ECLI:NL:RBAMS:2024:2295

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
C/13/746282 / KG ZA 24-97
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over onrechtmatige uitlatingen tussen journalisten

In deze zaak, die op 23 april 2024 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben twee journalisten, aangeduid als [eiser] en [gedaagde], elkaar aangeklaagd voor onrechtmatige uitlatingen op sociale media. De procedure begon met een dagvaarding op 26 februari 2024, waarbij [eiser] vorderingen indiende tegen [gedaagde] vanwege uitlatingen die hij als grievend en onrechtmatig beschouwde. Tijdens de zitting op 5 maart 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, maar een gezamenlijke oplossing werd niet bereikt, wat leidde tot de uitspraak op 23 april 2024.

De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig waren, omdat deze de integriteit van [eiser] in twijfel trokken met ongefundeerde beschuldigingen. [gedaagde] werd veroordeeld om deze uitlatingen te verwijderen en verwijderd te houden, met een dwangsom als prikkel voor nakoming. Aan de andere kant oordeelde de rechtbank ook dat de uitlatingen van [eiser] over [gedaagde] onrechtmatig waren, omdat deze zijn eer en goede naam aantastten. Ook [eiser] werd veroordeeld om zijn uitlatingen te verwijderen.

De rechtbank concludeerde dat beide partijen in het ongelijk waren gesteld en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De voorzieningenrechter gaf beide partijen de raad om het moddergooien op sociale media te staken, gezien hun professionele posities als royaltydeskundigen en verslaggevers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/746282 / KG ZA 24-97 MdVH/JD
Vonnis in kort geding van 23 april 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie bij dagvaarding van 26 februari 2024,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S. van der Hoeven te Tilburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.F. Dikhoff te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Ter zitting van 5 maart 2024 – waar [eiser] met zijn advocaat en mr. Dikhoff namens [gedaagde] aanwezig waren – heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht, met dien verstande dat hij zijn eis heeft gewijzigd, zoals hierna weergegeven onder 3.1. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en de door hem ingestelde tegenvorderingen (eis in reconventie) toegelicht. Beide partijen hebben producties en een pleitnota / spreekaantekeningen ingediend.
1.2.
Na de behandeling ter zitting is de zaak pro forma aangehouden tot 21 maart 2024 om partijen in de gelegenheid te stellen om tot een gezamenlijke oplossing voor hun geschil te komen. Bij e-mails van 27 maart 2024 hebben beide partijen verzocht om vonnis te wijzen, omdat dit niet is gelukt.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is journalist, auteur en royaltydeskundige en -verslaggever.
2.2.
[gedaagde] is eveneens journalist en royaltydeskundige. Hij was tot 2023 hoofdredacteur van het tijdschrift
Royalty.
2.3.
Partijen hebben in de periode van 2010 tot eind 2021 samengewerkt voor het tijdschrift
Royalty.
2.4.
Op 2 december 2023 heeft [gedaagde] op de Facebookpagina van het account van
Royalty(genaamd ‘Royyalty’) een artikel van roddelpraat.nl gedeeld, waarin staat dat [gedaagde] geen tweede maagverkleining zou hebben gekregen. Daarbij heeft [gedaagde] het volgende geschreven:
"Wat eeb een onzin weer. Geen tweede want nooit een eerste gehad".
Om privacy redenen wordt het bericht niet getoond.
2.5.
Op 3 december 2023 heeft [eiser] als volgt op deze
postvan [gedaagde] gereageerd via het sociale media-platform X:
Om privacy redenen wordt de post niet getoond.
Aan zijn eigen
postheeft [eiser] tevens de volgende reactie toegevoegd:
Om privacy redenen wordt de reactie niet getoond.
2.6.
Op 5 december 2023 heeft [gedaagde] via zijn eigen account op X de volgende berichten
gepost:
Om privacy redenen worden de berichten niet getoond.
2.7.
Bij brief van 19 december 2023 heeft [eiser] [gedaagde] gesommeerd om zijn berichten (weergeven onder 2.6) te verwijderen en om een rectificatie op X te plaatsen.
2.8.
In de periode van 22 december 2023 tot en met 11 januari 2024 hebben (de advocaten van) partijen met elkaar gecorrespondeerd over de (juistheid van de) over en weer gedane uitlatingen. [gedaagde] heeft niet aan de sommatie van [eiser] voldaan.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, na wijziging van eis:
I [gedaagde] te veroordelen om de uitingen (weergegeven onder 2.6) volledig te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden en zich daarnaast ook te onthouden van iedere andere jegens [eiser] onrechtmatige uiting, op straffe van een dwangsom;
II [gedaagde] te veroordelen om een rectificatie (met inhoud zoals beschreven in de dagvaarding) te publiceren en gepubliceerd te houden op X, op straffe van een dwangsom;
III [gedaagde] te gebieden om deze rectificatie kenbaar te maken aan de redacties van mediacourant.nl, gids.tv en bekendeburen.nl met het verzoek aan de redacties om hun artikelen aan te vullen met de rectificatie van [gedaagde] , op straffe van een dwangsom;
IV [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] heeft aan zijn vorderingen (samengevat) ten grondslag gelegd dat de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn jegens hem, omdat deze ongegrond, onjuist, beledigend en onnodig krenkend zijn, en als zodanig schadelijk zijn voor zijn eer en goede naam.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, (nader) ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I [eiser] te gebieden de uitingen, weergegeven onder 2.5, volledig te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden, op straffe van een dwangsom;
II [eiser] te gebieden zich te onthouden van iedere onrechtmatige uiting jegens [gedaagde] , op straffe van een dwangsom;
III [eiser] te gebieden om een rectificatie (met inhoud zoals beschreven in de dagvaarding) te publiceren en gepubliceerd te houden op X, op straffe van een dwangsom;
IV [eiser] te gebieden deze rectificatie kenbaar te maken aan de redacties van mediacourant.nl, bekendeburen.nl en gids.tv, op straffe van een dwangsom;
V [eiser] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
[gedaagde] heeft aan zijn tegenvorderingen ten grondslag gelegd dat de uitlatingen van [eiser] onrechtmatig zijn jegens hem, omdat daarmee zijn eer en goede naam wordt aangetast en hij reputatieschade lijdt.
4.3.
[eiser] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, (nader) ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
Toewijzing van de vorderingen van [eiser] (in conventie) en van die van [gedaagde] (in reconventie) zou betekenen dat het grondrecht van [gedaagde] respectievelijk [eiser] op vrijheid van meningsuiting, zoals bepaald in artikel 10 lid 1 van het EVRM, wordt beperkt. Zoals lid 2 van artikel 10 EVRM bepaalt, brengt de vrijheid van meningsuiting bepaalde plichten en verantwoordelijkheden mee, en kan deze worden beperkt als dit bij wet is voorzien en als dit noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. Zo’n beperking die bij wet is voorzien doet zich voor als een publicatie onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW.
5.2.
Voor het antwoord op de vraag of de bestreden uitlatingen van [gedaagde] (zie 2.6) respectievelijk [eiser] (zie 2.5) onrechtmatig zijn, moeten alle wederzijdse belangen van partijen tegenover elkaar worden afgewogen. Het belang van degene tot wie de uitlatingen zijn gericht is er met name in gelegen om niet te worden blootgesteld aan onnodig grievende uitlatingen en lichtvaardige verdachtmakingen. Het belang van degene die de uitlatingen doet, is er met name in gelegen om in het openbaar zaken van algemeen belang aan de kaak te stellen. In dit geval speelt bij de afweging van belangen vooral een rol of en in hoeverre de uitlatingen steun vinden in de feiten en of en in hoeverre deze een bijdrage leveren aan een maatschappelijk debat van publiek belang.
in conventie voorts (uitlatingen [gedaagde] )
5.3.
Met de bestreden uitlatingen van [gedaagde] wordt de integriteit van [eiser] in twijfel getrokken. [gedaagde] beschrijft [eiser] met de waardeoordelen “golddigger”, “aaseter” en “mislukt”. Daarnaast maakt [gedaagde] melding van een aantal feitelijke gebeurtenissen. Zo zou (een persoon te herleiden tot) [eiser] ooit hebben gezegd “álles te willen doen” voor een baan bij het tijdschrift
Royalty, zou [gedaagde] hem hebben belet om dronken in de auto te stappen naar (een “failliete snackbar” van) zijn ouders, en zou [eiser] zich op enig moment naakt in de slaapkamer van [gedaagde] hebben aangeboden.
5.4.
Aannemelijk is dat deze uitlatingen grievend zijn voor [eiser] en schadelijk zijn voor zijn eer en goede naam. Dit betekent echter niet zonder meer dat sprake is van een onrechtmatige daad. In beginsel vallen immers ook choquerende, beledigende en verstorende uitlatingen onder de bescherming van de vrijheid van meningsuiting. [1] De gedachte daarachter is dat een vrij, robuust en onbeperkt publiek debat aan de basis ligt van een democratische samenleving. [2] Wanneer grievende uitlatingen en de bewoordingen waarin dat gebeurt niet gerechtvaardigd worden door de bijdrage daarvan aan het publiek debat, is evenwel sprake van
onnodiggrievende, onrechtmatige uitlatingen. [3]
5.5.
Dat is hier het geval. Het gaat hier om nauwelijks tot niet onderbouwde feitelijkheden, aangevuld met onsmakelijk verwoorde waardeoordelen. Dat [eiser] zou hebben gezegd “álles te willen doen” voor een baan, dat zijn ouders een (inmiddels failliete) snackbar zouden hebben gedreven, en dat hij dronken in een auto zou hebben willen stappen, heeft [gedaagde] – tegenover betwisting door [eiser] – op geen enkele manier onderbouwd. [gedaagde] heeft wel een schriftelijke verklaring ingediend waarin een zekere [naam 1] (de toenmalige partner van [gedaagde] ) onderschrijft dat [eiser] naakt in de slaapkamer van [gedaagde] zou zijn verschenen, maar dit leidt niet tot een ander oordeel. [eiser] heeft (de authenticiteit van) deze verklaring gemotiveerd betwist (door het overleggen van een andersluidende verklaring van een zekere [naam 2] , die ook aanwezig zou zijn geweest) en dus zal naar alle waarschijnlijkheid nooit kunnen worden vastgesteld wat er op die bewuste avond nu werkelijk is gebeurd. Bovendien kan niet worden gezegd dat deze uitlatingen een bijdrage leveren aan een maatschappelijk debat van publiek belang. Het publieke belang kan immers niet worden gereduceerd tot de honger van het publiek naar informatie over het privéleven van anderen, of tot de wens van lezers naar sensatiezucht of zelfs voyeurisme. [4]
5.6.
Conclusie is dus dat de bestreden uitlatingen van [gedaagde] verder gaan dan wat een bijdrage aan het publieke debat rechtvaardigt. De uitlatingen zijn onnodig grievend en schadelijk voor de eer en goede naam van [eiser] , en daarmee onrechtmatig jegens hem. [gedaagde] heeft deze uitlatingen inmiddels al verwijderd en zal in dit vonnis worden veroordeeld om deze verwijderd te houden. Als prikkel tot nakoming zal aan deze veroordeling een dwangsom worden verbonden, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. De verdergaande vordering om [gedaagde] te veroordelen om zich te onthouden van “iedere andere jegens [eiser] onrechtmatige uiting” zal worden afgewezen. Dat [gedaagde] zich moet onthouden van onrechtmatige uitingen spreekt voor zich. Voor toewijzing in kort geding (op straffe van een dwangsom) is deze vordering te onbepaald en voegt in die zin ook niets toe.
in reconventie voorts (uitlatingen [eiser] )
5.7.
Met de in reconventie bestreden uitlatingen trekt [eiser] op zijn beurt de integriteit van [gedaagde] in twijfel, namelijk dat [gedaagde] zou liegen over het hebben ondergaan van een maagverkleiningsoperatie. In zijn latere bericht heeft [eiser] het over een “operatie in zijn buik die ervoor heeft gezorgd dat hij is afgevallen”.
5.8.
Aannemelijk is dat deze uitlatingen – die ingrijpen in de privésfeer [gedaagde] , omdat deze zijn gezondheid betreffen – grievend zijn en schadelijk zijn voor zijn eer en goede naam, nu hij daarin wordt weggezet als leugenaar. [eiser] heeft (kort gezegd) aangevoerd dat deze uitlatingen niet onrechtmatig zijn, omdat deze waar zijn, althans omdat er voldoende aanleiding bestond om daarvan uit te mogen gaan. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [gedaagde] zélf de aandacht op zijn medische situatie heeft gericht door te reageren op het artikel van roddelpraat.nl (zie 2.4), dat [gedaagde] lang geheimzinnig heeft gedaan over de oorzaak van zijn gewichtsverlies, en dat diverse media al lange tijd daarover schrijven. Dit alles biedt echter geen enkele onderbouwing van de stelling dat [gedaagde] daarover zou hebben gelogen. [gedaagde] heeft een verklaring van zijn huisarts in het geding gebracht waaruit blijkt dat hij géén
gastric bypassheeft ondergaan. [eiser] heeft daarop gereageerd dat dit niet uitsluit dat [gedaagde] een andere operatie kan hebben ondergaan die in de volksmond als maagverkleining kan worden beschouwd. [eiser] wijst op berichten die hij heeft uitgewisseld met [gedaagde] waaruit zou blijken dat zijn herstel na een medische ingreep overeenkomt met informatie over herstel na maagverkleiningen, en stelt dat ook [gedaagde] zelf heeft verklaard dat zijn gewichtsverlies het gevolg is van een ingreep om nierproblemen te verhelpen. Deze argumenten blijven echter speculatief van aard en bieden geen onderbouwing voor de stelling dat [gedaagde] zou hebben gelogen over zijn medische situatie.
5.9.
Conclusie is dat ook deze uitlatingen van [eiser] geen steun vinden in de feiten, verder gaan dan wat een bijdrage aan het publieke debat kan rechtvaardigen en daarmee onrechtmatig zijn jegens [gedaagde] . [eiser] zal worden veroordeeld om deze uitlatingen te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom. De verdergaande vordering om [eiser] te veroordelen om zich te onthouden van zich te onthouden van “iedere onrechtmatige uiting jegens [gedaagde] ,” zal ook in dit geval worden afgewezen omdat deze vordering te onbepaald is en niets toevoegt (zie 5.6).
ten slotte in conventie en in reconventie
5.10.
Voor de over en weer gevorderde rectificaties is onvoldoende grond. Het in dit vonnis uitgesproken oordeel dat de bestreden uitlatingen onrechtmatig zijn en verwijderd moeten blijven, wordt als remedie voor het onrechtmatige handelen voldoende geacht. Bovendien zal het plaatsen van een rectificatie de kwestie alleen maar weer verder oprakelen en dat lijkt niet in het belang van partijen.
5.11.
Nu partijen in conventie en in reconventie over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.12.
Aan partijen wordt in overweging gegeven het over en weer moddergooien op sociale media, dat de aanleiding is geweest voor deze procedure, te staken, alleen al omdat het niet strookt met de onberispelijkheid die partijen beiden als royaltydeskundige en -verslaggever voorstaan.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter,
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om de uitingen, weergegeven onder 2.6 van dit vonnis, verwijderd te (doen) houden,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot het betalen van een dwangsom van € 5.000,00 aan [eiser] indien hij in strijd handelt met de veroordeling onder 6.1, te vermeerderen met een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat dit strijdige handelen voortduurt, tot een maximum € 20.000,00 is bereikt,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de kosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
veroordeelt [eiser] om de uitingen, weergegeven onder 2.5 van dit vonnis, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te (doen) houden,
6.7.
veroordeelt [eiser] tot het betalen van een dwangsom van € 5.000,00 aan [gedaagde] indien hij in strijd handelt met de veroordeling onder 6.6, te vermeerderen met een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat dit strijdige handelen voortduurt, tot een maximum € 20.000,00 is bereikt,
6.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
compenseert de kosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J. Dekker, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024. [5]

Voetnoten

1.EHRM 7 december 1976, appl. nr. 5493/72 (Handyside), par. 49
2.EHRM 26 november 1991, appl. nr. 13585/88 (Observer & Guardian), par. 59
3.EHRM 20 september 1994, appl. nr. 13470/87 (Otto Preminger), par. 49
4.EHRM 4 juli 2023, appl. no. 57292/16 (Hurbain v. België), par. 223
5.type: JD