3.4.1.Schending privacy door gebruik AIS-gegevens?
De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of door onrechtmatig gebruik van AIS-gegevens sprake is van een schending van de privacyregelgeving zoals de verdediging heeft bepleit.
De eerste vraag is dan of de AIS-gegevens in deze zaak persoonsgegevens zijn. De AVG definieert persoonsgegevens als volgt:
alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon; als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon.
Met andere woorden: gegevens die herleidbaar zijn naar een natuurlijk persoon.
Door het AIS worden gegevens verzonden die betrekking hebben op het schip (waaronder het unieke MMSI-nummer, de naam van het schip en het ENI-nummer) alsmede de locatiegegevens van het schip. In het rapport Privacy en AIS in de binnenvaartstaat dat ‘veel van de binnenschepen in eigendom zijn van familiebedrijven’ en dat het schip voor veel binnenschippers tevens hun woning is. En ‘Vanwege het feit dat een binnenvaartschip zo nauw […] is verbonden met de schipper zelf, zijn bepaalde gegevens die via AIS worden verzonden in de binnenvaart persoonsgegevens’.
Door het College Bescherming Persoonsgegevens (tegenwoordig de Autoriteit Persoonsgegevens) is in 2012 al aangegeven dat locatiegegevens onder omstandigheden herleidbaar zijn tot individuele personen en dat dit met name geldt voor schippers met een eenmansbedrijf die werkzaam zijn in de binnenvaart. De locatiegegevens zijn ten aanzien van schippers met een eenmanszaak persoonsgegevens waarop de Wet bescherming persoonsgegevens (tegenwoordig de AVG) van toepassing is. Niet gebleken is dat dit ook geldt voor overige binnenvaartschepen.
[verdachte] , exploitant van ‘ [tankschip] ’, is geen eenmansbedrijf, zodat de AIS-gegevens in onderhavige zaak naar het oordeel van de rechtbank geen persoonsgegevens zijn in de zin van de AVG.
Nu de AIS-gegevens in deze zaak geen persoonsgegevens betreffen, is geen sprake van een schending van de privacy bij het verzamelen en de verwerking daarvan door [milieuadviseur] , de Omgevingsdienst en de ILT.
3.4.3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag of de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen en als dat zo is of deze feiten aan [verdachte] kunnen worden toegerekend.
Varend ontgassen
De eNoses van [milieuadviseur] detecteren de afwijking van de luchtsamenstelling (anomalieën) ten opzichte van de gangbare luchtsamenstelling. Het platform van [milieuadviseur] is toegankelijk voor de Omgevingsdienst. Deze krijgt een melding van de afwijkingen en stuurt dit door aan de ILT. Op basis van de melding dat sprake is van een afwijking doet de ILT onderzoek op het schip dat is aangemerkt als het ontgassende vaartuig, in dit geval binnenvaarttankschip ‘ [tankschip] ’. Op 13 mei 2022 heeft de ILT ‘ [tankschip] ’ geïnspecteerd en heeft diverse documenten gevorderd bij de schipper, waaronder de vervoersdocumentatie van de op 7 april 2022 vervoerde en geloste stof en de meetresultaten van de mogelijke ontgassing op 7 april 2022 (zaak A) en de vervoersdocumentatie ten aanzien van de vervoerde en op 21 april 2022 geloste stof, de aan deze reis drie voorgaande ladingen en de meetresultaten van de mogelijke ontgassing op 21 april 2022 (zaak B primair en subsidiair).
Zaak A, varend ontgassen op 7 april 2022
Uit de vervoersdocumenten en de gasmeetresultaten van de reis van 7 april 2022 blijkt dat ‘ [tankschip] ’ de stof UN1863, brandstof voor straalvliegtuigen, heeft vervoerd en gelost en dat op 7 april tussen 19.30 uur en 22.00 uur de ladingtanks zijn ontgast. De toenmalige schipper, [schipper 2] , heeft erkend dat hij die dag de ladingtanks heeft ontgast, maar ontkent dat dit is gebeurd in dichtbevolkt gebied dan wel bij bruggen.
Uit het gasmeetformulier blijkt niet op welke locatie(s) is ontgast en of dit gebeurde in dichtbevolkte gebieden dan wel bij bruggen. Een aanwijzing voor ontgassing in verboden gebied is dat daar door eNoses anomalieën zijn geconstateerd. De vraag is of dat voldoende bewijs oplevert dat daar door verdachte is ontgast.
In het Convenant eNosenetwerk Noordzeekanaalgebied en Amsterdam-Rijnkanaal 2021-2026 staat: “Het doel van het gebruik van de gegevens is het opsporen van geurbronnen. Het systeem is niet geschikt voor handhavingsdoeleinden. De informatie die wordt verkregen met een eNose is indicatief en daarmee niet voldoende om als juridische bewijslast te dienen. Het systeem levert wel informatie op, die tot toezicht en handhaving kan leiden.”
Met de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat de door de eNoses geconstateerde anomalieën alleen – zonder steun in andere bewijsmiddelen en tegenover de ontkenning van verdachte – onvoldoende zijn voor het bewijs dat in verboden gebied is ontgast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde niet is bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Zaak B primair, handelen in strijd met de Regeling benzinevervoer in mobiele tanks 2006
[schipper 1] heeft in zijn verhoor op 8 juli 2022 verklaard dat hij op 21 april 2022 de verantwoordelijk schipper op ‘ [tankschip] ’ was, dat de lading op 21 april 2022 bestond uit een partij UN1268, Aardoliedestillaat N.E.G. (benzinecomponent, alkyaat), dat de daarvoor vervoerde lading UN1203, benzine betrof. Ook verklaarde hij dat hij van [bedrijf 2] , de bevrachter, opdracht had gekregen om na lossen de ladingtanks te ontgassen en dat hij dit heeft gedaan door rondjes te varen op het Noordzeekanaal in Amsterdam. Hij wist dat als je leeg bent van UN 1203, benzine, je niet mag ontgassen. Dit is hem verteld door een medewerker van [bedrijf 2] . Ook was hem gezegd dat als er een vervolglading van een ander product geladen is, er wel ontgast mag worden. Hem is niet verteld dat alle ladingtanks bij een vervolglading dan voor meer dan 95% geladen moesten zijn.
Uit de overgelegde documenten is gebleken dat de lading van 21 april 2022 UN1268, Aardoliedestillaten, n.e.g. (benzinecomponent, alkylaat), kPa,3+(N2+F+CMR), II betrof, dat de voorgaande lading UN1203, benzine betrof, en dat de ‘ [tankschip] ’ op 21 april 2022 heeft ontgast op het Noordzeekanaal.
Verbalisanten hebben vervolgens aan de hand van scheepsmeting na laden van reis 7 in combinatie met de tanktabellen van ‘ [tankschip] ’ geconstateerd dat de ladingtanks 1 tot en met 5 en 7 tot en met 10 voor minder dan 95% gevuld waren.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat is gehandeld in strijd met artikel 2 van de Regeling benzinevervoer in mobiele tanks 2006.
Is [verdachte] vervoerder?
[verdachte] zet anderen in voor het bevrachten, laden, beveiligen en bemannen van ‘ [tankschip] ’. Dit blijkt uit het volgende.
- [verdachte] heeft via [bedrijf 3] een bareboat overeenkomst met betrekking tot ‘ [tankschip] ’ afgesloten met [bedrijf 4] . Hierbij huurt [bedrijf 3] het schip, waarbij zij zelf de schipper en bemanning verzorgt.
- [verdachte] heeft met [bedrijf 1] een managementovereenkomst, waarbij [bedrijf 1] het personeelsmanagement verricht voor ‘ [tankschip] ’. [bedrijf 1] draagt ‘voor eigen risico’ zorg voor de bemanning.
- Ten slotte heeft [verdachte] een samenwerkingsovereenkomst met [bedrijf 2] , waarbij [bedrijf 2] als bevrachtingskantoor bemiddelt bij de totstandkoming van bevrachtingsovereenkomsten. Deze overeenkomsten verbinden de eigenaar (lees: [verdachte] ) en de ladingsbelanghebbende.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] kan worden aangemerkt als vervoerder; zij sluit overeenkomsten met de leveranciers van de te vervoeren stoffen, waarbij [bedrijf 2] bemiddelt.
Kan dit handelen aan [verdachte] worden toegerekend?
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend.
Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de volgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
- de rechtspersoon mocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede is begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de gedraging.
‘ [tankschip] ’ is een binnenvaarttankschip dat gevaarlijke stoffen vervoert. De opdracht om ‘ [tankschip] ’ te bevrachten is afkomstig van [verdachte] , die hiervoor [bedrijf 2] inschakelt. Het vervoer van gevaarlijke stoffen hoort daarmee tot de gedragingen die hebben plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon.
Voor het bemannen van het schip heeft [verdachte] [bedrijf 1] ingehuurd. De bemanning was daarmee indirect werkzaam voor [verdachte] . Het handelen van het personeel op de ‘ [tankschip] ’ is daarmee ook dienstig aan de rechtspersoon.
Het ontgassen van ladingtanks past in de normale bedrijfsvoering. Gebleken is dat ontgassen gangbaar is en niet is verboden, mits aan de voorwaarden van de wet- en regelgeving (Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het ADN) is voldaan.
Dit ontgassen is het bedrijf ook dienstig geweest. Door in de atmosfeer te ontgassen worden tijd en kosten bespaard doordat niet hoeft te worden ontgast in een ontvangstinstallatie.
Ten slotte dient te vraag te worden beantwoord of de rechtspersoon erover mocht beschikken of de gedraging zou plaatsvinden en of zij deze gedraging placht te aanvaarden. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is.
De opdracht tot het varend ontgassen is afkomstig van [bedrijf 2] . [schipper 1] heeft verklaard dat hij van [bedrijf 2] de opdracht heeft gekregen om na het lossen de ladingtanks te ontgassen. Het veiligheidshandboek aan boord van ‘ [tankschip] ’ is afkomstig van [bedrijf 2] . En uit de verklaring van [middellijk bestuurder] , middellijk bestuurder van [verdachte] , blijkt dat de tankvaart een nieuwe activiteit is en dat zij daarom [bedrijf 2] , die ‘gepokt en gemazeld is in de tankvaart’ hebben benaderd om hen te ontzorgen en een en ander goed te regelen.
[vertegenwoordiger van verdachte] , eveneens middellijk bestuurder van [verdachte] verklaart dat het veiligheidshandboek en de instructies met betrekking tot de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Regeling benzinevervoer in mobiele tanks zijn opgesteld door [bedrijf 2] .
Door het inschakelen van een ervaren professionele partij als [bedrijf 2] mocht [verdachte] erop vertrouwen dat het met het vervoer van gevaarlijke stoffen in orde was en heeft zij voldoende zorg betracht die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de verboden gedraging.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de gedraging van de schipper, te weten het handelen in strijd met de Benzineregeling, niet aan [verdachte] kan worden toegerekend en zal [verdachte] hiervan vrijspreken.
Zaak B subsidiair, Varend ontgassen op 21 april 2022
In zaak B subsidiair wordt [verdachte] verweten dat zij in strijd met het ADN de ladingtanks van ‘ [tankschip] ’ heeft ontgast onder de Weesperbrug dan wel in dichtbevolkt gebied bij Weesp.
De Omgevingsdienst stelt in haar rapport dat de eNoses langs het Amsterdam-Rijnkanaal bij de Weesperbrug dan wel bij Weesp veranderingen van de luchtsamenstelling hebben gedetecteerd, wat duidt op ontgassing van een vaartuig. Dit mogelijk ontgassende vaartuig is geïdentificeerd als ‘ [tankschip] ’.
[schipper 1] heeft verklaard dat hij de ladingtanks heeft ontgast op het Noordzeekanaal, een locatie waar dat is toegestaan. Dit blijkt ook uit het proces-verbaal van de ILT. [schipper 1] heeft ontkend te hebben ontgast op locaties waar dat niet is toegestaan. Het gasmeetformulier van 21 april 2022 laat zien dat op 21 april 2022 tussen 13.30 uur en 16.00 uur is ontgast op het Noordzeekanaal. Uit het gasmeetformulier blijkt niet van latere ontgassingen op locaties waar dit niet was toegestaan. Een aanwijzing voor ontgassing in verboden gebied is dat daar door eNoses anomalieën zijn geconstateerd. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de door de eNoses geconstateerde anomalieën alleen – zonder steun in andere bewijsmiddelen en tegenover de ontkenning van verdachte die bovendien steun vindt in ander bewijs – onvoldoende zijn voor het bewijs dat in verboden gebied is ontgast. [verdachte] wordt ook hiervan vrijgesproken.