijd van drie uur. De politierechter is, ondanks de bijzondere omstandigheden van het geval, waarin de reclassering zijn uiterste best heeft gedaan om maatwerk te leveren, van oordeel dat het niet evenredig is de reistijd boven die drie uur voor rekening van de veroordeelde te laten komen.
Verrekening reisduur
Nu de veroordeelde zich ter zitting bereid heeft verklaard de taakstraf wel te zullen verrichten wanneer daarin op enige manier rekening wordt gehouden met de (te) lange dagelijkse reistijd, verklaart de politierechter het bezwaarschrift gegrond. De beslissing tot toepassing van 37 dagen vervangende hechtenis heft de politierechter op. De veroordeelde wordt in de gelegenheid gesteld de bij voornoemd vonnis opgelegde taakstraf alsnog uit te voeren. Daarbij vindt de politierechter in verband met de voornoemde overschrijding van de toegestane dagelijkse reistijd, een aftrek van in totaal 10 uur redelijk.
Termijn
De politierechter bepaalt dat de termijn, waarbinnen de veroordeelde de taakstraf moet hebben verricht, met 6 maanden wordt verlengd.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het bezwaar
  • bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
  • bepaalt dat de taakstraf binnen
Deze beslissing is gegeven door
mr. R. Godthelp, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. K. van den Berg, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.