ECLI:NL:RBAMS:2024:2247

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
13/342029-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 17 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1983 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, die op 27 december 2023 te Amsterdam etenswaren en drank heeft gestolen uit een Albert Heijn. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 3 april 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. J.M.R.F. Raab van Canstein, de vordering heeft ingediend. De verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging van winkeldiefstal bewezen is, en dat het feit strafbaar is volgens de wet. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en is ongewenst vreemdeling verklaard, wat zijn situatie bemoeilijkt. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar geëist, maar de verdediging heeft verzocht om een voorwaardelijke maatregel, gezien de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen voor de duur van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden van de verdachte en de noodzaak voor begeleiding en hulpverlening. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd houden aan bepaalde voorwaarden, waaronder medewerking aan identificatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/342029-23
Datum uitspraak: 17 april 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: P.I. [locatie te plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.M.R.F. Raab van Canstein, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.E.D. Koning, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
diefstal van etenswaren, een hoeveelheid drank en/of artikelen toebehorende aan de Albert Heijn op 27 december 2023 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen. De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde winkeldiefstal is bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 27 december 2023 te Amsterdam etenswaren en een hoeveelheid drank en artikelen (met een totale waarde van 126,48 euro) die winkelbedrijf Albert Heijn (gelegen aan de [adres] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.(On)voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering tot het opleggen van de ISD-maatregel af te wijzen en de voorlopige hechtenis op te heffen, omdat niet is voldaan aan de zachte criteria voor oplegging van die maatregel. Verdachte is een ongewenst vreemdeling. Dit betekent dat de ISD-maatregel uitsluitend aangewend kan worden om uitzetting naar het land van herkomst mogelijk te maken. Verdachte wil meewerken aan zijn terugkeer naar [geboorteland] . Dit betekent dat het doel van de ISD-maatregel via vreemdelingendetentie kan worden bereikt.
Als de rechtbank voorbij gaat aan het primaire standpunt van de verdediging, heeft de raadsvrouw gelet op de motivatie van verdachte om terug te keren naar [geboorteland] subsidiair verzocht om de maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen met een proeftijd van twee jaren.
Indien de rechtbank de onvoorwaardelijke ISD-maatregel oplegt, heeft de raadsvrouw meer subsidiair verzocht de ISD-maatregel op te leggen voor een beperkte periode van een halfjaar of een periode van een jaar met een tussentijdse toetsing van de noodzaak voor de voortzetting van de maatregel na zes maanden. Er is sprake van een situatie waarbinnen de uitzetting binnen afzienbare termijn gerealiseerd moet worden en het risico op langdurige kale detentie moet worden beknot, nu verdachte niet in aanmerking komt voor hulpverlening.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen voorwaardelijke maatregel gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde diefstal, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf, in dit geval de Albert Heijn. Winkeldiefstal is een hinderlijk strafbaar feit dat schade en overlast veroorzaakt voor de gedupeerde winkelbedrijven. Verdachte heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
De persoon van verdachte
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 1 maart 2024 blijkt dat hij sinds 2023 veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om het bewezenverklaarde feit te plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 26 maart 2024, opgemaakt door [persoon], reclasseringswerker. Dit rapport houdt –zakelijk weergegeven– onder meer het volgende in:
Sinds 2023 is bij verdachte sprake van een delict patroon aangaande vermogensdelicten. Bijna alle leefgebieden zijn delict gerelateerd, namelijk huisvesting, werk, inkomen, middelen, vaardigheden en houding. Verdachte is dakloos en heeft geen werk en inkomen. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Verdachte is begin 2024 ongewenst vreemdeling verklaard. Hierdoor heeft hij geen recht op sociale voorzieningen in Nederland. Begeleiding en hulpverlening in het kader van een reclasseringstoezicht is daarom niet haalbaar. De reclassering adviseert om verdachte, indien schuldig bevonden, een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Aangezien verdachte tot ongewenst vreemdeling is verklaard, zal hij worden geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) en Vreemdeling In Strafrecht (VRIS), (ISD-VRIS). Binnen de ISD-VRIS inrichting kan verdachte, indien hij hiervoor gemotiveerd is, deelnemen aan interventies gericht op het aanleren van vaardigheden om zich in het land van herkomst beter staande te kunnen houden. Daarnaast biedt de ISD-VRIS afdeling hulp en behandeling op het gebied van verslaving, psychische en lichamelijke problematiek. Voor verdachtes terugkeer naar [geboorteland] , het land van herkomst, kan er, indien geïndiceerd en indien mogelijk en indien verdachte hiervoor gemotiveerd is, tijdens de ISD-VRIS gezocht worden naar opvang in het land van herkomst al dan niet in een sociale of medische setting.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting voornoemde reclasseringswerker als deskundige gehoord. Hij heeft de informatie uit het reclasseringsrapport bevestigd en toegelicht.
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 1 maart 2024 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 27 december 2023 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
De rechtbank neemt in aanmerking dat gelet op de vreemdelingrechtelijke status van verdachte, begeleiding door de reclassering buiten de ISD-VRIS praktisch niet uitvoerbaar wordt geacht. De rechtbank verwerpt dan ook het primaire verweer van de raadsvrouw dat niet aan de zogenoemde ‘zachte criteria’ voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan.
Voorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de ISD-maatregel opleggen. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank echter aanleiding deze maatregel in voorwaardelijk vorm op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op verschillende leefgebieden in Nederland problemen heeft. Verdachte is dakloos en heeft geen werk en inkomen. Deze problemen lijken een oorsprong te hebben. Verdachte heeft daarover ter terechtzitting verklaard dat hij begin 2023 voor twee maanden is teruggekeerd naar [geboorteland] vanwege het overlijden van zijn vader. Toen hij weer terug in Nederland kwam, bleek hij zijn baan kwijt te zijn en daarmee ook zijn woning. Omdat verdachte geen recht heeft op sociale voorzieningen in Nederland, is hij op straat beland. Nu hij geen inkomsten meer had, voelde hij zich genoodzaakt om diefstallen te gaan plegen. Verdachte is inmiddels ongewenst vreemdeling verklaard. De verklaring van verdachte wordt gestaafd door zijn Justitiële Documentatie van 1 maart 2024, waaruit inderdaad blijkt dat verdachte eerst vanaf 2023 veelvuldig met politie en justitie in aanmerking is gekomen voor winkeldiefstallen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wil terugkeren naar [geboorteland] .
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank onvoorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel een stap te ver. De rechtbank geeft verdachte dus een kans om aan de onvoorwaardelijke ISD-maatregel te ontkomen. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte na detentie wordt overgedragen aan de Vreemdelingenpolitie en ter fine van uitzetting in vreemdelingenbewaring wordt genomen, om vervolgens te worden uitgezet naar [geboorteland] . Mocht verdachte toch aan zijn voornemen om zelfstandig in [geboorteland] een bestaan op te bouwen geen gevolg geven en weer terugkeren naar Nederland, zal hij (gelet op zijn ongewenst verklaring) mogelijk de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel alsnog moeten ondergaan.
De rechtbank zal de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm opleggen voor de maximale termijn van twee jaren en een proeftijd vaststellen voor duur van twee jaren. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal niet in mindering worden gebracht op de duur van de ISD-maatregel.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte],daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat deze maatregel
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet houdt aan de hierna vermelde
algemene voorwaarden.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- bij de naleving van de bijzondere voorwaarden ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden.
Heft ophet bevel tot
voorlopige hechtenismet ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen voorzitter,
mrs. D. Bode en A.W.T. Klappe rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. F.L. Scheeren en F. Verbruggen griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 april 2024.
[...]