Uitspraak
[veroordeelde],
Procedure
Bezwaar
Standpunt van het openbaar ministerie
Beoordeling
Beslissing
ongegrond.
Rechtbank Amsterdam
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 16 april 2024, is het bezwaar van een veroordeelde tegen de afname van DNA-materiaal op grond van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat het arrest van het Hof van Justitie van 30 januari 2024 (ECLI:EU:C:2024:97) niet leidt tot de conclusie dat de Nederlandse rechtspraktijk rondom de Wet DNA niet rechtmatig is. De rechtbank ziet geen reden om de behandeling van het bezwaar aan te houden voor het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. Het bevel tot DNA-afname voldoet aan de wettelijke eisen en de uitzonderingen zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet DNA doen zich hier niet voor.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar tijdig en op de juiste wijze is ingediend. De raadsman van de veroordeelde heeft betoogd dat de wetgeving omtrent DNA-onderzoek in strijd is met het recht van de Europese Unie, maar de rechtbank is van oordeel dat de Nederlandse wetgeving niet in strijd is met de Europese richtlijnen. De rechtbank wijst erop dat de Wet DNA enkel betrekking heeft op veroordeelden en dat er geen algemene regeling is voor het verzamelen van DNA van verdachten.
De rechtbank concludeert dat het bevel tot DNA-afname rechtmatig is en dat er geen uitzonderingssituatie van toepassing is. De rechtbank verklaart het bezwaar ongegrond, wat betekent dat de afname van DNA-materiaal kan doorgaan. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.