17. Hoewel onder omstandigheden opzegging van de arbeidsovereenkomst vanwege actief telefoongebruik gerechtvaardigd kan zijn is dat in dit specifieke geval, alle belangen afwegend, niet zo. Ook het voorwaardelijke verzoek van GVB, op exact dezelfde feitelijke grondslag, zal daarom niet worden toegewezen. GVB geeft als grondslag voor dat ontbindingsverzoek de verstoring van de arbeidsverhouding door de overtreding van de regel omtrent actief telefoon gebruik op één tramrit op 21 augustus 2023. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van zodanig verwijtbaar handelen of nalaten dat van GVB in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
18. Voorzover GVB heeft beoogd ook de g-grond - een verstoorde arbeidsverhouding - aan haar voorwaardelijk verzoek ten grondslag te leggen heeft zij niet voldoende uitgewerkt waarom van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Er is bijvoorbeeld niets gezegd over de mogelijkheid [verzoeker] (tijdelijk) niet als trambestuurder te laten werken en hem andere werkzaamheden te geven, met het daarbij behorende, eventueel lagere, salaris.
19. Uit het voorgaande volgt dat het ontslag op staande voet niet in stand kan blijven en het voorwaardelijke verzoek van GVB wordt afgewezen.
20. Aangezien de opzegging wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoeker] recht op wedertewerkstelling en doorbetaling van het loon, zodat die vorderingen worden toegewezen. De verzochte boete voor het geval GVB [verzoeker] niet toe laat tot de overeengekomen werkzaamheden zal worden gematigd en gemaximeerd. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zijn ook toewijsbaar, omdat GVB niet tijdig heeft betaald. De wettelijke verhoging zal worden gematigd tot 5% vanwege de ernst van de gedraging die voor GVB aanleiding was [verzoeker] te ontslaan. De wettelijke rente over het achterstallig loon wordt toegewezen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de loonbetalingen.
21. Nu in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over het verzoek van [verzoeker] , is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 R, een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
22. De proceskosten komen voor rekening van GVB als de in het ongelijk gestelde partij.