6.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een omstander door hem met een hard voorwerp op het hoofd te slaan. Dit gebeurde kort nadat verdachte al een oudere vrouw had mishandeld door haar te slaan en haar tegen de borst te schoppen. Dit zijn ernstige feiten waarmee verdachte een onaanvaardbare inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke en fysieke integriteit van de slachtoffers. Ook roepen dergelijke feiten in zijn algemeenheid gevoelens van onveiligheid op bij zowel de slachtoffers als bij de maatschappij, wat is gebleken uit de commotie die is ontstaan op straat en in de winkel tijdens de feiten. Het geweld vond overdag plaats en het was druk op straat. Verdachte heeft weliswaar, nadat hij de vrouw mishandelde, zelf ook geweld ondergaan van aangever [slachtoffer 1] en wel zodanig dat hij daardoor ten val kwam, maar - zoals uit het voorgaande volgt – kan dit zijn reactie daarop richting [slachtoffer 1] niet rechtvaardigen. Hij kon en had anders moeten handelen dan hij heeft gedaan. Zoals verdachte zelf ook ter zitting heeft erkend, had hij moeten wachten op de politie die kennelijk al onderweg was, om zo te kunnen aantonen dat de telefoon van hem zelf was in plaats van over te gaan tot geweld.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verkopen van cocaïne. Handel in harddrugs dient krachtig bestreden te worden, nu het gebruik daarvan gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers en kan leiden tot verslaving. Het gebruik van en de handel in drugs leidt bovendien direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormt zo een bron van overlast voor de samenleving. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Hij heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin, zonder stil te staan bij de nadelige consequenties van zijn gedrag voor anderen.
Het strafblad van verdachte
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verminderde toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia-rapport van 10 januari 2024, opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog. Dit rapport houdt (voor zover van belang voor de strafoplegging) onder meer het volgende in, zakelijk weergegeven: bij verdachte is sprake van psychische problematiek welke zich in twee hypotheses laat beschrijven, namelijk dat bij hem sprake zou zijn van beperkte intellectuele capaciteiten in combinatie met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, dan wel dat sprake zou zijn van een schizofrene ontwikkeling of een combinatie van beide. In beide gevallen staat in de belevingswereld van verdachte centraal de gedachte dat anderen niet te vertrouwen zijn en dat hij op zichzelf is aangewezen. Van deze psychische problematiek was ook sprake ten tijde van de ten laste gelegde feiten en lijkt daarop van invloed te zijn geweest. Verdachte zegt dat wanneer hij geslagen wordt, hij altijd terug slaat. Deze coping lijkt samen te hangen met zijn wantrouwen en de overtuiging dat hij op zichzelf is aangewezen, in combinatie met zijn intellectuele beperkingen. In situaties van verhoogde innerlijke onrust brengen de intellectuele beperkingen namelijk met zich mee dat verdachte complexe situaties niet goed overziet, weinig verstandelijke mogelijkheden heeft om oplossingen te vinden en al snel is aangewezen op meer impulsieve, emotionele reacties die al snel gekleurd zijn door wantrouwen. Hoewel verdachte verstandelijk in staat moet worden geacht om de wederrechtelijkheid van zijn handelen in te kunnen zien, kan hij echter als gevolg van zijn psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig dat inzicht geheel in vrijheid te bepalen. Er wordt daarom geadviseerd om de ten laste gelegde feiten verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en houdt hier in strafverlagende zin rekening mee.
Adolescentenstrafrecht
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 20 maart 2024, opgesteld door M. Dort. Ook de reclassering concludeert op basis van de informatie uit de Pro-Justitia rapportage dat verdachte de gevolgen van zijn gedrag onvoldoende kan overzien en dat hij over onvoldoende oplossingsstrategieën beschikt. Het advies is om het adolescentenstrafrecht toe te passen, nu verdachte over het geheel bezien intellectueel en sociaal-emotioneel op een jonger niveau functioneert dan zijn kalenderleeftijd zou doen vermoeden. Er lijkt sprake te zijn van een pedagogisch leefklimaat, nu verdachte woonachtig is bij zijn vader en hij gevoelig lijkt te zijn voor pedagogische beïnvloeding.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten in zaak A 19 jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kan op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het zogenaamde adolescentenstrafrecht (jeugdstrafrecht) worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of als de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies en het verhandelde ter zitting ziet de rechtbank aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Uitgangspunten voor de strafoplegging
De rechtbank hanteert de oriëntatiepunten voor straftoemeting jeugd die rechtbanken hebben vastgesteld (LOVS-oriëntatiepunten) als vertrekpunt voor de strafoplegging. Bij een zware mishandeling met behulp van een wapen geldt jeugddetentie voor de duur van drie maanden als uitgangspunt. Aangezien in dit geval sprake is van een poging neemt de rechtbank als uitgangspunt 120 uur taakstraf. Een taakstraf van 40 uren is het uitgangspunt bij een eenvoudige mishandeling waarbij meerdere klappen of schoppen zijn gegeven. Het aanwezig hebben van 0 tot 5 gram harddrugs leidt in beginsel tot een taakstraf voor de duur van circa 40 uren.
Strafoplegging
Alles afwegende en rekening houdend met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte komt de rechtbank tot de volgende straf. Aan verdachte wordt een werkstraf voor de duur van 130 uren opgelegd, met aftrek van het voorarrest. Aangezien verdachte al ruim vier maanden in voorarrest heeft doorgebracht voor onderhavige feiten, zal de rechtbank – hoewel zij dat zeer wenselijk had geacht, gelet op bovenstaande rapportages – daarbij geen voorwaardelijk deel opleggen. Voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel is geen ruimte meer.