ECLI:NL:RBAMS:2024:2212

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
C/13/744732 / KG ZA 24-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over fraude met cryptocurrency en geldvordering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en meerdere gedaagden, waaronder [gedaagde], BITVAVO B.V. en MODULR FINANCE B.V. De eiseres vorderde onder andere een geldsom van € 85.887,75 van [gedaagde] en een bedrag van € 13.700,00 van BITVAVO, alsook informatie over transacties van de gedaagden. De zaak draait om een fraudezaak waarbij [eiseres] een bedrag van € 85.646,74 heeft overgemaakt naar een rekening van [gedaagde] op basis van vervalste facturen. De voorzieningenrechter oordeelde dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door haar bankgegevens ter beschikking te stellen aan een derde, wat heeft geleid tot de fraude. De vorderingen van [eiseres] werden grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering tot liquidatie van de bewaarportemonnee bij BITVAVO, die werd afgewezen. De voorzieningenrechter stelde ook de eerder opgelegde bevriezingsmaatregel buiten werking. De kosten van de procedure werden toegewezen aan [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/744732 / KG ZA 24-10 EAM/JT
Vonnis in kort geding van 15 februari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 12 januari 2024,
advocaat mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.Z.D. Nasrullah te Den Haag,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BITVAVO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mr. O.J.W. Schotel en mr. R. van den Heuvel te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MODULR FINANCE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mr. B.W. Wijnstekers en mr. M. Vreuls te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde] , Bitvavo en Modulr worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op 11 december 2023 heeft de voorzieningenrechter een brief ontvangen van de advocaat van [eiseres] , gedateerd 8 december 2023, met daarbij gevoegd een aanvraagformulier en een conceptdagvaarding voor een tegen [gedaagde] en Bitvavo aanhangig te maken kort geding. Zowel in de brief als in de conceptdagvaarding heeft [eiseres] verzocht om hangende het kort geding een voorlopige voorziening (een ordemaatregel) te treffen op de voet van artikel 223 Rv.
1.2.
Bij tussenvonnis van 14 december 2023 (met zaak- en rolnummer: C/13/743404 / KG ZA 23-1071) heeft de voorzieningenrechter de verzochte ordemaatregel ex parte toegewezen, met dien verstande dat de verdere behandeling van de ordemaatregel zal worden voortgezet ter zitting van de hoofdvordering. In dat kader is iedere verdere beslissing aangehouden. De inhoud van de in het tussenvonnis van 14 december 2023 genomen beslissing zal hierna bij de feiten worden weergegeven.
1.3.
Formeel gezien had de hoofdzaak kunnen worden voortgezet onder zaak- en rolnummer: C/13/743404 / KG ZA 23-1071. De uitgebrachte dagvaarding (waarbij ook Modulr is gedagvaard) is echter geadministreerd onder zaak- en rolnummer: C/13/744732 / KG ZA 24-10. Nu het hier om één procedure gaat betreft dit vonnis tevens het eindvonnis ten aanzien van de bij tussenvonnis gegeven ordemaatregel in de zaak- en rolnummer: C/13/743404 / KG ZA 23-1071.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2024 heeft [eiseres] haar verzoek om een ordemaatregel nader toegelicht en daarnaast de (hoofd)vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [eiseres] heeft haar vorderingen verminderd in die zin dat zij haar eis op grond van artikel 477a Rv ten aanzien van Modulr niet langer handhaaft. Daarnaast heeft [eiseres] de ten aanzien van Modulr resterende vordering gewijzigd op de wijze zoals hierna onder 3.1 is vermeld. Behalve dat zij de eiswijziging aan de late kant vindt heeft Modulr geen formeel bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging, zodat deze is toegelaten. Gedaagden hebben ieder afzonderlijk verweer gevoerd, Bitvavo mede aan de hand van een op voorhand ingediende conclusie van antwoord. Alle partijen hebben producties ingediend. [eiseres] , Bitvavo en Modulr hebben een pleitnota ingediend. Na verder debat is vonnis bepaald op 14 februari 2024.
1.5.
Bij de mondelinge behandeling waren, voor zover van belang, aanwezig:
- aan de kant van [eiseres] : [naam 1] (bestuurder) met mr. Hupkes;
- [gedaagde] met mr. S.N. Nasrullah (waarnemer van mr. M.Z.D. Nasrullah);
- aan de kant van Bitvavo: mr. [naam 2] (bedrijfsjurist) met mr. Schotel en mr. Van den Heuvel;
- aan de kant van Modulr: mr. Wijnstekers en mr. Vreuls.
1.6.
Op 14 februari 2024 is aan partijen bericht dat het vonnis, in afwijking van de tijdens de mondelinge behandeling aangezegde datum, op 15 februari 2024 zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Op 27 maart 2023 heeft [eiseres] bij de politie aangifte gedaan van fraude. In het proces-verbaal van aangifte staat voor zover van belang het volgende:
“(…) Op 4 maart 2023 09.13 u is van leverancier Biltz BV een factuur ontvangen voor [eiseres] BV door [naam 3] van zusterbedrijf Compagnie Groep BV op email adres [e-mailadres 1] [naam 3] heeft deze mail doorgestuurd aan [naam 1] van [eiseres] BV op [e-mailadres 2] met het verzoek deze te betalen (…)Op 10-3-2023 4.40 u is de mailbox van [naam 3] gehackt (…)Op 13-3-2023 12.38 u is door de dader via [e-mailadres 1] een mail verstuurd aan [naam 1] van [eiseres] BV op [e-mailadres 2] met een gefalsificeerde factuur van Biltz BV met het verzoek deze dezelfde dag te betalen en wel op een gewijzigd ING bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] (…)Op 13 maart 2023 om 14.35 u is door [naam 1] namens [eiseres] BV rekeningnummer [rekeningnummer 2] (…) in goed vertrouwen op de ontvangen correspondentie een bedrag van (…) 85.646,74 overgemaakt op ING bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] . Bij de betaling gaf de bankapp een melding onjuiste tenaamstelling bij dit bankrekeningnummer. De betaling is toch doorgezet omdat Biltz meerdere werkmaatschappijen heeft en geloofd werd dat dit een juiste factuur en bankrekening van Biltz was.(…)(…) [naam 1] (…) melde dat zij de betaling aan Biltz had overgemaakt (…) [naam 3] vroeg daarop over welke betaling zij het had omdat hem niet bekend was dat er nog betalingen aan Biltz moeten worden gedaan. Op dat moment kwamen wij erachter dat er valsee-mails en facturen zijn verstuurd. (…)”
2.2.
Op 30 juni 2023 heeft [gedaagde] bij de politie aangifte gedaan van fraude met betaalproducten. In het proces-verbaal van aangifte staat voor zover van belang het volgende:
“Ik bankierde bij de ING bank met rekeningnummer [rekeningnummer 3] . De rekening staat op mijn naam [gedaagde] . Ik heb de rekening geopend na mijn aankomst in Nederland voor het ontvangen van geld van DUO en van eventueel werk. Ik kom uit Sint Maarten en woon sinds augustus 2021 in Nederland. Vanuit Sint Maarten ken ik een jongen genaamd [naam 4] . Ik had ook normaal contact met [naam 4] . We waren vrienden van elkaar. Ik hoorde dat [naam 4] mij vertelde dat hij een groot bedrag vanuit het buiteland moet ontvangen, maar dat zijn rekening is geblokkeerd en dat hij 5 jaar geen rekeninghouder kan zijn bij een bank in Nederland. Dat geld had hij nodig voor zijn eigen verzorging en de verzorging van zijn zoon. [naam 4] zei tegen mij om een rekening te openen bij een andere bank, zodat hij gebruik kon maken van mijn ING bankrekening. Ik hoorde [naam 4] ook zeggen dat ik liever een andere rekening moest openen omdat het DUO anders vragen gaat stellen, waarom er zoveel geld op mijn rekening wordt bijgeschreven en ik zou daar problemen mee kunnen krijgen. Ik twijfelde en heb heel veel vragen over gesteld. [naam 4] werd blijkbaar zogenaamd boos om mijn vragen. [naam 4] vond het vervelend dat ik zoveel vragen stelde. Ik wilde weten of het legaal was, waar het geld vandaan kwam en waarom hij het kreeg. Ik hoorde [naam 4] zeggen dat hij mijn rekening alleen voor legale praktijken ging gebruiken. Hij zou geld overgemaakt krijgen uit Anguilla/Sint Maarten. [naam 4] en ik hebben veel via de Whatsapp hierover gesproken. Ik doe u al deze gesprekken toekomen. Toen ik vroeg hoeveel geld hij op mijn rekening zou ontvangen. Hoorde ik [naam 4] zeggen dat het om een bedrag van 30.000,00 euro ging. [naam 4] stuurde mij bewijzen als overmakingen van Crypto Graphics waarop ik zou kunnen zien dat hij werkelijk geld zou ontvangen. Dit omdat ik bewijzen vroeg. Ik hoorde [naam 4] zeggen dat hij nooit iets slecht met mij zou doen. [naam 4] heeft zich voorgedaan om mij schuld gevoel te geven. Ik voelde me op een gegeven moment ook schuldig en had meer medelijden met [naam 4] en gaf toe. Op 4 maart 2023, kwam [naam 4] bij mij thuis samen met een vriend. Ik heb geen gegevens van deze vriend. Ik weet alleen dat hij bruin, ik vermoed Surinaams en jong was, vermoedelijk dezelfde leeftijd als [naam 4] .
[naam 4] had mij gevraagd om een foto van mezelf en een foto van mijn identiteitsbewijs. Toen [naam 4] en die vriend bij mij kwamen, overhandigde ik [naam 4] mijn wachtwoord en username van mijn ING account, bedoeld voor zijn eigen gebruik en niet om met anderen te delen. Ik had intussen een andere rekening geopend bij de ABN Amro bank. Op 17 maart 2023, ontving ik een brief van de ING die mij aangaf dat mijn rekeningnummer voorkwam bij frauduleuze activiteiten. Ik merkte ook dat ik niet meer bij mijn rekening kwam. Mijn wachtwoord was gewijzigd. Ik heb contact gezocht met de ING en alle andere banken. Het blijkt dat [naam 4] en blijkbaar die jongen met wie hij mij was een andere persoon of bedrijf hebben opgelicht.(…)Ik heb geen toestemming gegeven om misbruik te maken van mijn bankrekening. Ik wilde enkel een vriend waarvan ik dacht dat hij problemen had helpen. Nu heeft [naam 4] willens en wetens mijn bankrekening misbruikt door voor zover ik kan zien, zichzelf te verrijken met gelden van anderen.
Ik heb hier absoluut geen deel van uit gemaakt. Ik kan u vertellen dat [naam 4] dus in April naar Sint Maarten is vertrokken en wellicht nog daar verblijft. (…) Ik heb geen verdere gegevens van [naam 4] . Ik hoop wel dat jullie hem kunnen vinden en terecht kunnen stellen voor zijn daad. Ik ben in april 2023, met dit verhaal naar de politie geweest, maar ik moest het allemaal afwachten totdat de andere partij aangifte had gedaan.(…)”
2.3.
Bij brief van 4 juli 2023 heeft ABN AMRO Bank N.V. aan [eiseres] bericht dat zij op 12 juni 2023 aan de ontvanger van het op 13 maart 2023 door [eiseres] betaalde bedrag van € 85.646,74 heeft verzocht om dat bedrag terug te storten, maar dat op 11 april 2023 slechts een bedrag van € 40,57 retour is geboekt. In die brief heeft ABN AMRO Bank N.V. meegedeeld dat het bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] van de ontvanger van het geld op naam van [gedaagde] staat en is tevens haar adres meegedeeld.
2.4.
Bij brief van 26 september 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] voor zover van belang het volgende aan [eiseres] geschreven:
“(…) Het staat voorop dat cliënte de gang van zaken betreurt. Vanzelfsprekend is misleiding c.q. fraude in strijd met de wet en hoort al hetgeen op grond daarvan is ontvreemd weer terug te keren naar de rechthebbende. Doch kan cliënte niet aan uw verzoek voldoen, en meent zij dat zij daartoe niet kan worden gehouden.Het is van belang om aan de orde te stellen dat cliënte nimmer daadwerkelijk heeft beschikt over het geldbedrag. Cliënte heeft ook nimmer (rechtstreeks) contact met u gehad en is verder ook niet met u bekend. Cliënte betwist met klem dat zij u heeft misleid. Dat er een geldbedrag naar haar bankrekening is overgemaakt en dat dit geldbedrag (voor korte tijd) op haar rekening heeft gestaan, is cliënte immers pas achteraf bekend geworden. Er is sprake van een situatie waarin cliënte slachtoffer is geworden van identiteits -/ bankfraude. Cliënte heeft hiervan reeds aangifte gedaan bij de politie waarvan zij ook de bewijzen waarover zij beschikt heeft aangeboden. Het geldbedrag dat op de rekening van cliënte is gestort is in een zeer korte tijd en in kleinere bedragen door de fraudeur doorgestort naar andere rekeningen (die cliënte onbekend zijn). Dit alles heeft cliënte pas geconstateerd toen deze transacties al waren verricht. (…)”
2.5.
In september en oktober 2023 heeft de advocaat van [eiseres] zowel aan de advocaat van [gedaagde] als aan ING Bank N.V. meerdere keren verzocht om de ING bankafschriften van [gedaagde] over de periode maart, april en mei 2023. Daarnaast heeft [eiseres] in oktober 2023 aan de advocaat van [gedaagde] verzocht om de aangifte wegens identiteitsfraude te doen toekomen.
2.6.
Op 30 november 2023 heeft [eiseres] een afschrift van de ING bankrekening van [gedaagde] met rekeningnummer [rekeningnummer 1] ontvangen. Daaruit blijkt dat er – nadat er op die bankrekening op 13 maart 2023 door [eiseres] het bedrag van € 85.646,74 was bijgeschreven – vanaf die bankrekening op 13 en 14 maart 2023 in totaal een bedrag van € 61.600,00 is overgemaakt naar een Bitvavo-account en er vanaf die bankrekening op 14 maart 2023 in totaal een bedrag van
€ 24.000,00 is overgemaakt naar een bij Modulr aangehouden bankrekening op naam van [gedaagde] .
2.7.
Bij e-mail van 4 december 2023 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] (via haar advocaat) gesommeerd om het op haar bankrekening bijgeschreven bedrag te restitueren. Daarop is door [gedaagde] niet gereageerd en evenmin is zij overgegaan tot terugbetaling.
2.8.
Bij verzoekschrift van 14 december 2023 heeft [eiseres] aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om ten laste van [gedaagde] conservatoir derdenbeslag te mogen leggen onder Modulr ter zekerheid van het verhaal van een vordering van in hoofdsom € 85.888,00. De voorzieningenrechter heeft het gevraagde verlof bij beschikking van 15 december 2023 verleend. Het beslag is vervolgens bij exploot van 19 december 2023 onder Modulr gelegd, met de aanzegging dat Modulr binnen twee weken haar derdenverklaring moet afleggen. Bij exploot van 22 december 2023 is het beslag aan [gedaagde] overbetekend.
2.9.
Op basis van een door [eiseres] ingediende conceptdagvaarding met [gedaagde] en Bitvavo als gedaagden, waarin [eiseres] een ex parte ordemaatregel heeft gevorderd, heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank (zonder [gedaagde] en Bitvavo te horen) bij tussenvonnis van 14 december 2023 (met zaak- en rolnummer: C/13/743404 / KG ZA 23-1071) het volgende beslist:
“3.1. beveelt Bitvavo voor de duur van dit kort geding om binnen twee dagen nadat [eiseres] dit tussenvonnis heeft laten betekenen de activa behorende bij de gebruikersrekening van [gedaagde] en/of de gebruikersrekening met kenmerk [kenmerk] te bevriezen, althans om de rechten om transacties te verrichten met deze gebruikersrekening te schorsen,
3.2.
verbiedt Bitvavo om haar klant van de onder 3.1 bedoelde rekening in kennis te stellen van deze ordemaatregel voor deze is uitgevoerd,
3.3.
beveelt Bitvavo om binnen twee weken na betekening van dit tussenvonnis per e-mail aan de advocaat van [eiseres] bekend te maken op welke dag en tijdstip de onder 3.1 bedoelde ordemaatregel is ingegaan en welke activa daardoor zijn getroffen, met meezending van een schermafbeelding van het gebruikersaccount op het moment van effectuering van de maatregel,
3.4.
veroordeelt Bitvavo tot betaling van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere overtreding van de onder 3.1, 3.2 en 3.3 genoemde bevelen en verboden, te vermeerderen met een dwangsom van€ 10.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, een en ander met maximum van€ 100.000,-,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
bepaalt dat de verdere behandeling van deze ordemaatregelen wordt voortgezet ter zitting van de hoofdvordering in dit kort geding op de wijze zoals beschreven onder 2.6 van dit vonnis,
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.”
2.10.
Het tussenvonnis van 14 december 2023 is bij exploot van 19 december 2023 aan Bitvavo betekend, met het bevel om aan de inhoud daarvan te voldoen.
2.11.
Bij e-mail van 2 januari 2024 heeft de advocaat van [eiseres] aan Modulr geschreven dat Modulr haar derdenverklaring op grond van de wet uiterlijk diezelfde dag nog moet geven en is Modulr verzocht om uiterlijk op 4 januari 2024 (een afschrift van) de bankmutaties op de door [gedaagde] bij Modulr aangehouden bankrekening over de periode van 1 maart 2023 tot en met 31 december 2023 te doen toekomen.
2.12.
Bij e-mail van 2 januari 2024 heeft Bitvavo conform randnummer 3.3 van het tussenvonnis van 14 december 2023 aan de advocaat van [eiseres] meegedeeld dat het Bitvavo-account van [gedaagde] al geruime tijd is bevroren, dat er sinds de bevriezing geen in- of uitboekingen hebben plaatsgevonden en dat de totale waarde van de in haar Bitvavo-account aanwezige assets op 19 december 2023 een bedrag van € 13.696,67 bedroeg. Bij die e-mail is gevoegd een
balance sheetmet nadere details. Daaruit blijkt dat is bevroren 0,00238069 BTC (bitcoin; met ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding een waarde van ongeveer € 95,00) en daarnaast € 13.605,00.
2.13.
Bij e-mail van 8 januari 2024 heeft Modulr aan de advocaat van [eiseres] meegedeeld dat zij pas recent hebben kennisgenomen van (de correspondentie over) de beslagstukken en is verzocht om een vertaling van de beslagstukken om het proces te versnellen. Ten slotte is in die e-mail verzocht om uitstel van de aangekondigde juridische procedure.
2.14.
Bij e-mail van 23 januari 2024 heeft de advocaat van Modulr aan de advocaat van [gedaagde] verzocht om zo spoedig mogelijk te bevestigen dat [gedaagde] toestemming geeft voor het delen van haar bankafschriften met betrekking tot haar bij Modulr aangehouden bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 4] over de periode 1 maart 2023 tot en met 31 december 2023.
2.15.
Op 25 januari 2024 heeft de door [eiseres] ingeschakelde deurwaarder een door Modulr op 17 januari 2024 ingevulde derdenverklaring ontvangen. Daaruit blijkt dat [gedaagde] bij Modulr een bankrekening aanhoudt met het bankrekeningnummer [rekeningnummer 4] , maar dat het saldo ten tijde van de beslaglegging €0,00 bedroeg.
2.16.
Bij e-mail van 29 januari 2024 heeft de advocaat van Modulr aan de advocaat van [eiseres] een overzicht doen toekomen van de mutaties op de door [gedaagde] bij Modulr aangehouden bankrekening met rekeningnummer
[rekeningnummer 4] . Daarbij is verzocht om de tegen Modulr ingestelde eis in te trekken. Uit het door het Kroatische Wirex Digital D.o.o. (hierna: Wirex) opgemaakte mutatieoverzicht over de periode 31 december 2022 tot en met
31 december 2023 blijkt onder meer dat er op 14 maart 2023 in drie delen in totaal voor € 24.000,00 (minus € 354,69 aan kosten) is omgewisseld in BTC (bitcoin) en dat het saldo op de bankrekening zowel aan het begin als aan het eind van de uitgevraagde periode € 0,00 bedroeg.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – na vermindering en wijziging van eis – om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 85.887,75, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 11 april 2023;
II. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 1.631,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
III. Bitvavo te veroordelen om de activa in de digitale bewaarportemonnee te liquideren en om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 13.700,00;
IV. Bitvavo op de voet van artikel 843a Rv te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het transactieoverzicht van de gebruikersrekening van [gedaagde] over de periode 1 maart 2023 tot en met 31 december 2023 toe te zenden;
V. [gedaagde] te veroordelen de afdrachten als bedoeld onder III. te dulden;
VI. Modulr op de voet van artikel 843a Rv te veroordelen om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de bitcoin-adressen bekend te maken behorende bij de transacties van 14 maart 2023;
VII. Bitvavo en Modulr te veroordelen tot betaling van een dwangsom van
€ 10.000,00 voor iedere overtreding van de onder IV. en VI. genoemde veroordelingen, te vermeerderen met een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, een en ander met een maximum van
€ 100.000,00;
VIII. [gedaagde] en Modulr te veroordelen in de proceskosten, waaronder de beslagkosten ter hoogte van € 452,00.
3.2.
[gedaagde] voert het volgende verweer. De jegens [gedaagde] ingestelde vorderingen moeten worden afgewezen. Zij heeft zelf aangifte van fraude gedaan. Wat er precies is gebeurd, anders dan reeds in het proces-verbaal van aangifte staat beschreven, weet [gedaagde] niet. Zij heeft aangifte gedaan, omdat zij de onderste steen boven wilde krijgen. [gedaagde] is geen dader of medepleger, zoals [eiseres] lijkt te menen. [naam 4] heeft ingespeeld op haar
vertrouwen en heeft op sluwe wijze informatie ontfutseld. [naam 4] is in Sint Maarten en [gedaagde] heeft geen contact meer met hem. Als [gedaagde] al schuldig zou zijn, dan geldt dat ook sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiseres] . Kennelijk is er gehackt en een factuur vervalst. Binnen de organistatie van [eiseres] had men alert moeten zijn, nadat er verzocht werd om te betalen aan een nieuw rekeningnummer bij een andere bank en er vervolgens bij het betalen een melding kwam van een onjuiste tenaamstelling. Dat [eiseres] niet alert is geweest en de betaling heeft doorgezet, kan haar worden verweten en toegerekend. [eiseres] heeft zelf een eigen verantwoordelijkheid om bij het verrichten van betalingen de veiligheidsrisico’s in acht te nemen, wat zij heeft nagelaten. Ten aanzien van het gelegde beslag en de bevriezing van het Bitvavo-account heeft [gedaagde] geen bezwaar. Het zijn immers niet haar gelden of tegoeden. Het telefoonnummer, het
e-mailadres en het woonadres die zijn gebruikt bij het aanmaken van de nieuwe bankrekening bij Modulr komen niet overeen met die van [gedaagde] . [gedaagde] heeft haar telefoonnummer en e-mailadres ook niet ter beschikking gesteld. Het enige wat zij heeft gedaan is het ter beschikking stellen van haar ING gegevens en zij erkent dat zij dat niet had moeten doen. Zij is al verantwoordelijk gehouden voor het feit dat haar bankgegevens zijn gebruikt door een derde, doordat zij is opgenomen in de verwijzingsregisters. Zij kan niet meer bankieren bij een bank. [eiseres] heeft ten slotte nagelaten te vermelden op welke rechtsgrond de betaling aan [gedaagde] is verricht, een officiele factuur of instructie ontbreekt, aldus [gedaagde] .
3.3. Bitvavo voert – samengevat – het volgende verweer. Om onnavolgbare redenen heeft [eiseres] de indruk dat zij geen conservatoir beslag kon leggen. Bitvavo is niet gehoord voorafgaand aan het bevriezingsbevel en is daardoor in haar recht op hoor en wederhoor geschaad. Voor schending van dat recht was geen zwaarwichtige reden. [eiseres] heeft onvoldoende gesteld dat sprake zou zijn van onherstelbare schade. Niet in geschil is dat Bitvavo aan het bevriezingsbevel heeft voldaan. Het bevriezingsbevel heeft Bitvavo echter in een zeer lastige positie gebracht. Praktisch is onduidelijk hoe zij daaraan moet voldoen. Er wordt daarbij veel meer van haar gevraagd dan bij een conservatoir beslag en het brengt veel onnodige kosten met zich. [eiseres] had gewoon conservatoir beslag kunnen leggen onder de aan Bitvavo gelieerde bewaarentiteit Stichting Bitvavo Payments (hierna tevens: de Stichting). Bij zo’n conservatoir beslag zijn de beslagobjecten niet de digitale valuta, maar de vordering(en) van de gebruiker op de Stichting. Voor een alternatieve
freezing orderis geen plaats. Bitvavo kan bovendien niet aan het tussenvonnis voldoen en evenmin aan de vordering om over te gaan tot liquidatie van de bewaarportemonnee, nu de Stichting de rechtspersoon is op wie de gebruiker een vordering heeft. Bitvavo onderhoudt slechts het platform waarop gebruikers kunnen handelen. Er is geen grondslag voor de bevriezings- en liquidatievordering en aan een eventuele liquidatie van de bewaarportemonnee en uitbetaling van de waarde van de daarin aanwezige assets kleven vele problemen. Het tussenvonnis moet dan ook worden ingetrokken en de daarin toegewezen vorderingen moeten alsnog worden afgewezen. In lijn daarmee moet ook de vordering tot liquidatie en uitbetaling van de waarde van de betaalportemonnee worden afgewezen. De exhibitievordering moet ook worden afgewezen. [eiseres] heeft onvoldoende gesteld waarom zij een rechtmatig belang zou hebben en heeft niet gesteld en evenmin aannemelijk gemaakt dat er een rechtsbetrekking is tussen [eiseres] en Bitvavo. Bovendien bevat het transactieoverzicht privacygevoelige informatie. De exhibitievordering moet daarom wegens gewichtige redenen als bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv worden afgewezen. De gevorderde dwangsom ten aanzien van de exhibitievordering is niet proportioneel en is onnodig, omdat Bitvavo bij een veroordelend vonnis zal meewerken. Ook een belangenafweging dient, onder meer nu [eiseres] voor een bevriezingsbevel heeft gekozen terwijl zij beslag had kunnen leggen, in het voordeel van Bitvavo uit te vallen. [eiseres] heeft geen spoedeisend belang bij haar vorderingen. Nu Bitvavo als gedaagde in deze procedure is betrokken door [eiseres] , terwijl [eiseres] de ongegrondheid van haar vordering moest kennen en misbruik van procesrecht heeft gemaakt, moet [eiseres] worden veroordeeld in de daadwerkelijke proceskosten van Bitvavo ter hoogte van
€ 16.965,50, aldus Bitvavo.
3.4.
Modulr voert – samengevat – het volgende verweer. Modulr verstrekt betaalrekeningen voor klanten van Wirex die zijn geïntegreerd in het platform van Wirex. Modulr heeft er alles aan gedaan om [eiseres] te voorzien van de door haar (aanvankelijk) gevorderde rekeningafschriften. Modulr had eerst toestemming van [gedaagde] nodig om de rekeningafschriften te mogen verstrekken. Het op
29 januari 2024 verstrekte van Wirex afkomstige mutatieoverzicht bevat een weergave van de mutaties binnen het Wirex-platform op de door [gedaagde] bij Modulr aangehouden betaalrekening. Met die verstrekking heeft Modulr aan de (aanvankelijke) vordering van [eiseres] voldaan. Modulr is niet gehouden om meer gegevens te verstrekken. Zij kan dat ook niet. Zodra er op een bij Modulr aangehouden betaalrekening gelden worden overgeboekt naar een account van Wirex – wat gebeurt bij aankoop van cryptocurrency – is de transactie volledig uit beeld bij Modulr. Modulr begrijpt dat [eiseres] ook de identiteit van de tweedegraadsrekeninghouders wil achterhalen, maar voor meer informatie moet [eiseres] zich richten tot Wirex. Dat het hier om fraude gaat maakt dat niet anders. Een op grond van artikel 843a Rv ingestelde vordering kan er bovendien niet op gericht zijn om stukken op te vragen bij een derde. [eiseres] vordert in feite dat Modulr moet bewerkstelligen dat de gegevens beschikbaar komen. Dat bij Modulr en Wirex sprake zou zijn van geïntegreerde dienstverlening kan geen grondslag voor de 843a Rv vordering zijn. Bij onverhoopte toewijzing van de vordering geldt dat een dwangsom, gezien de door Modulr getoonde bereidheid om mee te werken, niet noodzakelijk is. De termijn van twee weken voor het doen van de derdenverklaring na het beslag is geen vervaltermijn. Een veroordeling van Modulr in de proceskosten kan dan ook niet aan de orde zijn. Als Modulr wordt veroordeeld tot toezending van de gegevens dan zal zij eerst moeten bewerkstelligen dat zij over de gevorderde gegevens kan beschikken. De gewijzigde vordering jegens Modulr moet worden afgewezen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente, aldus Modulr.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Geldvordering

4.1.
De ten laste van [gedaagde] gevorderde voorziening zoals weergegeven onder 3.1 sub I. strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
4.2.
[gedaagde] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij slechts het slachtoffer is van identiteitsfraude. [gedaagde] heeft erkend dat zij haar ING-betaalrekening ter beschikking heeft gesteld aan [naam 4] . Dit is haar reeds verboden op grond van de algemene bankvoorwaarden en dat had [gedaagde] moeten althans kunnen weten. Uit het proces-verbaal van de door [gedaagde] gedane aangifte blijkt bovendien dat zij van [naam 4] had vernomen dat zijn eigen rekening was geblokkeerd, dat hij vijf jaar niet mocht bankieren en dat er een grote som geld op haar rekening zou worden gestort. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal dat zij reeds twijfels had aan de intenties van [naam 4] , maar dat zij vervolgens toch haar bank inloggegevens heeft afgestaan. Hiermee heeft [gedaagde] haar rekening, terwijl zij beter had moeten weten, ter beschikking gesteld voor frauduleus handelen. Kennelijk heeft zij vervolgens ook een foto van zichzelf afgegeven (of laten maken), alsmede een foto van haar identiteitsbewijs, waarmee zij heeft gefaciliteerd dat er op haar naam een account bij Bitvavo en een betaalrekening bij Modulr kon worden geopend, waardoor de frauduleus onttrokken gelden konden worden weggesluisd. Voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] op voornoemde gronden onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] . [gedaagde] is dan ook gehouden het gehele onttrokken bedrag terug te betalen.
4.3.
Voor zover [gedaagde] zich beroept op eigen schuld van [eiseres] (op de voet van artikel 6:101 BW), omdat [eiseres] bij de betaling niet alert zou zijn geweest, kan dat verweer haar niet baten. De billijkheid vereist immers dat de vergoedingsplicht van [gedaagde] geheel in stand blijft, gelet op de uiteenlopende ernst van de wederzijdse gemaakte fouten (voor zover [eiseres] bij de betaling niet alert genoeg is geweest valt dat in het niet bij het actief faciliteren van fraude door [gedaagde] ) en de aard van de onrechtmatige daad (fraude).
4.4.
Gelet op het voorgaande is het bestaan en de omvang van de geldvordering voldoende aannemelijk. [eiseres] heeft een voldoende spoedeisend belang bij haar geldvordering. Van haar kan het afwachten van een bodemprocedure niet worden gevergd. Daarmee voldoet de geldvordering aan het onder 4.1 genoemde criterium, zodat deze zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen.
4.5.
[eiseres] maakt jegens [gedaagde] aanspraak op de vergoeding van een bedrag van € 1.631,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van dat bedrag is conform het Besluit Vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (Besluit BIK), zodat die vordering zal worden toegewezen.
Bevriezingsmaatregel
4.6.
Bitvavo voert aan dat het bevriezingsbevel dat haar is opgelegd bij tussenvonnis van 14 december 2024 achterwege had moeten blijven, omdat [eiseres] had kunnen en moeten volstaan met het ten laste van [gedaagde] leggen van conservatoir derdenbeslag onder Stichting Bitvavo Payments.
4.7.
Hoewel [eiseres] in haar conceptdagvaarding van 8 december 2023 voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang had bij de gevraagde ordemaatregel en dat die ordemaatregel ex parte moest worden gegeven, is tijdens de mondelinge behandeling in dit kort geding duidelijk geworden dat het voor [eiseres] wel degelijk mogelijk was geweest om conservatoir beslag te leggen.
4.8.
Bitvavo heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiseres] er, voorafgaand aan het indienen van een beslagrekest, op een eenvoudige wijze achter had kunnen komen dat de gebruikers van Bitvavo een vordering hebben op de Stichting, en dat [eiseres] bij twijfel ook andere aan Bitvavo gelieerde entiteiten als derdebeslagene had kunnen noemen.
4.9.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat bij haar de vrees bestaat dat wanneer zij in een beslagrekest het beslagobject onvoldoende duidelijk of onvolledig omschrijft, zij mis zal grijpen bij de beslaglegging. Bijvoorbeeld wanneer zij niet alle verschillende crypto-munten waarin bij Bitvavo kan worden gehandeld noemt en de activa in de digitale bewaarportemonnee juist in een niet genoemde crypto-munt blijkt te zitten. Bitvavo heeft daarop duidelijk gemaakt dat dat kan worden ondervangen door in het beslagrekest te vermelden dat het beslag dient te zien op alle vorderingen die een gebruiker heeft op de Stichting, waaronder alle digitale valuta die in het account staan en daarbij te verwijzen naar de openbaar te raadplegen meest actuele lijst met crypto-munten waarin bij Bitvavo kan worden gehandeld en daarbij tevens te vermelden dat het beslag ook dient te zien op eventuele nieuwe crypto-munten die onlangs aan het platform van Bitvavo zijn toegevoegd, alsmede op eventueel aanwezig fiatgeld (liquiditeit).
4.10.
Gelet op deze toelichting wordt Bitvavo gevolgd in haar standpunt dat het leggen van conservatoir derdenbeslag onder de Stichting op de vorderingen die de gebruiker heeft op de Stichting (de activa in een digitale bewaarportemonnee) op voornoemde manier wel degelijk mogelijk is en ook doel kan treffen.
4.11.
Nu de beslag- en executiepraktijk rondom cryptocurrency nog niet uitgekristalliseerd is, kan het [eiseres] niet worden verweten dat zij om een ordemaatregel heeft gevraagd in plaats van een beslagverlof. Gezien het voortschrijdend inzicht aangaande de beslagmogelijkheden geldt echter dat het bevriezingsbevel bij nader inzien niet gegeven had moeten worden. Het in het tussenvonnis van 14 december 2023 gegeven bevriezingsbevel en de daaraan verbonden overige beslissingen zullen dan ook buiten werking worden gesteld op de wijze zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.12.
Het voorgaande maakt dat de vordering zoals weergegeven onder 3.1 sub III. wordt afgewezen. Dit kort geding, waarin weliswaar de geldvordering jegens [gedaagde] wordt toegewezen, kan niet dienen als opmaat tot liquidatie van de bewaarportemonnee. De normale regels van beslag- en executierecht moeten worden toegepast. Vordering sub V. volgt dan hetzelfde lot.
4.13.
Overigens heeft Bitvavo toegelicht dat het Bitvavo-account op naam van [gedaagde] ook zonder bevriezingsbevel bevroren blijft. [eiseres] kan derhalve alsnog beslag leggen zonder ervoor te hoeven vrezen dat de activa uit de digitale bewaarportemonnee worden gehaald.
Exhibitievorderingen
4.14.
Als uitgangspunt geldt dat een vordering op grond van artikel 843a Rv kan worden toegewezen indien aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan: (i) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben bij afgifte van de bescheiden, (ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij zijn en (iv) de wederpartij moet over de bescheiden beschikken.
4.15.
Ten aanzien van de jegens Bitvavo ingestelde 843a Rv vordering geldt het volgende. Het rechtmatig belang bestaat erin dat [eiseres] met behulp van de bescheiden die zij wenst in te zien haar verhaalskansen jegens derden kan onderzoeken en een vordering jegens die derden kan instellen. Zonder kennis van die gegevens, die voldoende specifiek zijn bepaald, is zij daartoe niet in staat. [eiseres] is voorts partij bij de desbetreffende rechtsbetrekking (eiser ten aanzien van de geldvordering op [gedaagde] ). Onbetwist is dat Bitvavo over de afschriften beschikt of kan beschikken. Dat het gaat om privacygevoelige informatie maakt niet dat de exhibitievordering wegens gewichtige redenen als bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv moet worden afgewezen. Het gaat hier immers om fraude. [eiseres] heeft al met al ten aanzien van de jegens Bitvavo ingestelde 843a Rv vordering voldoende aannemelijk gemaakt dat aan voormelde criteria is voldaan, zodat die vordering nu [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft zal worden toegewezen.
4.16.
[eiseres] heeft ten aanzien van de jegens Modulr ingestelde 843a Rv vordering om voornoemde redenen eveneens voldoende aannemelijk gemaakt dat aan voormelde criteria is voldaan, zodat die vordering ook zal worden toegewezen. Ook bij deze vordering heeft [eiseres] een spoedeisend belang. Anders dan Modulr meent is het wel degelijk mogelijk dat degene van wie inzage wordt gevorderd, de bescheiden niet fysiek onder zich heeft, bijvoorbeeld omdat deze zich bij derden bevinden. Van een partij kan verwacht worden dat deze zich inspant om de gevraagde bescheiden beschikbaar te krijgen, bijvoorbeeld door deze bij een derde (in dit geval Wirex) op te vragen. Modulr heeft niet aangevoerd dat Wirex niet over de gevraagde bescheiden beschikt en evenmin dat het onmogelijk is om de gevorderde bescheiden van Wirex te verkrijgen.
4.17.
Aan de veroordelingen op de voet van artikel 843a Rv zal als prikkel tot nakoming een dwangsom worden verbonden. Deze zal worden beperkt en gemaximeerd op de wijze zoals in de beslissing is vermeld. Indien Bitvavo en Modulr aan de veroordelingen voldoen ondervinden zij ook geen last van de dwangsommen.
Proces- en beslagkosten
4.18.
[eiseres] vordert [gedaagde] en Modulr te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Geen aanleiding wordt gezien om Modulr in die kosten te veroordelen. De vordering is jegens [gedaagde] gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden aan de hand van de overgelegde exploten begroot op € 451,76 aan explootkosten en € 554,00 aan salaris advocaat.
4.19.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 115,22
- griffierecht 2.889,00 (waarvan € 676,00 in verband met een
verzoekschrift conservatoir beslag)
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 4.111,22.
4.20.
Voor een werkelijke proceskostenveroordeling zoals door Bitvavo is verzocht wordt geen aanleiding gezien. Van misbruik van procesrecht aan de zijde van [eiseres] is geen sprake. Aangezien [eiseres] en Bitvavo ieder als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
4.21.
Nu Modulr grotendeels aan de aanvankelijke vorderingen heeft voldaan wordt geen aanleiding gezien om Modulr in de proceskosten te veroordelen. Aangezien [eiseres] en Modulr voorts ieder als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
stelt de onder 3.1 tot en met 3.4 van het dictum van het tussenvonnis van
14 december 2023 uitgesproken beslissing buiten werking,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 85.887,75 (zegge: vijfentachtigduizend achthonderdzevenentachtig euro en vijfenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 11 april 2023 tot aan de dag van volledige voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.631,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.4.
veroordeelt Bitvavo op de voet van artikel 843a Rv om binnen vier weken na betekening van dit vonnis het transactieoverzicht van de gebruikersrekening van [gedaagde] over de periode 1 maart 2023 tot en met 31 december 2023 toe te zenden aan [eiseres] ,
5.5.
veroordeelt Modulr op de voet van artikel 843a Rv om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan [eiseres] de bitcoin-adressen bekend te maken behorende bij de transacties van 14 maart 2023,
5.6.
veroordeelt Bitvavo tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom van
€ 5.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de onder 5.4 genoemde veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,00,
5.7.
veroordeelt Modulr tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom van
€ 5.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de onder 5.5 genoemde veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,00,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op
€ 1.005,76,
5.9.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 4.111,22,
5.10.
compenseert de kosten van deze procedure tussen [eiseres] en Bitvavo, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.11.
compenseert de kosten van deze procedure tussen [eiseres] en Modulr, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.12.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.E. Tiddens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: JT