ECLI:NL:RBAMS:2024:2236

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
C/13/747836 / KG ZA 24-205
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot schorsing van het besluit tot sluiting van PVO Amsterdam

Op 19 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een kort geding waarin eisers, bestaande uit leden van de Medezeggenschapsraad (MR) van PVO Amsterdam, vorderden om het besluit van de Stichting Persoonlijk VO (PVO) tot sluiting van PVO Amsterdam per augustus 2024 te schorsen. De eisers stelden dat PVO een definitief besluit had genomen zonder de MR te betrekken, wat in strijd zou zijn met de Wet op de Medezeggenschapsraden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van onomkeerbare handelingen door PVO en dat de rechtsgang via de Geschillencommissie moest worden afgewacht. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde eisers in de proceskosten. De zitting bij de Geschillencommissie was gepland op 22 april 2024, wat betekende dat een beslissing op korte termijn te verwachten was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang meer was voor de gevraagde voorzieningen, aangezien de school in de meivakantie gesloten zou zijn en de Geschillencommissie snel zou oordelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/747836 / KG ZA 24-205 MDvH/BB
Vonnis in kort geding van 19 april 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

gevestigd te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [plaats] ,
eisers bij conceptdagvaarding,
advocaat mr. M.H. Horst te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING PERSOONLIJK VO,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde, vrijwillig verschenen, hierna te noemen PVO,
advocaten mr. L.A. van Amsterdam en mr. J. Streefkerk te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Op de mondelinge behandeling van 28 maart 2024 hebben eisers de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. PVO heeft, mede aan de hand van een van tevoren in gediende conclusie van antwoord, verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de kant van eisers: [eiser 2] (voorzitter van de Medezeggenschapsraad, hierna: de MR), [eiser 3] (ouder) en [naam 1] (leerling en lid van de MR) met mr. Horst;
aan de kant van PVO: [naam 2] (sinds 22 maart 2024 een van de bestuurders van PVO) met mr. Van Amsterdam en mr. Streefkerk.
1.2.
Na verder debat is de zaak pro forma aangehouden tot (laatstelijk) 12 april 2024 om partijen in de gelegenheid te stellen in onderling overleg tot een regeling te komen. De insteek was daarbij dat [naam 2] met eisers en de plaatsingscoördinator in gesprek zou gaan over de wijze waarop tot aan de uitspraak van de Landelijke Commissie voor Geschillen WMR (hierna: de Geschillencommissie) gehandeld zou worden.
1.3.
Eisers hebben bij brief van 15 april 2024 (met bijlagen) van hun advocaat laten weten dat partijen er niet in zijn geslaagd om in onderling overleg overeenstemming te bereiken en om vonnis gevraagd. Zij hebben daarbij met een toelichting hun vorderingen nader geconcretiseerd.
In reactie hierop heeft PVO bij brief van 16 april 2024 van (een kantoorgenoot van) haar advocaten verzocht om de brief van 15 april 2024 geheel buiten beschouwing te laten.
1.4.
De voorzieningenrechter is met PVO van oordeel dat het na sluiting van de zitting, zonder instemming van de andere partij dan wel een verzoek daartoe van de voorzieningenrechter, niet meer mogelijk is om informatie toe te sturen en na te pleiten. Voor zover de nadere concretisering van de vorderingen als eiswijziging is bedoeld heeft bovendien te gelden dat toelating daarvan in strijd zou zijn met de goede procesorde. De brief van eisers van 15 april 2024 (met bijlagen) wordt dan ook buiten beschouwing gelaten.
1.5.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
PVO biedt voortgezet onderwijs aan op acht verschillende middelbare scholen in Nederland, waaronder in Amsterdam. Tot 29 december 2022 bestond PVO uit acht separate stichtingen, waarvan [naam 4] tot 7 juni 2022 enig bestuurder was. Bij notariële akte van 29 december 2022 zijn de acht stichtingen met ingang van 30 december 2022 gefuseerd.
2.2.
PVO is vrijwel volledig afhankelijk van publiek geld en ontvangt in dat kader jaarlijkse bekostiging van de Rijksoverheid.
2.3.
Op grond van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (de WVO), de Wet op het Onderwijstoezicht en de Comptabiliteitswet staat PVO onder toezicht van de Inspectie van het Onderwijs en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs.
2.4.
De Inspectie heeft in de periode 2020-2022 onderzoek gedaan naar (het bestuur van) PVO en heeft geconcludeerd, kort gezegd, dat onder [naam 4] sprake was van (financieel) wanbeleid bij alle acht vestigingen.
2.5.
Op 7 juni 2022 zijn de bestuurstaken van [naam 4] voor de periode van een jaar overgegaan op een door het Ministerie voorgedragen driekoppig interim-bestuur. Met ingang van 1 augustus 2023 is [naam 5] als enig bestuurder aangesteld.
2.6.
De Inspectie heeft in 2021 en 2022 de kwaliteit van het onderwijs op (onder andere) PVO Amsterdam als ‘zeer zwak’ beoordeeld. In 2023 heeft de Inspectie het oordeel ‘onvoldoende’ toegekend aan PVO Amsterdam.
2.7.
Op 18 januari 2024 heeft de Minister een Kamerbrief gepubliceerd waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“Vandaag zijn de rapporten over de scholen van de Stichting Persoonlijk VO (…) Amsterdam (…) openbaargemaakt door de Inspectie (…). Ondanks de inzet van alle betrokkenen is de kwaliteit van het onderwijs op deze scholen nog steeds niet voldoende. Dit heeft ertoe geleid dat een aantal scholen zal sluiten. (…)
(…)
Afwegingskader
Als de leerresultaten ernstig en langdurig tekortschieten én er tekorten zijn in de naleving van een of meer bij of krachtens de wet gegeven voorschriften, dan stelt de inspectie vast dat er sprake is van zeer zwak onderwijs. Een school krijgt dan altijd de kans om zich te herstellen. Op het moment dat er niet aan de herstelopdracht is voldaan, kan de bekostiging beëindigd worden. In sommige gevallen kan er geen oordeel gegeven worden over de leerresultaten, dan kan de bekostiging niet beëindigd worden.
Zodra scholen voor voortgezet onderwijs alle leerjaren aanbieden, wordt nagegaan of ze boven de opheffingsnorm zitten. De bekostiging wordt beëindigd als op een volgroeide school drie achtereenvolgende schooljaren minder leerlingen zijn ingeschreven dan de opheffingsnorm vereist. In uitzonderlijke gevallen kan daar een uitzondering op gemaakt worden, bijvoorbeeld wanneer de school in een krimpregio staat en/of een regiofunctie vervult. Uiteraard moet in dergelijke gevallen de kwaliteit van het onderwijs voldoende zijn.
(…)
Pvo Amsterdam
Voor Pvo Amsterdam is er geen juridische grondslag om de bekostiging te beëindigen omdat de school het eindoordeel onvoldoende heeft gekregen. De school zal echter naar verwachting niet aan de opheffingsnorm gaan voldoen. Daarom werkt het bestuur ook voor deze school aan een afbouwproces, waarbij de leerlingen per 1 augustus 2024 hun onderwijs kunnen voortzetten op een andere school.
(…)”.
2.8.
De toenmalige bestuurder van PVO heeft bij brief van eveneens 18 januari 2024 het volgende aan de ouders van de leerlingen van PVO Amsterdam geschreven:
2.9.
Op 24 januari 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de MR van PVO Amsterdam en het Ministerie. Ook heeft op die dag een gesprek plaatsgevonden tussen de gemeenschappelijke MR van PVO, de toenmalige bestuurder van PVO Amsterdam en de Raad van Toezicht van PVO.
2.10.
Bij brief van 25 januari 2024 heeft de toenmalige bestuurder van PVO ook de medewerkers van PVO geïnformeerd over de afbouw van vijf PVO vestigingen, waaronder PVO Amsterdam, vanwege het oordeel van de Inspectie en achterblijvende leerlingenaantallen.
2.11.
Op 13 februari 2024 heeft de MR bij de Geschillencommissie een verzoekschrift ingediend, waarin de MR verzoekt:
I. om te beoordelen of het bevoegd gezag bij het niet of niet geheel volgen van het advies van de MR bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen;
II. om het bevoegd gezag de verplichting op te leggen i) aan te wijzen gevolgen van dat besluit ongedaan te maken en ii) na te laten om handelingen te verrichten of te doen verrichten ter uitvoering van het besluit of onderdelen daarvan.
De MR heeft in het verzoekschrift vermeld dat op het besluit om te sluiten een negatief advies zou zijn gegeven als het was gevraagd.
De zitting bij de Geschillencommissie vindt plaats op 22 april 2024.
2.12.
Op 16 februari 2024 heeft PVO aan de MR een voorgenomen besluit tot sluiting van PVO Amsterdam voorgelegd.
2.13.
Op 13 maart 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de MR en de Raad van Toezicht.
2.14.
Sinds 22 maart 2024 heeft PVO een nieuw bestuur, bestaande uit [naam 2] en [naam 6] .

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, samengevat:
I. de werking van het besluit van PVO tot sluiting van PVO Amsterdam per augustus 2024, zoals bekend gemaakt op 18 januari 2024, onmiddellijk te schorsen;
II. PVO op straffe van een dwangsom te veroordelen alle maatregelen en handelingen die zijn gericht op het geven van uitvoering aan voornoemd besluit stop te zetten dan wel op te schorten,
III. PVO in de proceskosten te veroordelen, en
IV. een en ander uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Eisers hebben daartoe gesteld, kort gezegd, dat PVO evident een finaal besluit (in de zin van artikel 2:15 BW) tot sluiting van PVO Amsterdam heeft genomen. Volgens eisers wijst alle berichtgeving en ook het handelen van PVO erop dat er niet slechts sprake is van een voorgenomen besluit. PVO heeft bij haar besluit de MR in het geheel niet betrokken, terwijl zij daartoe op grond van de Wet op de Medezeggenschapsraden (WMR) wel toe verplicht is. Het besluit is volgens eisers vernietigbaar op grond van artikel 2:15 lid 1 sub a BW (in strijd met een wettelijke of statutaire bepaling) dan wel artikel 2:15 lid 1 sub b jo artikel 2:8 BW (in strijd met de redelijkheid en billijkheid).
3.3.
Volgens eisers heeft de MR bij een besluit tot sluiting van de school niet alleen een adviesrecht maar hebben de verschillende geledingen van de MR (personele geleding, oudergeleding en leerlinggeleding) zelfs een instemmingsrecht. De MR is echter volledig buiten spel gezet en er wordt in het geheel geen rekening gehouden met de belangen van ouders en leerlingen. Vooral voor de leerlingen van de vooreindexamen- en eindexamenklassen is de gehele situatie, waarbij zonder een goed plan op zeer korte termijn tot sluiting wordt overgegaan, onverkwikkelijk. Leerlingen van de voor-eindexamenklassen (die al zijn begonnen met hun eindexamenprogramma) en leerlingen die dit jaar zakken voor hun eindexamen zullen voor hun laatste jaar naar een andere school moeten met een ander onderwijssysteem en een ander Programma voor Toetsing en Afsluiting (PTA). Volgens eisers is er inmiddels een chaotische situatie op school ontstaan, waarbij leerlingen spijbelen, docenten uitvallen en er vervelende situaties ontstaan tussen docenten, ouders en leerlingen die verschillend tegen de toekomst aankijken. Ook de aangetrokken plaatsingscoördinator zorgt voor veel onrust. Eisers willen dat het bestuur van PVO een pas op de plaats maakt totdat de Geschillencommissie over de rechtsgeldigheid van het besluit heeft beslist.
3.4.
PVO voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, (nader) ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vaststaat dat PVO zware jaren heeft gekend waarin sprake is geweest van (financieel) wanbeleid onder de eerste bestuurder, waarna enkele bestuurswisselingen hebben plaatsgevonden. Het staat buiten kijf dat dit onrustig moet zijn geweest voor de scholen. Verder staat vast dat de Inspectie de kwaliteit van het onderwijs op verschillende vestigingen van PVO, waaronder PVO Amsterdam, enkele jaren achter elkaar als onder de maat heeft beoordeeld. PVO heeft er hard aan gewerkt om dit te verbeteren en dat heeft er voor PVO Amsterdam in geresulteerd dat na in 2021 en 2022 de beoordeling ‘zeer zwak’ te hebben gekregen zij in 2023 als ‘onvoldoende’ is beoordeeld. Weliswaar zou die beoordeling voldoende zijn voor een verdere bekostiging door de Rijksoverheid maar daarmee is nog steeds sprake van een onvoldoende, terwijl alle kinderen recht hebben op goed onderwijs. PVO Amsterdam kampt bovendien met een teruglopend leerlingenaantal (van 350 in 2021-2022 naar 292 in 2022-2023 naar 266 in het huidige schooljaar).
4.2.
Deze resultaten hebben ertoe geleid dat PVO de levensvatbaarheid van de verschillende vestigingen is gaan onderzoeken en een analyse heeft gemaakt. Daar is eind 2023 uitgekomen dat het volgens PVO de beste oplossing is om vijf vestigingen, waaronder PVO Amsterdam, met ingang van het nieuwe schooljaar te sluiten. Dat is op 18 januari 2024 bekendgemaakt en aan de ouders gecommuniceerd, waarbij is vermeld dat het gaat om een voornemen. De voorzieningenrechter is het wel met eisers eens – en (het huidige bestuur van) PVO heeft dat ook erkend – dat de communicatie naar de ouders te wensen heeft overgelaten waardoor de indruk kan zijn ontstaan dat het al om een definitief besluit ging. Ook vallen bij de stelling van PVO dat nieuwe leerlingen zich nog steeds bij PVO Amsterdam kunnen aanmelden, wel vraagtekens te plaatsen. Op de website staat bij de mogelijkheid tot aanmelding immers vermeld dat de school mogelijk gaat sluiten en dan is het maar de vraag hoeveel leerlingen zich nog zullen aanmelden. Dat PVO nog geen arbeidscontracten heeft beëindigd, ter zake het schoolgebouw nog geen melding ‘einde gebruik’ aan de Gemeente Amsterdam is gedaan en bezittingen nog niet zijn verkocht, lijkt verstandig en passend bij een voorgenomen besluit en ook bij een besluit dat nog getoetst kan/moet worden. Of (reeds) sprake is van een definitief besluit kan evenwel in het midden blijven.
4.3.
De vraag die moet worden beantwoord is of PVO in de afgelopen periode handelingen heeft verricht die onomkeerbaar zijn en of er reden is om (in dit kort geding) alle maatregelen en handelingen die zijn gericht op het geven van uitvoering aan het (voorgenomen) besluit stop te zetten dan wel op te schorten, zoals gevorderd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat niet het geval. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.4.
De rechtsgang die de MR moet bewandelen om de rechtsgeldigheid van het (voorgenomen) besluit te laten toetsen is die via de Geschillencommissie en die procedure is hij gestart. Het is thans aan de Geschillencommissie en niet de voorzieningenrechter om te toetsen of PVO bij een afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot het (voorgenomen) besluit tot sluiting van PVO Amsterdam heeft kunnen komen. De zitting bij de Geschillencommissie vindt over enkele dagen (22 april 2024) plaats en een beslissing is dus binnen afzienbare tijd te verwachten. De voorzieningenrechter zou uitsluitend voor de periode dat er nog geen beslissing van de Geschillencommissie is een ordemaatregel kunnen treffen, bijvoorbeeld als PVO ondertussen onomkeerbare handelingen zou hebben verricht of dreigen te verrichten die niet passen bij een (voorgenomen) besluit dat nog moet worden getoetst.
4.5.
Daarvan is voorshands geen sprake. Nu (het bestuur van) PVO meent dat de school in Amsterdam met ingang van het komend schooljaar moet sluiten, is het zorgvuldig de ouders en leerlingen tijdig te informeren en te wijzen op mogelijke gevolgen en termijnen voor inschrijving op andere scholen. Daar hoort ook bij dat een plaatsingscoördinator op school inventariseert wat leerlingen bij een sluiting zullen doen en een mogelijke overstap naar een andere school begeleidt. Het is begrijpelijk dat dit voor onrust heeft gezorgd, maar het zijn nu eenmaal onder de huidige omstandigheden onvermijdelijke handelingen. Of dit (voorgenomen) besluit tot sluiting, en wel met ingang van het komende schooljaar – dat PVO als enig scenario ziet – de toets der kritiek kan doorstaan, ligt nu voor bij de Geschillencommissie. De Geschillencommissie zal bij haar beoordeling ook het (negatieve) advies van de MR betrekken. Voor ingrijpen bestaat op dit moment dan ook geen reden – of noodzaak. In dit verband is nog relevant dat de Geschillencommissie verzoeken van eisers om de zitting te vervroegen tweemaal heeft afgewezen, kort gezegd omdat wat eisers daartoe hadden aangevoerd niet als onomkeerbaar werd gezien.
4.6.
Het voorgaande betekent reeds dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn. Daar komt bij dat, nu de Geschillencommissie binnen afzienbare tijd met een beslissing zal komen en de school vanaf 27 april 2024 twee weken dicht gaat in verband met de meivakantie, eisers geen (spoedeisend) belang meer bij een voorziening hebben.
4.7.
De gevraagde voorzieningen worden geweigerd en eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van PVO worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 1.795,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van PVO tot op heden begroot op € 1.795,00,
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2024. [1]

Voetnoten

1.type: BPWB