ECLI:NL:RBAMS:2024:2256

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
10968729 \ KK EXPL 24-155
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schorsing van het concurrentiebeding in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en SMEDERIJ DE BALK B.V. [eiser] vorderde schorsing van het concurrentiebeding dat hem verbiedt om bij een nieuwe werkgever, Velmon MPC, te werken voor een specifieke klant, Tate & Lyle. De kantonrechter oordeelde dat de vorige werkgever, De Balk, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij kan worden geschaad in haar bedrijfsdebiet als [eiser] aan het werk gaat voor Velmon op de locatie van Tate & Lyle. De kantonrechter concludeerde dat het concurrentiebeding niet onbillijk is en dat [eiser] niet onterecht wordt benadeeld. De kantonrechter stelde vast dat De Balk het concurrentiebeding in die zin heeft beperkt dat [eiser] bij Velmon in dienst kan treden, mits hij gedurende de resterende duur van het concurrentiebeding niet voor Tate & Lyle werkt. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De Balk kreeg de mogelijkheid om een dwangsom op te leggen bij overtreding van het concurrentiebeding.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10968729 \ KK EXPL 24-155
Vonnis in kort geding van 19 april 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. I. Epe,
tegen
SMEDERIJ DE BALK B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: De Balk,
gemachtigde: mr. C.E.G. Koopman en mr. C.A. van Hooff.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met een productie
- de mondelinge behandeling van 5 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van De Balk.
1.2.
Ten slotte is datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
2.2.
De Balk is een bedrijf dat zich richt op het ontwerpen, vervaardigen en monteren van metaalconstructies en op de reparatie en het onderhoud ervan.
2.3.
[eiser] is op 13 juni 2016 in dienst getreden bij De Balk, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Per 13 juni 2018 zijn partijen een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd overeengekomen. In deze laatste arbeidsovereenkomst is het volgende opgenomen:
‘Artikel 10
Concurrentiebeding
a.
a) Het is de werknemer verboden om zonder toestemming van werkgever gedurende een tijdvak van 1 jaar na het beëindigen van deze dienstbetrekking een bedrijf te beginnen of te drijven dat producten ontwerpt en/of fabriceert en/of verhandelt welke gelijk of verwant zijn aan de producten welke werkgever ontwerpt en/of produceert en/of verhandelt. Evenzeer is het werknemer verboden gedurende bovengenoemde periode in een dergelijk bedrijf werkzaam te zijn hetzij tegen een vergoeding hetzij om niet, noch ook is het hem toegestaan in enig opzicht, zich direct of indirect financieel in zodanig bedrijf te interesseren.
b) Bij overtreding van het onder a omschreven verbod kan werkgever een onmiddellijk opeisbare boete van € 500,- voor elke dag dat de overtreding voortduurt opeisen of werkgever kan vergoeding van de werkelijke geleden schade vorderen.
Artikel 11
Relatiebeding
a.
a) Het is werknemer verboden binnen een tijdvak van 1 jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst de werkgevers/relaties (of hun rechtsopvolgers), zijnde bedrijven waarmee werkgever zakelijke relaties onderhoudt, dan wel personen daarbij in dienst, dan wel aan deze relaties gelieerde werkgevers, te benaderen om hen zodoende over te halen met werknemer of de werkgever waarvoor of namens wie hij optreedt relaties aan te gaan gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan de relaties die tussen werkgever en betreffende relaties bestaan, tenzij werknemer daartoe voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever heeft gekregen, aan welke toestemming werkgever voorwaarden kan verbinden.
b) Bij overtreding van het onder a omschreven verbod kan werkgever een onmiddellijk opeisbare boete van € 500,- voor elke dag dat de overtreding voortduurt opeisen of werkgever kan vergoeding van de werkelijke geleden schade vorderen.’
2.4.
[eiser] was laatstelijk werkzaam als zelfstandig werkend metaalbewerker. Sinds mei 2021 verrichtte [eiser] namens De Balk werkzaamheden bij Tate & Lyle Netherlands B.V. (hierna: Tate & Lyle).
2.5.
Op 24 januari 2024 heeft [eiser] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. Hij is per 1 maart 2024 in dienst getreden bij Velmon MPC (hierna: Velmon) in de functie van meewerkend voorman/plaatsvervangend montageleider.
2.6.
De Balk heeft [eiser] – voor het einde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen - erop gewezen dat hij door indiensttreding bij Velmon het concurrentie- en relatiebeding overtreedt. Partijen hebben overleg gehad om te onderzoeken of zij onderling tot een oplossing konden komen. De Balk heeft hierbij aangegeven [eiser] toestemming te verlenen om bij Velmon in dienst te treden, onder de voorwaarde dat [eiser] gedurende één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen werk zal verrichten voor Tate & Lyle en dat hij zich verder houdt aan het geheimhoudings-, concurrentie- en relatiebeding. [eiser] heeft hiermee niet ingestemd.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser] vordert primair schorsing van het concurrentie- en relatiebeding per 1 maart 2024 en De Balk te gebieden het [eiser] toe te staan om bij Velmon in dienst te treden en daar te mogen werken op de locatie van Tate & Lyle. Subsidiair vordert [eiser] om De Balk te veroordelen tot het betalen van een vergoeding ter hoogte van het bruto maandsalaris dat hij bij Velmon gaat verdienen voor de duur van het concurrentie- en relatiebeding. Tot slot vordert [eiser] veroordeling van De Balk in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat hij door het concurrentie- en relatiebeding onbillijk wordt benadeeld. Hij wordt beperkt in zijn vrije arbeidskeuze en hij loopt hierdoor de kans op een positieverbetering bij Velmon mis. Daarnaast is het beding niet geografisch beperkt, beschikt [eiser] niet over bedrijfsgevoelige informatie van De Balk en worden de belangen van De Balk met handhaving van het geheimhoudingsbeding al voldoende gewaarborgd. Daarnaast is Tate & Lyle al een klant van Velmon, dus van overtreding van het relatiebeding is geen sprake.
3.3.
De Balk voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
De Balk voert hiertoe aan dat [eiser] door Velmon specifiek is aangenomen om werk te gaan verrichten voor Tate & Lyle. De Balk en Velmon concurreren met elkaar wat betreft opdrachten die worden verstrekt vanuit Tate & Lyle. De Balk verricht momenteel constructiewerk voor Tate & Lyle en [eiser] heeft namens De Balk dit werk verricht op de locatie van Tate & Lyle. Wanneer [eiser] op het terrein van Tate & Lyle werkte, werd hij ook gevraagd voor andere klussen. [eiser] beschikt daarmee over kennis van deze relatie en over de werkwijze van De Balk. De Balk vreest dat [eiser] zijn kennis en werkervaring bij Tate & Lyle op de constructiewerkzaamheden zal kunnen inzetten om werk dat nu nog niet door Velmon voor Tate & Lyle wordt verricht, binnen te kunnen halen voor Velmon. Hiermee vreest De Balk voor haar concurrentiepositie.
3.5.
In reconventie vordert De Balk nakoming van het concurrentiebeding op straffe van een dwangsom. Ook wil De Balk dat [eiser] een voorschot van € 18.000,00 betaalt op het bedrag aan boetes dat al is verbeurd sinds [eiser] bij Velmon werkt. [eiser] voert hiertegen verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Omdat [eiser] per 1 maart 2024 in dienst is getreden bij Velmon en hij door het concurrentiebeding wordt belemmerd om daar werkzaamheden te verrichten, heeft [eiser] een spoedeisend belang bij een voorziening.
4.3.
[eiser] en De Balk zijn het erover eens dat het concurrentiebeding rechtsgeldig overeen is gekomen. Ook zijn partijen het erover eens dat het relatiebeding niet van toepassing is, omdat Tate & Lyle al een relatie van Velmon was voordat [eiser] bij Velmon in dienst trad. Dit betekent dat in deze procedure nog geoordeeld moet worden over het concurrentiebeding.
Geen onbillijke benadeling
4.4.
In beginsel is het concurrentiebeding van toepassing en mag De Balk [eiser] houden aan de afspraken die hieromtrent zijn gemaakt. De vraag die in deze procedure beantwoord moet worden, is of [eiser] door onverkorte handhaving van het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld. De kantonrechter kan een concurrentiebeding namelijk geheel of gedeeltelijk schorsen (vooruitlopend op vernietiging in een bodemprocedure) als - in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever - de werknemer door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is dit in deze procedure onvoldoende vast komen te staan. Hierbij gaat de kantonrechter er van uit, dat De Balk het concurrentiebeding in die zin heeft beperkt, dat het [eiser] is toegestaan bij Velmon in dienst te treden, onder de voorwaarde dat hij gedurende de resterende duur van het concurrentiebeding, te weten tot 1 maart 2025, niet voor Tate & Lyle zal werken. Deze beperking acht de kantonrechter redelijk en zal ook worden vastgelegd in dit vonnis. Voor een verdere beperking ziet de kantonrechter voorshands geen gronden. Hiervoor is het volgende van belang.
4.5.
Vast is komen te staan dat De Balk en Velmon zich op verschillende onderdelen van het werk voor Tate & Lyle richten: De Balk verricht het constructiewerk, Velmon het leidingwerk. De heer Van der Velden, eigenaar van Velmon, heeft verklaard dat Velmon zich ook uitsluitend met het leidingwerk zal blijven bezighouden en dat De Balk daarom niet hoeft te vrezen dat het constructiewerk bij haar weggehaald zal worden. Maar tijdens de zitting heeft Van der Velden ook aangegeven dat [eiser] op de locatie te benaderen is voor werk vanuit Tate & Lyle, in ieder geval als de vaste contactpersoon niet aanwezig is.
4.6.
Het is daarmee zeer wel denkbaar dat men vanuit Tate & Lyle op [eiser] zal afstappen als zij iemand zoeken voor constructiewerk: hij is immers al een bekend gezicht daar. Dat Velmon niet de intentie heeft om constructiewerk te gaan doen mag zo zijn, maar niet valt uit te sluiten dat zij in een voorkomend geval dit werk toch zal aannemen. Daarbij spelen mee de grootte van Velmon – wat de mogelijkheid tot het aannemen van extra werk aannemelijk maakt – en het feit dat Velmon met [eiser] juist iemand in huis heeft gehaald die dit (constructie-)werk voorheen uitsluitend deed en daarmee de benodigde kennis heeft.
4.7.
De Balk heeft hiermee dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat zij kan worden geschaad in haar bedrijfsdebiet als [eiser] aan het werk gaat voor Velmon op de locatie van Tate & Lyle.
4.8.
De belangen van [eiser] leggen onvoldoende gewicht in de schaal om het concurrentiebeding te schorsen. De duur van het beding acht de kantonrechter proportioneel; bovendien heeft De Balk [eiser] al toestemming gegeven om bij Velmon in dienst te treden, onder de voorwaarde dat hij gedurende de resterende duur van het concurrentiebeding niet voor Tate & Lyle werkt. Weliswaar levert indiensttreding bij Velmon een positieverbetering op voor [eiser] , maar het is niet uitgesloten dat een dergelijke positieverbetering binnen De Balk tot de mogelijkheden behoorde. Er is niet gesteld of gebleken dat een positieverbetering van [eiser] binnen De Balk besproken is.
4.9.
Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een reële bedreiging van de bedrijfsbelangen van De Balk, die in dit geval een beroep op het concurrentiebeding rechtvaardigen. Verder is gebleken dat het belang van De Balk bij handhaving van dat beding zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij schorsing ervan.
Geen vergoeding
4.10.
De kantonrechter ziet geen reden een vergoeding aan [eiser] toe te kennen, zoals subsidiair gevorderd. Onvoldoende gebleken is dat het voor [eiser] onmogelijk is een gelijkwaardige betrekking te vinden voor de duur van het concurrentiebeding, waarbij van belang is dat het beding in tijd en naar branche is beperkt. Ook heeft De Balk tijdens de zitting aangegeven dat [eiser] terug zou kunnen keren.
4.11.
Omdat uit het vorenstaande volgt dat [eiser] tegenover De Balk verplicht is het concurrentiebeding na te leven, zal hij daartoe worden veroordeeld.
Dwangsom
4.12.
Gelet op de belangen van De Balk zal er een dwangsom worden verbonden aan een overtreding van het uit te spreken verbod. Er bestaat aanleiding om de dwangsom te beperken en een maximum te bepalen voor de te verbeuren dwangsommen.
Geen voorschot op verbeurde bedrag aan boetes
4.13.
Ter zitting heeft [eiser] verklaard op dit moment werkzaam te zijn in de werkplaats van Velmon. Niet vast is komen te staan dat [eiser] het concurrentiebeding al heeft overtreden. De vordering tot betaling van een voorschot op het al verbeurde bedrag aan boetes wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
4.14.
Omdat [eiser] in conventie en in reconventie grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, zal hij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten in reconventie zullen op nihil worden gesteld, omdat het partijdebat in reconventie grotendeels samen is gevallen met dat in conventie. De proceskosten van De Balk worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
563,00
4.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 563,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiser] tot nakoming van het met De Balk overeengekomen concurrentiebeding en bepaalt dat het [eiser] is toegestaan bij Velmon in dienst te treden onder de voorwaarde dat [eiser] zijn werkzaamheden vanuit Velmon voor Tate & Lyle Netherlands B.V. staakt en gestaakt houdt voor de duur van het concurrentiebeding,
5.5.
bepaalt dat [eiser] bij iedere overtreding van de veroordeling onder 5.4. een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 50.000,00,
5.6.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot vandaag begroot op nihil,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wesdorp en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2024, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D.C. Vink.
57327