ECLI:NL:RBAMS:2024:2190

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
23/4743
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Woo-verzoek inzake geheimhouding gemeentelijke documenten

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2024, zaaknummer AMS 23/4743, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar Woo-verzoek door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam beoordeeld. Eiseres had op 1 december 2022 verzocht om openbaarmaking van informatie met betrekking tot de toezegging van de wethouder over de herziening van bestuurlijke boetes voor administratieve overtredingen, zoals vakantieverhuur van eigen woningen. Het college heeft dit verzoek afgewezen op 14 maart 2023, met als reden dat het document waarop geheimhouding was opgelegd, openbaarmaking zou belemmeren van het goed functioneren van de gemeente, zoals bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder i, van de Wet open overheid (Woo). Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar op 6 juli 2023 gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 26 maart 2024 is behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college terecht geheimhouding heeft opgelegd, omdat openbaarmaking van het document juridische risico's voor de gemeente met zich meebrengt. De rechtbank oordeelt dat het belang van het goed functioneren van de gemeente zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking van het document. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4743

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: G.F.M.G. Heutink),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, hierna: het college
( [gemachtigde verweerder] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing door het college van het verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van eiseres van 1 december 2022. In dit Woo-verzoek heeft eiseres verzocht om openbaarmaking van de informatie die betrekking heeft op de toezegging door de wethouder dat de bestuurlijke boetes voor administratieve overtredingen zoals vakantieverhuur van de eigen woning, onder de loep worden gelegd en opnieuw vastgesteld worden op een lager bedrag.
1.2.
Op 17 februari 2023 heeft het college het eerste deelbesluit genomen. Het college heeft het Woo-verzoek met het tweede deelbesluit van 14 maart 2023 afgewezen voor zover het gaat om een document waarop geheimhouding is opgelegd.
1.3.
Eiseres heeft op 17 maart 2023 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 maart 2023. Met het bestreden besluit van 6 juli 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van het Woo-verzoek gebleven.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of het college terecht tot een afwijzing van het Woo-verzoek van eiseres is gekomen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Mocht het college de openbaarmaking van het juridisch advies weigeren?
3.1.
De openbaarmaking van het document ‘GEHEIM bijlage 1 juridische risico’s’ is door het college geweigerd met toepassing van artikel 5.1, tweede lid, onder i, van de Woo. Op grond van dit artikel blijft openbaarmaking van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het goed functioneren van de staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
3.2.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het document een algemeen juridisch advies is. Als het advies zou luiden dat het gemeentelijk beleid de rechtelijke toets kan doorstaan, zou het college het advies wel openbaar maken. Alles wijst er dan ook op dat het advies luidt dat het gemeentelijke beleid de rechtelijke toets niet kan doorstaan. Het juridisch advies komt erop neer dat het gemeentelijk beleid niet deugt, niet correct en onrechtmatig is. Dat is een belang dat artikel 5 van de Woo niet beoogt te beschermen volgens eiseres. Eiseres stelt dat het van algemeen belang is dat de rechter in een juridische procedure het beleid van de gemeente volledig kan toetsen.
3.3.
Het college heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat in het document informatie staat die het functioneren van de gemeente kan belemmeren. De geheimhouding is door het college opgelegd omdat het document juridische risico’s bevat omtrent het boetebeleid voor vakantieverhuur. Indien deze openbaar worden gemaakt kunnen deze risico’s worden gebruikt door partijen die het niet eens zijn met het beleid. De genoemde juridische risico’s staan namelijk in direct verband met de rechtspositie van de gemeente in procedures waarbij het boetebeleid ter discussie wordt gesteld. De ingeroepen uitzonderingsgrond uit de Woo biedt het college de mogelijkheid om risico’s van het voeren van beleid in kaart te brengen zonder dat deze in een gerechtelijke procedure tegen hem wordt gebruikt.
3.4.
Zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in de uitspraak van 17 mei 2023 heeft geoordeeld dient een verzoek om openbaarmaking van documenten ten aanzien waarvan krachtens de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, altijd ook te worden opgevat als een verzoek tot opheffing van die geheimhouding. Bij een geschil over een besluit over een verzoek tot opheffing van de geheimhouding staat ter beoordeling of ten tijde van dat verzoek nog voldoende grond bestond voor de geheimhouding. Daarbij toetst de rechter of het bestuursorgaan zich, gelet op de inhoud van de verzochte informatie ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd, terecht op het standpunt heeft gesteld dat zich een belang als bedoeld in artikel 10 van de Wob voordoet en of het bestuursorgaan in het betrokken geval op grond van de Gemeentewet geheimhouding mocht opleggen. [1]
3.5.
De rechtbank volgt het college niet in het pas op zitting aangevoerde betoog, dat de rechtbank in dit geval geen toetsing op grond van de Woo zou kunnen verrichten, omdat artikel 87 van de Gemeentewet van toepassing is verklaard. Op grond van het besluit van
14 maart 2023, het bestreden besluit en het verweerschrift stelt de rechtbank vast dat op het desbetreffende stuk geheimhouding is opgelegd op grond van artikel 87 van de Gemeentewet. De geheimhouding is ingegeven door de genoemde uitzonderingsgrond genoemd in artikel 5.1, tweede lid, onder i, van de Woo, te weten het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen. Deze uitzonderingsgrond van de Woo vormt de basis om op grond van artikel 87 van de Gemeentewet op het desbetreffende stuk geheimhouding op te leggen. Dit betekent dat de rechtbank toetst of het college zich, gelet op de inhoud van de verzochte informatie ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd, terecht op het standpunt heeft gesteld dat het belang als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder i, van de Woo zich voordoet en of het bestuursorgaan in het betrokken geval daarom op grond van de Gemeentewet geheimhouding mocht opleggen op het desbetreffende stuk.
3.6.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennisgenomen van het desbetreffende geheime document.
3.7.
De rechtbank is van oordeel, gelet op de inhoud van het stuk, dat openbaarmaking van de inhoud van het document het goed functioneren van de gemeente belemmert, zoals bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder i, van de Woo. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat het beleid van de gemeente niet of lastiger aanvechtbaar is in een juridische procedure zonder de openbaarmaking van het desbetreffende document. Het geldende boetebeleid is openbaar en voor een ieder toegankelijk. Iedere burger kan de redelijkheid van dit boetebeleid aanvechten, zonder de openbaarmaking van het document waar de geheimhouding op ziet. Ook de rechter kan het geldende boetebeleid in een juridische procedure toetsen zonder de openbaarmaking van het desbetreffende document. De rechtbank is van oordeel dat het belang van goed functioneren van de gemeente Amsterdam hier zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking. Dat in de onderliggende hoofdprocedure van eiseres uitspraak is gedaan en de uitspraak onherroepelijk is geworden, doet hier niet aan af. Het college heeft gemotiveerd naar voren gebracht dat er nog steeds juridische procedures lopen en in de toekomst zullen gaan lopen over vakantieverhuur van eigen woningen en het boetebeleid dat de gemeente toepast in dit soort zaken. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van
mr.G. dos Santos 't Hoen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid
Artikel 5.1. Uitzonderingen
1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
[…].
2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. [...];
b. [...];
c. [...];
d. [...];
e. [...];
f. [...];
g. [...];
h. [...];
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
Gemeentewet
Artikel 87
De raad, het college, de burgemeester en een commissie als bedoeld in hoofdstuk V kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid, een verplichting tot geheimhouding opleggen ten aanzien van informatie die bij dat orgaan berust.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling van 17 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1925.