ECLI:NL:RBAMS:2024:230

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
81.328470.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor overtreding van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en privacykwesties rondom AIS-gegevens

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in strijd handelen met artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De zaak betrof een incident op 7 april 2022, waarbij het motortankschip '[naam 1]' in de nabijheid van bruggen en dichtbevolkte gebieden zou hebben ontgast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de locatiegegevens van het AIS (Automatisch Identificatie Systeem) in deze zaak geen persoonsgegevens zijn in de zin van de AVG, en dat er geen schending van privacy heeft plaatsgevonden bij het verzamelen en verwerken van deze gegevens door de betrokken instanties, waaronder Comon Invent, de Omgevingsdienst en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De rechtbank oordeelde dat de eNose-gegevens, die een verandering in de luchtsamenstelling hadden gedetecteerd, niet voldoende bewijs vormden voor de tenlastelegging. De rechtbank concludeerde dat zonder aanvullende bewijsmiddelen er onvoldoende bewijs was dat de verdachte in verboden gebied had ontgast. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81.328470.22
Datum uitspraak: 18 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 december 2023. Verdachte was bij de behandeling aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.S. de Weijer, en van wat verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van verdacht dat hij zich op 7 april 2022 heeft schuldig gemaakt aan het in strijd met subsectie 7.2.3.7.1.3 van het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (hierna: de ADN) varend ontgassen van de ladingtanks van het motortankschip [naam 1] in de nabijheid van bruggen en of dichtbevolkte gebieden, te weten op het IJ en/of het Amsterdam-Rijnkanaal en dat hij hiermee artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft overtreden.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Inleiding
Op 7 april 2022 werd door het langs de vaarwegen het IJ en het Amsterdam-Rijnkanaal opgestelde eNosenetwerk een verandering van de luchtsamenstelling waargenomen. Met behulp van het aan dit netwerk gekoppelde zogenoemde ‘Degassing Vessel Detective tool’, werd voor deze verandering van de luchtsamenstelling het daar toen langsvarende schip, dat later bleek te zijn motortankschip ‘ [naam 1] ’, als mogelijke veroorzaker aangemerkt. De waarnemingen zijn gemeld bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: Omgevingsdienst), die de melding doorgaf aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT). Hierop is door de ILT nader onderzoek uitgevoerd en de ILT concludeerde dat de op 7 april 2022 door eNoses geconstateerde veranderingen van luchtsamenstelling vermoedelijk kwam door een ontgassing van ladingtanks. Die ontgassing bleek in strijd met de in de bijlage van het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren (hierna: ADN) gegeven voorwaarden te zijn uitgevoerd, te weten in de nabijheid van dichtbevolkt gebied en bruggen.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
3.2.1.
Feit bewezen
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte zich op 7 april 2022 heeft schuldig gemaakt aan het ontgassen van motortankschip ‘ [naam 1] ’ in een gebied waar dat niet is toegestaan. Hierbij ging het om restanten van een lading Kerosine (UN1863, brandstof voor straalvliegtuigen). Dit feit is bewezen op grond van het proces-verbaal van bevindingen, de eNoserapportage van de Omgevingsdienst, het vaartijdenboek, de documenten met betrekking tot de lading en de verklaring van verdachte.
3.2.2.
Opzet
In het economisch strafrecht geldt het zogenoemde kleurloos opzet. Hierbij is de opzet gericht op de gedraging, niet op de wederrechtelijkheid ervan. Verdachte heeft verklaard dat hij, op de hoogte van de geldende wet- en regelgeving, opdracht heeft gegeven tot ontgassen.
3.2.3.
Rechtmatigheid van gebruik van de gegevens van het eNosenetwerk
Gebruik AIS-gegevens [1] in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) [2] ?
AIS-gegevens kunnen worden gebruikt voor de opsporing van strafbare feiten en de AVG-regelgeving is geen belemmering voor het toezicht op en de handhaving van in verboden gebieden varend ontgassen. Het gebruik van de locatiegegevens die via AIS te verkrijgen zijn, maakt geen inbreuk op de privacy. Het gaat immers om vervoersbewegingen van het schip en niet om op de verdachte betrekking hebbende persoonsgegevens. Het AIS-systeem kan niet met een beroep op de privacy worden uitgeschakeld.
Bovendien is bij het verwerken van persoonsgegevens aan de AVG voldaan. De gegevens van het schip worden binnen het eNosenetwerk gepseudonimiseerd. Dit is een beveiligingsmaatregel om het moeilijker te maken gegevens tot personen te herleiden, maar het is ook een verwerking van persoonsgegevens, zodat de AVG van toepassing is. Voor het delen van de gegevens uit het eNosenetwerk door de Omgevingsdienst met de ILT is aan de criteria van de AVG voldaan. Zowel de Omgevingsdienst als de ILT mogen persoonsgegevens verwerken als dit noodzakelijk is voor de vervulling van hun taak voor het algemeen belang, zoals bepaald in artikel 6 lid 1 sub e van de AVG. Deze taken voor het algemeen belang zijn voor varend ontgassen wettelijk vastgelegd. De toezichthoudende bevoegdheid van de ILT is vastgelegd in de artikelen 34, 44 en 46 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De Omgevingsdienst heeft van de provincie Noord-Holland de taak gekregen om via het eNosenetwerk signaaltoezicht uit te voeren en bij serieuze aanwijzingen van varend ontgassen deze signalen door te zetten naar de gemandateerde handhavers, zijnde de ILT en/of de politie.
Beide organisaties zien toe op (varend) ontgassen in de atmosfeer waar dat niet is toegestaan. Er is geen andere, minder ingrijpende manier mogelijk om in de praktijk toezicht te houden.
3.2.4.
Bewijswaarde van de meetgegevens van de eNoses
De detectie door de eNoses vormt nog geen bewijs, maar is de start van nader onderzoek. De meetgegevens van de eNoses kunnen uiteindelijk wel onderdeel uitmaken van andere bewijsmiddelen. Een andere uitleg zou het systeem van de eNoses onbruikbaar maken voor toezicht en handhaving.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij wel varend heeft ontgast, maar alleen waar dat is toegestaan. Hij heeft ontkend dat hij heeft ontgast op plekken waar dat verboden was. Verder heeft hij zich ter terechtzitting aangesloten bij de verweren van mrs. Bienfait en Barensen in de zaken tegen [bedrijfsnaam 1] B.V. en [bedrijfsnaam 2] .
De verweren worden hieronder weergegeven.
De bewijskracht van de meetgegevens van de eNoses is onvoldoende
De meetgegevens van de eNoses zijn slechts een indicatie van een verandering in de luchtsamenstelling en de bewijswaarde is daarom beperkt. In het Convenant eNosenetwerk Noordzeekanaalgebied en Amsterdam-Rijnkanaal 2021-2026 staat ondubbelzinnig dat de verkregen informatie indicatief is en niet voldoende is om als juridische bewijslast te dienen. Daarbij komt dat het oncontroleerbaar is of de metingen juist zijn. De eNoses zijn niet gekeurd en niet bekend is of zij voldoen aan wettelijke (of bij het ontbreken daarvan) in redelijkheid geldende kwaliteitsnormen (van het RIVM). De conclusie is dat de bewijswaarde van de eNosemetingen gering is en in dit geval onvoldoende. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken.
Het gebruik van de meetgegevens is onrechtmatig
a. Oneigenlijk gebruik van de eNosegegevens.
Het eNosenetwerk is ingesteld ter controle op het provinciale ontgassingsverbod, niet op het landelijk ontgassingsverbod, waardoor de gegevens zijn gebruikt voor doelen waarvoor zij niet zijn bedoeld.
b. Gebruik AIS-gegevens in strijd met de AVG
Daarnaast worden de meetgegevens van de eNoses door Comon Invent , de leverancier van het eNosenetwerk, gekoppeld aan de door Comon Invent verzamelde AIS-gegevens om te kunnen bepalen welk schip heeft ontgast. Vervolgens kent Comon Invent dit schip een zogenaamd ‘gepseudonimiseerd’ CIID-nummer [3] toe en geeft deze informatie door aan de Omgevingsdienst.
AIS-gegevens zijn persoonsgegevens in de zin van de AVG. De AVG stelt bijzondere eisen aan het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens. Aan deze eisen is door Comon Invent niet voldaan. Zij is niet bevoegd de AIS-gegevens te verzamelen en te verwerken. Van pseudonimiseren van de privacygevoelige AIS-gegevens in de zin van de AVG is geen sprake, omdat het voor de ILT eenvoudig is aan het CIID nummer een schip en schipper te koppelen. Het verzamelen en verwerken van deze AIS-gegevens door Comon Invent is daarom in strijd met de AVG en daarmee in strijd met de RIS-richtlijn en dus onrechtmatig.
Ook de Omgevingsdienst handelt vervolgens in strijd met de AVG, omdat zij de van Comon Invent ontvangen gegevens zonder wettelijke grondslag en in strijd met de doelstelling van controle van de provinciale regelgeving zonder verzoek op eigen initiatief aan de ILT verstrekt.
Verder heeft de ILT na de melding van een mogelijk ontgassend schip, ontvangen van de Omgevingsdienst, in open bronnen op het internet ( [sitenaam] ) gezocht naar de identiteit van het schip. Uit artikel 9 lid 1 van het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerking scheepvaart volgt echter dat de ILT schriftelijk een verzoek had moeten doen bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu om de AIS-gegevens te verkrijgen. De ILT heeft dus in strijd gehandeld met deze wettelijke regeling, die door de overheid juist is ingesteld vanwege het verplichte karakter van het gebruik van de AIS en de daarmee gegenereerde privacygevoelige gegevens.
Door als overheid bewust gebruik te maken van gegevens van Comon Invent die in strijd met de AVG zijn verkregen en verwerkt en door zelf in strijd te handelen met de AVG en het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerking scheepvaart, is sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Het gaat om een ernstige schending van de privacy door de overheid. Niet kan worden volstaan met de enkele constatering daarvan. Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De meetgegevens van de eNoses zijn verkregen door onrechtmatig gebruik van de AIS-gegevens van ‘ [naam 1] ’. Daarom mogen deze gegevens en het daarop gebaseerde proces-verbaal niet voor het bewijs worden gebruikt. Zonder bewijs over de locaties waar ontgast zou zijn blijft er geen bewijs over en moet verdachte worden vrijgesproken.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Schending privacy door gebruik AIS-gegevens?
De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of door onrechtmatig gebruik van AIS-gegevens sprake is van een schending van de privacyregelgeving zoals de verdediging heeft bepleit.
De eerste vraag is dan of de AIS-gegevens in deze zaak persoonsgegevens zijn. De AVG definieert persoonsgegevens als volgt:
alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon; als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon.
Met andere woorden: gegevens die herleidbaar zijn naar een natuurlijk persoon.
Door het AIS worden gegevens verzonden die betrekking hebben op het schip (waaronder het unieke MMSI-nummer, de naam van het schip en het ENI-nummer) alsmede de locatiegegevens van het schip. In het rapport Privacy en AIS in de binnenvaart [4] staat dat ‘veel van de binnenschepen in eigendom zijn van familiebedrijven’ en dat het schip voor veel binnenschippers tevens hun woning is. En ‘Vanwege het feit dat een binnenvaartschip zo nauw […] is verbonden met de schipper zelf, zijn bepaalde gegevens die via AIS worden verzonden in de binnenvaart persoonsgegevens’.
Door het College Bescherming Persoonsgegevens (tegenwoordig de Autoriteit Persoonsgegevens) is eerder al aangegeven dat locatiegegevens onder omstandigheden herleidbaar zijn tot individuele personen en dat dit met name geldt voor schippers met een eenmansbedrijf die werkzaam zijn in de binnenvaart. De locatiegegevens zijn ten aanzien van schippers met een eenmanszaak persoonsgegevens waarop de Wet bescherming persoonsgegevens (tegenwoordig de AVG) van toepassing is [5] . Niet gebleken is dat dit ook geldt voor overige binnenvaartschepen.
[bedrijfsnaam 1] B.V., exploitant van ‘ [naam 1] ’, is geen eenmansbedrijf, zodat de AIS-gegevens in onderhavige zaak naar het oordeel van de rechtbank geen persoonsgegevens zijn in de zin van de AVG.
Nu de AIS-gegevens in deze zaak geen persoonsgegevens betreffen, is geen sprake van een schending van de privacy van verdachte bij het verzamelen en de verwerking daarvan door Comon Invent , de Omgevingsdienst en de ILT. Het verweer wordt verworpen.
3.4.2.
Gebruik maken van de eNosegegevens door de ILT
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ILT niet over de eNosegegevens had mogen beschikken en dat het gebruik daarvan dus onrechtmatig is, omdat het eNosenetwerk niet was bedoeld ter controle op het landelijk ontgassingsverbod. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit het Convenant eNosenetwerk Noordzeekanaalgebied en Amsterdam-Rijnkanaal 2021-2026 blijkt onder meer dat
  • de provincie Noord-Holland en de Port of Amsterdam (PoA) beheerder zijn van het eNosenetwerk;
  • het eNosenetwerk kan worden gebruikt als signalerings- en analysetool voor toezicht op varend ontgassen;
  • de Omgevingsdienst monitoringswerkzaamheden verricht in opdracht van de provincie Noord-Holland en de PoA.
In de werkafspraken, behorend bij het Convenant, is te lezen dat de Omgevingsdienst toezichthoudende taken uitvoert op varend ontgassen en uit dien hoofde inzage heeft in de gegevens van het eNosenetwerk. De Omgevingsdienst signaleert varend ontgassen en geeft dit door aan de toezichthoudende partij. Verder staat in de werkafspraken dat het toezicht op ontgassende schepen niet behoort tot de taken van Divisie Havenmeester, maar is belegd bij de toezichthoudende instantie ILT.
Op grond van de artikelen 34 lid 1 en 44 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft de ILT zowel een toezichthoudende als een opsporende taak.
De rechtbank is van oordeel dat de ILT zowel op grond van zijn wettelijke taak als op grond van het Convenant gebruik mocht maken van de gegevens die hem zijn toegezonden door de Omgevingsdienst. Ook dit verweer wordt verworpen.
3.4.3.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het tenlastegelegde kan worden bewezen.
De eNoses van Comon Invent detecteren de afwijking van de luchtsamenstelling (anomalieën) ten opzichte van de gangbare luchtsamenstelling. Het platform van Comon Invent is toegankelijk voor de Omgevingsdienst. Deze krijgt een melding van de afwijkingen en stuurt dit door aan de ILT. Op basis van de melding dat sprake is van een afwijking doet de ILT onderzoek op het schip dat is aangemerkt als het vermoedelijk ontgassende vaartuig, in dit geval motortankschip ‘ [naam 1] ’. Op 13 mei 2022 heeft de ILT het motortankschip ‘ [naam 1] ’ geïnspecteerd en heeft diverse documenten gevorderd bij de schipper, waaronder de vervoersdocumentatie van de op 7 april 2022 vervoerde en geloste stof en de meetresultaten van de mogelijke ontgassing op 7 april 2022.
Uit deze documenten blijkt dat de vervoerde en geloste stof UN1863, brandstof voor straalvliegtuigen betrof. Uit het gasmeetformulier blijkt dat ‘ [naam 1] ’ op 7 april (de rechtbank begrijpt: 2022) tussen 19.30 uur en 22.00 uur heeft ontgast op het traject Amsterdam-Rotterdam.
Verdachte, op 7 april 2022 verantwoordelijk schipper van ‘ [naam 1] ’, heeft op 27 september 2022 telefonisch een verklaring afgelegd en heeft verklaard dat hij in opdracht van [naam 2] , de bevrachter, onderweg moest ontgassen en dat hij dit heeft gedaan buiten dichtbevolkte en bewoonde gebieden en bruggen om. Dat heeft hij ter terechtzitting herhaald.
De rechtbank stelt op grond van voorgaande vast dat verdachte, als schipper van ‘ [naam 1] ’ op 7 april 2022 de ladingtanks heeft ontgast. Dit blijkt niet alleen uit de verklaring van verdachte, maar ook uit het gasmeetformulier. Uit dit formulier blijkt echter niet op welke locatie(s) is ontgast en of dit gebeurde in dichtbevolkte gebieden dan wel in de buurt van bruggen. Een aanwijzing voor ontgassing in verboden gebied is dat daar door eNoses anomalieën zijn geconstateerd. De vraag is of dat voldoende bewijs oplevert dat daar door verdachte is ontgast.
In het Convenant eNosenetwerk Noordzeekanaalgebied en Amsterdam-Rijnkanaal 2021-2026 staat: “
Het doel van het gebruik van de gegevens is het opsporen van geurbronnen. Het systeem is niet geschikt voor handhavingsdoeleinden. De informatie die wordt verkregen met een eNose is indicatief en daarmee niet voldoende om als juridische bewijslast te dienen. Het systeem levert wel informatie op, die tot toezicht en handhaving kan leiden.
Met de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat de door de eNoses geconstateerde anomalieën alleen – zonder steun in andere bewijsmiddelen en tegenover de ontkenning van verdachte – onvoldoende zijn voor het bewijs dat in verboden gebied is ontgast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde niet is bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. C. Wildeman en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A.N.R. Narain en A.M.M. van Leuven, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 januari 2024.
Bijlage
Tenlastelegging [verdachte]
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
op of omstreeks 7 april 2022 te Amsterdam en/of Diemen en/of Weesp, althans in de gemeente(n) Amsterdam en/of Diemen, in elk geval in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht op het IJ en/of Amsterdam-Rijnkanaal, zijnde binnenwateren als bedoeld in artikel 1 lid 1 van genoemde wet, ten aanzien van gevaarlijke stoffen en/of met vervoermiddelen, die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels, door met een vervoermiddel als bedoeld in artikel 1 onder l van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en/of sectie 1.2.1 van het ADN (Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren), te weten een ledig en/of gelost (motortank)schip, genaamd [naam 1] , BRANDSTOF VOOR STRAALVLIEGTUIGEN (Kerosine, Jet A1), UN 1863, klasse 3, verpakkingsgroep III, of resten daarvan, in elk geval gevaarlijke stoffen, te vervoeren, terwijl de laadruimten en/of de ladingtanks en/of houders en/of tanks die aan boord van dat schip zijn toegelaten niet vrij waren van die BRANDSTOF VOOR STRAAL-VLIEGTUIGEN (Kerosine, Jet A1), UN 1863, klasse 3, verpakkingsgroep III, in elk geval gevaarlijke goederen en/of gassen zonder een of meer krachtens het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen in bijlage 1 (ADN) van de Regeling over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen gestelde regels in acht te nemen,
immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar in strijd met subsectie 1.4.1.1 van het ADN als vervoerder als bedoeld in artikel 1.2.1 van het ADN, in elk geval als betrokkene bij het vervoer van die BRANDSTOF VOOR STRAALVLIEGTUIGEN (Kerosine, Jet A1), UN 1863, klasse 3, verpakkingsgroep III, of resten daarvan, in elk geval gevaarlijke goederen, niet overeenkomstig de aard en/of de omvang van de te voorziene gevaren maatregelen getroffen, om schadegevallen te verhinderen en/of, indien er schade optrad, de omvang niet zo beperkt mogelijk gehouden en/of de voor hen gelden bepalingen van het ADN in acht genomen, door
in strijd met subsectie 1.4.2.2.1 onder i, in het kader van subsectie 1.4.1 van het ADN, als vervoerder als bedoeld in subsectie 1.2.1 van het ADN, in voorkomend geval in het bijzonder, zich niet ervan heeft vergewist dat de tijdens het laden en/of vervoeren en/of lossen en/of overige behandeling van die BRANDSTOF VOOR STRAALVLIEGTUIGEN (Kerosine, Jet A1), UN 1863, klasse 3, verpakkingsgroep III, of resten daarvan, in elk geval gevaarlijke goederen, in laadruimen of ladingtanks van dat motortankschip, de bijzondere voorschriften in acht werden genomen,
immers werd in strijd met subsectie 7.2.3.7.1,3 van het ADN varend onder bruggen (Zeeburgerbrug en/of Nesciobrug en/of Uyllanderbrug) en/of in dichtbevolkte gebieden (Amsterdam en/of Diemen en/of Weesp) één of meer geloste en/of lege ladingtanks van dat motortankschip, waarin zich die gevaarlijke stoffen, zijnde gevaarlijke stoffen van de Klasse 3 genoemd in 3.2, Tabel C, Kolom 3b ADN, in elk geval andere dan de onder 7.2.3.7.1.1 genoemde gevaarlijke goederen hebben bevat, ontgast;
(strafbaarstelling: artikelen 1a onder 1e, 2 en 6 Wet op de economische delicten jo. artikel 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen, jo. subsecties 1.4.1, 1.4.2.2.1, 7.2.3.7.1.3.ADN)
De hierboven voorkomende termen worden – voor zover van toepassing – gebruikt in de zin van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen, de Regeling over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen, de Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN) en het Wetboek van Strafrecht.
(artikel 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen)

Voetnoten

1.AIS = Automatisch Identificatie Systeem
2.AVG: algemene verordening gegevensbescherming (Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG)
3.CIID staat voor Comon Invent IDentification.
4.Pag. 17 Rapport Privacy en AIS in de binnenvaart, 9 mei 2017, opgesteld door Considerati Legal partners in a digital world, in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu
5.Brief van het College Bescherming Persoonsgegevens aan de minister van Infrastructuur en Milieu, d.d. 24 januari 2012, als voetnoot 43 vermeld in het rapport van Considerati, zoals vermeld in voetnoot 4.