4.3.1Identificatie van verdachte als ‘ [naam 2] ’
Bij het beantwoorden van de vraag of het ten laste gelegde feit bewezen kan worden, zijn de berichten in het procesdossier die via de applicatie ‘Signal’ verstuurd van belang. De rechtbank dient zich allereerst te buigen over de vraag of verdachte de gebruiker is geweest van de telefoon waarop de Signal-berichten zijn aangetroffen.
De politie treft de desbetreffende Samsung-telefoon aan bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] op 19 oktober 2022, waar verdachte blijkens de Basisregistratie Personen staat ingeschreven. Verdachte is op dat moment de enige persoon in de woning en de telefoon wordt in zijn nabijheid aangetroffen. Verdachte verklaart tegen de verbalisanten ter plaatse dat de telefoon aan hem toebehoort. Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte de eigenaar is geweest van de Samsung-telefoon.
De rechtbank gaat er, behoudens contra-indicaties, van uit dat de eigenaar van een telefoon ook de gebruiker is. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij niet de gebruiker van de telefoon is geweest. Verdachte heeft dit niet verder onderbouwd of toegelicht. Nu het dossier geen contra-indicaties bevat, stelt de rechtbank vast dat verdachte wel degelijk de gebruiker van de telefoon is geweest. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat op de telefoon een foto is aangetroffen waarop een dekbedovertrek is te zien, dat overeenkomt met een dekbedovertrek zoals aangetroffen tijdens de doorzoeking in de woning.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte de Samsung-telefoon in de ten laste gelegde periode in gebruik heeft gehad en onder de gebruikersnaam ‘ [naam 2] ’ via Signal berichten heeft verstuurd en ontvangen.
4.3.2Ten laste gelegde geldbedragen
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde geldbedragen voorhanden heeft gehad, heeft verworven en/of heeft overgedragen.
De rechtbank stelt voorop dat uit de context van de gesprekken kan worden afgeleid dat consequent wordt gesproken over geld, ondanks dat dit niet steeds expliciet wordt benoemd. De rechtbank overweegt daarnaast dat de geldbedragen in de berichten afwisselend verkort en volledig worden uitgeschreven. Dat het ook bij de verkort geschreven bedragen steeds om een veelvoud gaat, blijkt bijvoorbeeld uit de tellingen die tussen de overdrachten door worden gemaakt. Zo vraagt gebruiker ‘ [naam 1] ’ op 9 september 2022 aan verdachte om ‘10’ te geven aan ‘die [naam 3] ’. Verdachte vraagt of [naam 1] daar ‘die pakoe’ mee bedoeld, waarop [naam 1] bevestigend antwoordt. Op 13 september 2022 berekenen verdachte en [naam 1] hoeveel geld er in totaal zou moeten zijn. Verdachte stuurt vervolgens ‘Ja en min 10000’ ‘Aan die pakoe’. De rechtbank stelt vast dat hieruit blijkt dat ‘10’ een geldbedrag van € 10.000,- betreft. Bovendien blijkt ook uit de verstuurde foto’s van grote stapels bankbiljetten dat het steeds om een veelvoud van de verkort geschreven bedragen gaat. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de hoogte van de bedragen zoals vermeld in het eerste, vijfde, dertiende en veertiende gedachtestreepje op basis van de inhoud van berichten kan worden vastgesteld. De rechtbank verwerpt het verweer.
Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van dubbeltelling van de geldbedragen, overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 14 september 2022 een geldbedrag van € 300.000,- heeft opgehaald in Den Haag. Verdachte heeft deze € 300.000,- dus verworven. Op diezelfde dag levert verdachte een geldbedrag van € 150.000,- af op de [adres 2] in Amsterdam en wordt een geldbedrag van € 150.000,- bij verdachte op de [adres 3] opgehaald. Deze laatste twee bedragen heeft verdachte aldus overgedragen. Nu verwerven en overdragen twee verschillende handelingen zijn en het gaat om los van elkaar staande transacties, concludeert de rechtbank dat van dubbeltelling geen sprake is.
4.3.4Toepassing van het beoordelingskader
Gerechtvaardigd vermoeden van witwassen
De rechtbank vindt dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
In elk van de bovengenoemde gevallen hebben de geldtransacties plaatsgevonden onder omstandigheden die voldoen aan een aantal zogenoemde witwastypologieën. Dit zijn algemeen objectieve kenmerken van witwassen die zijn verkregen in jarenlange onderzoeken van internationale opsporing en bestrijding van witwassen. Deze typologieën vormen een aanwijzing dat het om opbrengsten uit criminele activiteiten gaat.
Allereerst geldt dat het dossier door verdachte verstuurde afbeeldingen bevat waarop grote hoeveelheden contant geld in grote coupures te zien zijn. De geldbedragen op de afbeeldingen zijn gebundeld met elastieken. Dit vormt een witwasindicatie. In de gesprekken komt daarnaast naar voren dat gebruik wordt gemaakt van tokens. Tokens worden gebruikt als afgesproken codenummer/ kwitantie bij criminele geldoverdrachten. Verdachte wordt steeds met grote bedragen contant geld naar wisselende locaties gestuurd, waarbij de contante geldbedragen direct worden overgedragen. De overdracht van het geld vindt vaak plaats op openbare plekken, zoals op parkeerplaatsen. Ook dit zijn witwasindicaties die duiden op een criminele herkomst van de geldbedragen.
Het witwasvermoeden wordt daarnaast versterkt doordat de gegevens die bij de Belastingdienst bekend zijn over verdachte geen verklaring kunnen bieden voor de geldbedragen. Er zijn over het jaar 2022 geen inkomensgegevens van verdachte bekend en verdachte ontving destijds enkel zorgtoeslag. De transacties staan aldus niet in verhouding tot de (legale) inkomsten van verdachte.
Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank gelet op al het voorgaande van oordeel dat een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat alle ten laste gelegde geldbedragen geheel of gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn en dat er sprake zou zijn van witwassen.
Geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een gerechtvaardigd witwasvermoeden, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de (legale) herkomst van het geld. Verdachte heeft zich tijdens zijn verhoren en op de zitting steeds beroepen op zijn zwijgrecht.
Verdachte heeft hiermee geen tegenwicht geboden aan de verdenking van witwassen. Gelet op het vastgestelde vermoeden van witwassen en het ontbreken van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van verdachte hierover, kan het niet anders zijn dan dat deze geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Opzet, gewoontewitwassen en medeplegen
Gelet op de manier waarop de communicatie van verdachte over de geldbedragen verliep en verdachte het geld afgaf, heeft verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijke opzet gehad op het overdragen van geldbedragen die van misdrijf afkomstig waren.
Uit de inhoud van de berichten blijkt daarnaast ook dat er een zodanig verband was tussen het witwassen van de verschillende geldbedragen, dat er niet meer kan worden gesproken over het bij herhaling begaan van het delict witwassen, maar dat er sprake was van gewoontewitwassen.
Het ten laste gelegde medeplegen kan daarbij worden bewezen, nu verdachte daarbij nauw en bewust heeft samengewerkt gewerkt met een of meer anderen. Verdachte ontving blijkens de chatberichten voortdurend aanwijzingen omtrent de geldoverdrachten en vervulde een uitvoerende rol in het geheel.
4.3.6Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
in de periode van 8 september 2022 tot en met 4 oktober 2022, te Amsterdam en Vlaardingen en Rotterdam en Den Haag en Maassluis, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, geldbedragen, te weten:
- een geldbedrag van 300.000,- euro, (op 8 september 2022) en
- een geldbedrag van 2.600,- euro, (op 8 september 2022) en
- een geldbedrag van 54.800 ,- euro, (op 8 september 2022) en
- een geldbedrag van 13.100,- euro, (op 9 september 2022) en
- een geldbedrag van 10.000,- euro, (op 9 september 2022) en
- een geldbedrag van 240.000,- euro, (op 13 september 2022) en
- een geldbedrag van 300.000,- euro, (op 14 september 2022) en
- een geldbedrag van 150.000,- euro, (op 14 september 2022) en
- een geldbedrag van 150.000,- euro, (op 14 september 2022) en
- een geldbedrag van 150.000,- euro, (op 14 september 2022) en
- een geldbedrag van 40.000,- euro, (op 14 september 2022) en
- een geldbedrag van 400.000,- euro, (op 15 september 2022) en
- een geldbedrag van 80.000,- euro, (op 23 september 2022) en
- een geldbedrag van 98.000,- euro, (op 23 september 2022) en
- een geldbedrag van 5.000,- euro, (op 27 september 2022) en
- een geldbedrag van 102.000,- euro, (op 4 oktober 2022),
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) wisten dat de geldbedragen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij en of zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.