ECLI:NL:RBAMS:2024:2308

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
C/13/729564 / HA ZA 23-137
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van contractuele afspraken tussen aandeelhouders en vennootschap met betrekking tot kapitaal- en solvabiliteitseisen

In deze zaak vorderde de naamloze vennootschap Value8 N.V. betaling van € 80.250 van de besloten vennootschap Casstro Investments B.V. op basis van een garantie die op 11 april 2019 was gegeven. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat Casstro verplicht was om dit bedrag te betalen, omdat de garantie niet vernietigd kon worden op grond van misbruik van omstandigheden of dwaling. Value8 en Casstro waren medeaandeelhouders van T4T Holding B.V., die op haar beurt aandeelhouder was van verschillende werkmaatschappijen. De zaak draaide om de vraag of Value8 verplicht was om agio bij te storten, wat Casstro betwistte. De rechtbank oordeelde dat er geen formele verplichting was voor Value8 om agio bij te storten en dat de kapitaal- en solvabiliteitseisen niet aan de aandeelhouders, maar aan de vennootschappen zelf waren gericht. De rechtbank wees de vorderingen van Casstro in reconventie af, omdat er geen bewijs was dat Value8 onrechtmatig had gehandeld door niet bij te storten. De rechtbank veroordeelde Casstro tot betaling van de garantie en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/729564 / HA ZA 23-137
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap,
VALUE8 N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij (hierna: Value8),
advocaat: mr. M. van Bladel-Oltean te Veghel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
CASSTRO INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij (hierna: Casstro),
advocaat: mr. M.A. Poelman te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 januari 2023 met producties 1 tot en met 8,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 22,
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 9 en 10,
- het tussenvonnis van 25 oktober 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 februari 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Value8 en Casstro waren medeaandeelhouders van T4T Holding B.V. (voorheen Today’s Beheer & Brokers Holding B.V. en hierna kort:
T4T), die op haar beurt aandeelhoudster was van een aantal werkmaatschappijen waaronder Todays Vermogensbeheer (hierna:
TV) en Today’s Tomorrow B.V. (hierna:
TT). Op 17 maart 2016 vond een herstructurering plaats. Daarna waren de aandelen als volgt verdeeld:
2.2.
De heer [naam 1] (hierna:
[naam 1]) is [functie] van Casstro en was destijds tevens [functie] van T4T, TT en TV. TT en TV beschikten over een AFM-vergunning voor hun financiële dienstverlening: TV als beleggingsonderneming en TT als beleggingsinstelling en fondsbeheerder.
2.3.
In de overeenkomst van 17 maart 2016 tussen Casstro, T4T en Value8, ten behoeve van de herstructurering is het volgende beding opgenomen:
10. Vrijwaringen
10.1
Verkoper[Casstro, Rb]
zal Value8 en, ter keuze van Value8, Tomorrow en Vermogensbeheer[TT en TV, Rb]
vrijwaren voor en schadeloos stellen tegen alle Schade die Value8, Tomorrow en/of Vermogensbeheer lijden of maken, in verband met of voortvloeiende uit:
a) Belastingen die door de Vennootschappen verschuldigd zijn of worden over de periode die eindigt op of vóór de Transactiedatum;
(…)
d) De mogelijke geldelijke sanctie door AFM of een andere overheidsinstantie in het kader van het reeds lopende onderzoek naar GFH[fonds van TT, Rb]
is uitgezonderd, voor zover de betreffende Schade voor Value8, Tomorrow en/of Vermogensbeheer niet meer bedraagt dan het laagste van: (i) 50% van de Schade en (ii) 40.000 euro. Eventuele garantiebetalingen door GFH worden verrekend met de Schade. Eventuele bestuurlijke boetes in dit kader aan de heer [naam 1] privé worden meegerekend in de Schade.’
2.4.
Vanwege verwachte verliezen over 2016 en 2017 voor T4T, TT en TV, werden problemen voorzien met de kapitaal- en solvabiliteitseisen uit de Wet financieel toezicht (hierna: Wft). [naam 1] werd hier als bestuurder van T4T, TT en TV herhaaldelijk op aangesproken door de toezichthouder DNB.
2.5.
Op 14 juni 2016 stortte Casstro € 100.000 in T4T, waarna [naam 1] dezelfde dag aan Value8 per e-mail onder meer stuurt:
‘Ik ga ervan uit dat Value8 zijn deel ook stort’. Value8 heeft op 24 augustus 2016 € 104.081,63 gestort in T4T.
2.6.
Casstro heeft daarna nog stortingen in T4T gedaan:
  • € 25.000 op 30 september 2016, en,
  • € 10.000 op 30 oktober 2016.
2.7.
Vervolgens heeft de AFM op 2 december 2016 de TT-vergunning voor fondsbeheerdiensten ingetrokken en op 19 december 2016 een Wft-curator aangesteld in TT.
2.8.
Casstro heeft daarna het volgende gestort in T4T:
  • € 20.000 op 5 december 2016,
  • € 30.000 op 15 december 2016, en,
  • € 32.000 op 31 december 2016,
en in TT:
- € 32.000 € 32.000 op 5 december 2016,
en in TV:
€ 10.000 op 15 december 2016.
2.9.
Op 6 april 2017 heeft de AFM een bestuurlijke boete opgelegd van € 30.000 aan TT en € 125.000 aan [naam 1] als feitelijk leidinggever van TT. In hoger beroep zijn de boetes onherroepelijk vast komen te staan, maar is de boete aan [naam 1] door het CBb verlaagd naar € 62.500.
2.10.
Daarna heeft Value8 onderhandeld over de verkoop van haar aandelenbelang in T4T en TV met Ark Investment Services B.V. (voorheen Bright Invoice B.V. en hierna kort:
Ark), Consortium Finance B.V. (hierna:
CF) en [naam 2] (hierna:
[naam 2]).
2.11.
Value8 heeft vervolgens bij koopovereenkomst van 21 april 2017 haar aandelenbelang in T4T en TV verkocht aan Ark, CF en [naam 2] . 9,9% van deze aandelen zijn direct op 1 mei 2017 geleverd en de overige 41,4% is verkocht onder de opschortende voorwaarde van het verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar van AFM en DNB. Levering van het resterende aandelenbelang van 41,4% heeft nooit plaatsgevonden.
2.12.
Casstro heeft daarna het volgende gestort in TT:
  • € 20.000 op 30 mei 2017,
  • € 5.000 op 23 februari 2018,
en in TV:
  • € 5.000 op 28 juni 2017, en,
  • € 62.373 op 26 september 2017.
2.13.
Value8 heeft op 30 april 2018 € 4.020 gestort in TT.
2.14.
Op 29 maart 2019 hebben CF en [naam 2] al hun aandelen in T4T en TV verkocht en geleverd aan Ark, waarmee Ark 9,9% aandeelhouder werd van T4T en TV.
2.15.
[naam 1] wilde de onderneming van TV verkopen aan de vermogensbeheerder Mijn Effecten B.V. (hierna:
ME) door middel van een activa en passiva-transactie die gepland stond op 17 april 2019. Value8 ging hier slechts mee akkoord als een minimale opbrengst van € 80.250 voor haar T4T- en TT-aandelen zou worden gegarandeerd door Casstro en Ark.
2.16.
Tijdens de aandeelhoudersvergaderingen van 12 februari 2019 en 11 april 2019 werd een verkoopopbrengst van de illiquide fondsen van TT geschat op een tussen de aandeelhouders te verdelen bedrag van € 250.000.
2.17.
Op 11 april 2019 hebben Casstro en Ark een garantieverklaring ondertekend waarin is gegarandeerd dat Value8:
‘uiterlijk op 1 juli 2019 een bedrag van minimaal EUR 80.250 (zegge (…)) heeft ontvangen op de hierna genoemde bankrekening (…) naar aanleiding van de afwikkeling van T4T Holding B.V. (…) en Today’s Tomorrow B.V.’
2.18.
Uiteindelijk was op 30 november 2021 de verkoopopbrengst van de fondsen van TT nihil. Er is daardoor geen opbrengst onder aandeelhouders verdeeld bij de afwikkeling van TT.
2.19.
Casstro heeft: i) alle TV-aandelen van Value8 en Ark overgenomen, ii) de assets van TV overgedragen aan ME en iii) TV bij gebrek aan baten ontbonden en uitgeschreven uit het handelsregister.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Value8 vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Casstro veroordeelt tot betaling van:
I de garantie van € 80.250 tegen behoorlijk bewijs van kwijting en op straffe van een dwangsom van € 500 per dag dat Casstro in gebreke blijft,
II de proceskosten, inclusief nakosten,
III de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.2.
Casstro voert verweer en beroept zich op de vernietiging van de garantie, althans buiten toepassing verklaren van de garantie en afwijzing van de vorderingen. Casstro vordert daarnaast een veroordeling van Value8 in de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
in reconventie
3.3.
Casstro vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Value8 veroordeelt tot betaling van:
I € 40.000 uit hoofde van de overeenkomst van 17 maart 2016, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans wettelijke rente vanaf 30 juni 2020,
II € 178.333,35 uit hoofde van onrechtmatige daad, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans wettelijke rente vanaf data vermeld in het overgelegde memo van Aadditum, althans in elk geval 31 december 2018,
III de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.4.
Value8 voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met een veroordeling van Casstro in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Kort gezegd draait deze zaak om een eindafrekening tussen partijen in het kader van de afwikkeling van T4T, TT en TV en de daarbij gemaakte afspraken. Volgens Value8 heeft zij € 80.250 te goed van Casstro uit hoofde van de garantie van 11 april 2019. Volgens Casstro moet deze garantie worden vernietigd en heeft zij recht op € 40.000, omdat Value8 op basis van het beding uit de overeenkomst van 17 maart 2016 dit bedrag aan de AFM-boetes zou meebetalen. Daarnaast vordert Casstro € 178.333,35 van Value8, omdat Value8 in strijd met artikel 2:8 Burgerlijk Wetboek (BW) in verhouding minder agio heeft gestort dan Casstro toen dat noodzakelijk was.
4.2.
De rechtbank zal hierna eerst de reconventie behandelen.
in reconventie
het vrijwaringsbeding
4.3.
Voor de beoordeling van de eerste vordering van Casstro van € 40.000 moet het beding uit de overeenkomst van 17 maart 2016 worden uitgelegd. Daarbij komt het aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan dit beding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Alle omstandigheden van het geval zijn daarbij relevant.
4.4.
Casstro voert aan dat het beding onder sub d) niet moet worden gezien als vrijwaring van Value8 door Casstro. Het beding sub d) wijkt juist af van de vrijwaringen uit subs a), b) en c). Dat volgt alleen al uit de eerste zin van sub d) die niet in correct Nederlands doorloopt bij het lezen vanaf de aanhef van het beding. Het doel van het beding sub d) is niet om Value8 schadeloos te stellen voor eventuele schade voortvloeiend uit gedragingen van Casstro. Het zou immers volstrekt onlogisch zijn als Casstro haar eigen AFM-boete zou moeten vergoeden aan Value8. Bovendien betrekt de laatste zin van het beding ook de boete aan [naam 1] persoonlijk in de schade, terwijl dat geen schade van Value8 kan zijn. Bij alle aandeelhouders was bekend dat Value8 aan een eventuele boete de helft, althans maximaal € 40.000, zou bijdragen, aldus Casstro.
4.5.
Volgens Value8 heeft het gehele beding de bedoeling gehad om haar als koper schadeloos te stellen van eventuele schade voortvloeiend uit gedragingen van verkoper Casstro die bij de transactie van 17 maart 2016 nog onbekend waren. Op zitting heeft Value8 desgevraagd toegelicht dat sub d) aan het beding is toegevoegd, omdat bij Value8 bekend werd dat er mogelijk een AFM-sanctie aankwam en Value8 daardoor schade kon lijden uit een waardevermindering van haar aandelen. Om dit risico op schade te beperken is bepaald dat maximaal € 40.000 van deze schade
medevoor rekening van Value8 zou kunnen komen. Het meerdere daarboven zou als schade moeten worden aangemerkt die valt onder de vrijwaring van Casstro. Omdat onderwerp van gesprek was dat een boete aan [naam 1] door TT zou kunnen worden voldaan, valt ook de boete aan [naam 1] persoonlijk onder de schade waarvoor is gevrijwaard, aldus Value8.
4.6.
De rechtbank ziet niet in hoe een vordering van Casstro op Value8 van € 40.000 uit het beding moet worden gedestilleerd. Het gaat om een vrijwaringsbeding dat de gevallen regelt waarin Casstro aan te spreken is voor schade van Value8. Dat een AFM-boete aan T4T, TT, TV of [naam 1] gevolgen kon hebben voor de waarde van de aandelen van Value8 en in zoverre dus tot afgeleide schade voor Value8 kon leiden die zij met sub d) wilde beperken, is de meest aannemelijke uitleg. [1] Als daadwerkelijk het doel was om (andersom) een vordering van Casstro op Value8 te construeren voor het meebetalen aan de AFM-boete, dan had het voor de hand gelegen om dat als zodanig te formuleren. Dat geldt temeer nu het om professionele partijen gaat. Daarom zal deze vordering van Casstro worden afgewezen.
de agiostortingen
4.7.
De tweede vordering van Casstro van € 178.333,35 komt aan op de beantwoording van de vraag of Value8 gehouden was om dit bedrag aan agio bij te storten in T4T, TT en TV. Volgens Casstro heeft Value8 dit in weerwil van de redelijkheid en billijkheidsnorm van artikel 2:8 BW nagelaten en is dat aan te merken als onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW. Value8 betwist dit.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat er geen formele aandeelhoudersbesluiten of andere concrete afspraken zijn overgelegd over een verplichting voor Value8 om agio bij te storten.
4.9.
Op zitting heeft [naam 1] op vragen van de rechtbank over de grondslag van een agiostortingsplicht geantwoord dat deze was gelegen in de noodtoestand waarin T4T, TT en TV verkeerden. De situatie was zo nijpend dat iedere keer als er iets werd uitgegeven, er meteen moest worden bijgestort om niet onder de grenzen van de kapitaaleisen te zakken. T4T, TT, TV en [naam 1] riskeerden een openbaar gepubliceerde boete als de liquiditeit en solvabiliteit niet op orde was. In het uiterste geval zou dat zelfs het verlies van de vergunning betekenen. De hele bedrijfsvoering stond op het spel met alle gevolgen van dien voor werknemers en beleggers, waar [naam 1] zich verantwoordelijk voor voelde. Daarom heeft Casstro het voortouw genomen en agiostortingen verricht (de betalingen genoemd onder 2.5, 2.6, 2.8 en 2.12), erop rekenend dat Value8 ook haar verantwoordelijkheid zou nemen door eveneens bij te storten. Later zou steeds elke agiostorting met een aandeelhoudersmeerderheid zijn goedgekeurd in formele besluiten, zo is door Casstro op zitting toegelicht, maar door Value8 betwist.
4.10.
Overwogen wordt als volgt. De kapitaal- en solvabiliteitseisen zijn gericht aan de vennootschappen T4T, TT en TV zelf en niet aan de aandeelhouders. Daardoor leveren die eisen op zichzelf geen grondslag op voor een agiostortingsplicht van Value8. Het is aan [naam 1] als bestuurder van de vennootschappen T4T, TT en TV geweest om te beoordelen in hoeverre en met welke middelen er financiering kon worden aangetrokken of met welke andere maatregelen er aan de kapitaal- en solvabiliteitseisen kon worden voldaan. Het enkele feit dat [naam 1] , althans T4T, TT en TV daarbij in een lastig pakket zaten, verplichtte Value8 en Casstro niet om als aandeelhouders agio bij te storten. De agiostortingen die Value8 en voornamelijk Casstro hebben gedaan waren in hun rol als aandeelhouders onverplicht, totdat de stortingen naderhand formeel in besluiten zijn vastgelegd. Casstro heeft nog aangeboden om de aandeelhoudersbesluiten in het geding te brengen, waarmee de
verrichtebijstortingen achteraf zijn geformaliseerd. Dat bewijsaanbod is echter niet ter zake dienend, omdat deze aandeelhoudersbesluiten – volgens de stellingen van partijen – niet een stortingsplicht bevatten voor de
niet-verrichtebijstortingen van Value8 waar Casstro informeel op rekende. Volgens de stellingen van Casstro is de grondslag voor een bijstortingsplicht van Value8 immers slechts gelegen in de gestelde noodtoestand van T4T, TT en TV vanwege de penibele situatie met de Wft-kapitaal- en solvabiliteitseisen. Ook de redelijkheid en billijkheidsnorm binnen vennootschapsrechtelijke verhoudingen van artikel 2:8 BW geeft aandeelhouders niet de plicht om evenredig naar de aandelenverhouding agio bij te storten zodra andere aandeelhouders dat doen. Verder is niet onderbouwd of gebleken dat Value8 concrete toezeggingen heeft gedaan over bijstorting. Het is dan ook niet onrechtmatig dat Value8 heeft geweigerd om agio bij te storten. Value8 mocht daarin haar eigen afweging maken. Daarom zal deze vordering van Casstro worden afgewezen.
in conventie
de garantie
4.11.
Tussen partijen staat vast dat Casstro op 11 april 2019 heeft gegarandeerd dat Value8 € 80.250 zou ontvangen uit de afwikkeling van T4T en TT. Casstro doet een beroep op vernietiging van de garantie wegens primair misbruik van omstandigheden, subsidiair dwaling. Meer subsidiair voert Castro aan dat de garantie buiten toepassing moet worden gelaten, omdat het beroep op de garantie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.12.
De stellingen van Casstro ten aanzien van misbruik van omstandigheden en dwaling bijten elkaar. Het scenario van misbruik van omstandigheden dat Casstro schetst gaat niet uit van een onjuiste voorstelling van zaken zoals dat voor dwaling is vereist. Uit de stellingen blijkt juist dat [naam 1] zich bewust was van de risico’s van de garantie en dat hij wist waar hij voor tekende, maar dat hij een andere verwachting had over de uitwerking. Desgevraagd heeft [naam 1] dat ook op zitting erkend. [naam 1] heeft de garantie getekend in de veronderstelling dat:
dat de overeenkomst van 21 april 2017 nog zou worden nagekomen door de resterende aandelen van Value8 aan Ark te leveren, zodat Value8 daarna geen aandeelhouder meer van T4T en TV zou zijn en nooit aanspraak op de garantie zou maken;
dat de bestuurder van Ark tijdens een korte pauze van de aandeelhoudersvergadering van 11 april 2019 aan [naam 1] persoonlijk had toegezegd een uit de garantie voortvloeiende betalingsverplichting van € 80.250 wel te zullen gaan ‘regelen’, zodat Casstro hier geen last van zou krijgen;
dat een verkoopopbrengst van de illiquide fondsen van TT een tussen de aandeelhouders te verdelen bedrag van € 250.000 zou opleveren.
4.13.
Vanwege het voorgaande kan een onjuiste voorstelling van zaken van [naam 1] bij het tekenen van de garantie niet worden aangenomen en wordt het beroep op dwaling verworpen. Hierna zal de rechtbank het beroep op misbruik van omstandigheden en het beroep op het buiten toepassing laten van de garantie samen behandelen, omdat het berust op nagenoeg dezelfde feiten en stellingen.
4.14.
Van misbruik van omstandigheden is sprake als iemand zich in een zwakkere positie dan de ander bevindt, waar die ander misbruik van maakt en wat tot een rechtshandeling leidt die zonder het misbruik niet zou zijn verricht. Voor het buiten toepassing laten van de garantie op grond van de redelijkheid en billijkheid geldt dat een beroep daarop of de gevolgen daarvan onaanvaardbaar moeten zijn. Voor het aannemen van onaanvaardbaarheid geldt dat terughoudendheid moet worden betracht. In de regel zijn het beroep op en de gevolgen van een door professionele partijen gemaakte concrete afspraak met vooraf overzienbare gevolgen niet onaanvaardbaar, behoudens bijzondere omstandigheden.
4.15.
Casstro voert het volgende aan. [naam 1] is tot het tekenen van de garantie bewogen doordat hij verkeerde in een noodtoestand. Hij zat in een snelkookpan met tijdsdruk vanwege allerlei e-mails van de AFM en DNB. Zou [naam 1] niet tekenen, dan zou Value8 geen akkoord geven op de verkoop van TV aan ME en zou [naam 1] als feitelijk leidinggever van TV worden geconfronteerd met boetes van DNB. Om uit deze benarde situatie te raken was [naam 1] aangewezen op de medewerking van Value8 en had Value8 alle macht in handen. Hiervan is misbruik gemaakt door Value8 aangezien zij de benarde positie van [naam 1] kende en desondanks met hem contracteerde. Onder deze omstandigheid is de wil van [naam 1] om te tekenen op onzuivere wijze gevormd en is sprake van een wilsgebrek. Alle lasten zijn hier bij Casstro gelegd met alle lusten voor Value8. Nu komt de partij die zelf onvoldoende agiostortingen meebetaalde (Value8) ermee dat de partij die alle kastanjes uit het vuur haalde (Casstro) een opbrengst van € 80.250 moet betalen die niet eens bestaat en dus ten onrechte is gegarandeerd. Volgens Casstro levert dat misbruik van omstandigheden op, althans is daarmee het beroep op de garantie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.16.
Value8 betwist gemotiveerd dat sprake is geweest van misbruik van omstandigheden of dat het beroep op de garantie onaanvaardbaar is.
4.17.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uitgaande van de veronderstelling waarin [naam 1] bij het tekenen verkeerde (de stellingen onder 4.12(a), (b) en (c)), was de garantie voor Casstro geen nadelige rechtshandeling. Partijen gingen immers allemaal uit van een opbrengst van € 250.000, in de wetenschap dat de daadwerkelijke opbrengst op dat moment onzeker was. Het bedrag van € 80.250 is daarmee geen onredelijke voorwaarde van Value8 geweest. De garantie had evengoed voordelig voor Casstro kunnen uitpakken als daadwerkelijk € 250.000 of zelfs meer met de afwikkeling van TT werd gerealiseerd. [naam 1] wist voor welk risico hij tekende en op zitting heeft hij toegelicht dat de toezegging vanuit Ark het te zullen gaan ‘regelen’ voor hem de doorslag gaf. Daarmee heeft hij uiteindelijk een weloverwogen beslissing genomen. Dat de afwikkeling van TT uiteindelijk niets heeft opgeleverd, is een risico dat Casstro welbewust met het tekenen van de garantie nam. Daarbij had [naam 1] als bestuurder van T4T, TT en TV van alle partijen het meeste zicht op wat een reële waardering van TT was. Hoewel de financiële consequenties en het contact met AFM en DNB voorstelbare druk hebben gelegd op [naam 1] , kan niet zonder meer met wijsheid achteraf een garantie worden vernietigd omdat een bewust genomen risico zich realiseert.
4.18.
In reconventie heeft de rechtbank al toegelicht dat niet is gebleken dat Value8 verplicht was om agio bij te storten, waardoor ook het feit dat Value8 daar niet voor koos geen omstandigheid oplevert om de garantie te vernietigen of buiten toepassing te laten.
4.19.
Tot slot heeft Casstro nog aangevoerd dat Value8 een geleend bedrag van € 62.000 nooit aan TT heeft terugbetaald, maar kennelijk is daarvoor niet de vereffening van TT heropend en niet is onderbouwd hoe dit de zelfstandig overeengekomen betalingsplicht van € 82.250 aantast. Bovendien bestaat tussen partijen discussie over de vraag of een schuld van € 62.000 op Value8 is overgenomen door CF en Ark en heeft Value8 toegelicht dat het bedrag van € 82.250 als finaal bedrag was bedoeld met inbegrip van eventueel resterende vorderingen over en weer.
4.20.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat geen misbruik van omstandigheden kan worden aangenomen en wordt de hoge lat van onaanvaardbaarheid voor het beroep op de garantie niet gehaald. Dat betekent dat de vordering tot nakoming van de garantie van € 80.250 van Value8 zal worden toegewezen. De rechtbank zal de gevorderd dwangsom daar niet aan verbinden. Zo nodig kan nakoming van een geldsom worden afgedwongen met executiemiddelen.
in conventie en in reconventie
4.21.
Casstro zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de conventie en reconventie, aan de zijde van Value8 tot op heden begroot op:
- explootkosten € 111,28
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat € 3.642,00 (3,0 punten x tarief € 1.214,00)
- nakosten € 278,00
totaal € 6.868,28
4.22.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Casstro tot betaling van € 82.250,
in conventie en in reconventie
5.2.
veroordeelt Casstro in de proceskosten, aan de zijde van Value8 tot op heden begroot op € 6.868,28, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, en indien Casstro niet tijdig aan de veroordelingen in dit vonnis voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met € 92,- en de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt Casstro in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.

Voetnoten

1.Zie ook Hoge Raad 2 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1564 (