ECLI:NL:RBAMS:2024:2152

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
C/13/736216 / HA ZA 23-624
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in incident en hoofdzaak inzake conversieverzoek door ING Bank N.V. aan M.C.L. Netherlands B.V.

In deze zaak heeft M.C.L. Netherlands B.V. (hierna: MCLN) ING Bank N.V. (hierna: ING) aangeklaagd wegens het niet uitvoeren van een conversieverzoek van 49 miljoen Australische dollars naar Amerikaanse dollars. MCLN stelde dat ING toerekenbaar tekortgeschoten was door dit verzoek te weigeren, terwijl er een klantonderzoek (CDD-onderzoek) liep. De rechtbank heeft op 17 april 2024 geoordeeld dat ING het verzoek terecht heeft afgewezen. De rechtbank concludeerde dat ING, gezien de omstandigheden en de geldende wet- en regelgeving, de bevoegdheid had om het verzoek op te schorten totdat het CDD-onderzoek was afgerond. MCLN had op het moment van het verzoek nog geen informatie verstrekt die nodig was voor de beoordeling van de geldigheid van het verzoek. De rechtbank heeft ook de incidentele vordering van MCLN afgewezen, omdat er geen rechtmatig belang was bij de gevraagde inzage in documenten van het CDD-onderzoek. MCLN werd veroordeeld in de proceskosten van ING, zowel in het incident als in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/736216 / HA ZA 23-624
Vonnis van 17 april 2024
in de zaak van
M.C.L. NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: MCLN,
advocaat: mr. B.W. Brouwer te Amsterdam,
tegen
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ING,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 juni 2023, met producties,
- de akte overlegging producties tevens houdende correcties van 12 juli 2023;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 29 november 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 4 januari 2024;
- de akte houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv, met producties (24 en 25), ontvangen op 22 december 2023, met verzoek om voorafgaand aan de mondelinge behandeling in de hoofdzaak te beslissen in het incident;
- het B-16 formulier van ING van 27 december 2023 waarin zij verzoekt om een termijn van vier weken om op de vordering in incident te reageren en de reactie daarop van MCLN;
- het bericht van de rechtbank van 27 december 2023, waarin wordt bericht dat de geplande mondelinge behandeling gewoon doorgaat;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 4 januari 2024, met de daarin vermelde stukken;
- de brief van MCLN van 18 januari 2024, met opmerkingen op het proces-verbaal;
- de conclusie van antwoord in incident van 24 januari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

MCLN heeft ING verzocht om 49 miljoen Australische dollars om te zetten in Amerikaanse dollars. ING heeft dit verzoek afgewezen, onder meer omdat ING op dat moment een cliëntonderzoek uitvoerde naar MCLN. MCLN vindt dat ING dat verzoek niet mocht weigeren. Door het verzoek te weigeren is ING toerekenbaar tekortgeschoten. MCLN heeft daardoor schade geleden die zij in een schadestaatprocedure vergoed wil zien. De rechtbank komt tot de conclusie dat ING het conversieverzoek mocht weigeren. Hoe zij tot dit oordeel komt, wordt onder de beoordeling uitgelegd.

3.De feiten

3.1.
MCLN is een financiële holding. Zij houdt zich bezig met het verkrijgen, beheren en financieren van vennootschappen. Alle aandelen in MCLN worden gehouden door Fayad N.V., gevestigd in Curaçao. MCLN is een uiteindelijke dochteronderneming van Miami Holding Co Pty Ltd, een Australische onderneming die optreedt als trustee van een trust.
3.2.
Van 23 oktober 1981 tot en met 28 februari 2011 was Equity Trust Co N.V. (hierna: Equity Trust) de bestuurder van MCLN. Equity Trust is een erkend trustkantoor en verleende een reeks diensten aan MCLN.
3.3.
In 2006 heeft Equity Trust ING verzocht op naam van MCLN drie bankrekeningen te openen, namelijk: een euro (EUR), een United States Dollars (USD) en een Australian Dollars (AUD) rekening.
3.4.
Rond oktober 2010 heeft Trust Company Amsterdam B.V. (hierna: TCA) het beheer van MCLN’s bankrekeningen bij ING overgenomen van Equity Trust. TCA is ingeschreven in het DNB register voor trustkantoren en beschikt sinds 23 maart 2006 over een vergunning ex artikel 6 lid 1 Wtt 2018.
3.5.
TCA was destijds verantwoordelijk voor het algemene beheer van MCLN, en met name (i) het optreden als algemeen directeur van MCLN, (ii) het leveren van een vestigingsadres van MCLN en (iii) het bijhouden van de bedrijfsadministratie van MCLN.
3.6.
Op de rechtsverhouding tussen MCLN en ING zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
i. ING’s Algemene Bankvoorwaarden (hierna: ABV), met ingang van 1 mei 2015;
ii. ING’s Voorwaarden Zakelijke Rekening (hierna: VZR), met ingang van 1 mei 2015;
iii. ING’s Voorwaarden voor betaaldiensten (hierna: VB), versie 4.0 september 2015;
iv. ING’s Voorwaarden Vreemde Valutarekening (hierna: VVV);
v. het ING Client Onboarding – Account Opening/Continuation Request (hierna: TCAO/CR).
3.7.
Bij e-mailbericht van 25 augustus 2015 heeft ING TCA bericht dat ING een Know Your Customer/Client Due Diligence (hierna: CDD-onderzoek) uitvoerde op TCA en een aantal door TCA bediende vennootschappen, waaronder MCLN. ING heeft daarbij onder meer verzocht om een “Account Review Document” in te vullen en de “Ultimate Beneficial Owner (UBO)” te verifiëren.
3.8.
Op 8 september 2015 heeft ING aan TCA een herinnering gestuurd. Daarbij heeft ING aangegeven dat als de informatie niet volledig en naar ING maatstaven is aangeleverd voor 22 september 2015, ING genoodzaakt is vervolgstappen te ondernemen die zullen leiden tot het sluiten van de rekening(en) en het beëindigen van de relatie.
3.9.
Op 9 september 2015 heeft TCA namens MCLN ING verzocht via een zogenaamde “Order for currency conversion” (hierna: valutaconversie-formulier) AUD 49.000.000 om te zetten in USD (hierna: de conversie). De conversie houdt in dat de gelden van de AUD-rekening worden afgeschreven, worden omgezet in USD en op de USD-rekening van MCLN worden bijgeschreven.
3.10.
ING heeft het verzoek van TCA op dezelfde dag afgewezen. ING heeft het volgende geantwoord, voor zover relevant:
“Bijgaande conversie kunnen wij gezien het bedrag niet uitvoeren via een conversieformulier. (…) Jullie maakte in het verleden gebruik om voor deze entiteit rechtstreeks te handelen met Financial Markets via een “PID” code welke voor jullie destijds is aangevraagd. Dit kan echter alleen wanneer de CDD op orde is wat momenteel niet het geval is. Zodra de CDD is aangeleverd bij mijn collega’s van de CDD desk kunnen wij een spoedprocedure starten om de CDD af te ronden. Zodra deze is afgerond kunnen wij de “PID” code her-activeren waarna de conversie rechtstreeks door Financial Markets kan worden gedaan.”
3.11.
Op 11 september 2015 heeft TCA informatie bij ING aangeleverd.
3.12.
Hierna hebben TCA, ING en de heer [naam] , de UBO van MCLN (hierna: [naam] ) per e-mail gecorrespondeerd over het voortdurende CDD-onderzoek en de uitvoering van de conversie. Op 13 oktober, 17 en 20 november 2015 heeft TCA bij ING geïnformeerd naar de status van de conversie. Naast een kort bericht op 17 november 2015 heeft de trustdesk van ING op 3 december 2015 aan TCA het volgende gemaild, voor zover van belang:
“Voordat we de review voor M.C.L. Netherlands B.V. kunnen afronden zou ik graag het volgende bij jullie nagaan.
http://independent.co.uk/news (…)
In dit bericht wordt [naam] genoemd. Zijn jullie bekend met dit bericht? Aan jullie de vraag of dit de UBO van M.C.L. Netherlands betreft.”
3.13.
Op 7 december 2015 heeft [naam] bovenstaande vraag beantwoord.
3.14.
Op 6 januari 2016 heeft ING TCA bericht dat ING de volgende vragen heeft voordat het CDD-onderzoek kan worden voltooid:
“Graag ontvangen wij:
- Een gewaarmerkte leningsovereenkomst tussen M.C.L. en de aandeelhouder (Fayad).
- Een verklaring over wat de aanleiding is, om de middelen die zijn ontvangen in mei 2015, niet af te lossen op de openstaande schuld (rente 9%-12%) met zijn aandeelhouder.
- Een verklaring omtrent de ratio en/of belang van M.C.L. Netherlands B.V. om het geld uit te lenen aan Haslemere Securities PTY Limited & The Real McCoy Snackfood Co PTY Limited.”
3.15.
Op 17 maart 2016 heeft ING aan TCA zeven aanvullende vragen gesteld die TCA aan [naam] heeft voorgelegd. Op 28 en 29 april 2016 heeft TCA antwoorden van [naam] aan ING doorgestuurd.
3.16.
Op 10 mei 2016 heeft TCA aan ING gemeld dat tijdens het eigen KYC onderzoek is gebleken dat [naam] wordt genoemd in de Panama Papers database.
3.17.
Op 27 mei 2016 heeft ING TCA verzocht een CRS self-certification formulier voor MCLN in te vullen en aan ING te sturen. Dat heeft TCA op dezelfde dag gedaan. Op 31 mei 2016 heeft TCA het fiscaal nummer van [naam] nagestuurd.
3.18.
Op 21 juni 2016 heeft TCA ING gevraagd naar de status van het CDD-onderzoek. ING heeft op dezelfde dag bericht dat het CDD-onderzoek naar MCLN is afgerond. Op 27 juni 2016 heeft ING TCA bericht dat zij kan overgaan tot conversie. TCA heeft de volgende dag gevraagd of dit inhoudt dat TCA weer vrij kan beschikken over de bankrekeningen en eventuele conversies uitgevoerd kunnen worden. Daarop heeft ING als volgt geantwoord:
“Jullie kunnen over de rekening beschikken, als de conversie welke jullie willen doen > dan € 100.000 of tegenwaarden deze graag via FM laten uitvoeren.”
3.19.
TCA heeft de conversie niet laten uitvoeren.
3.20.
Op 25 januari 2017 heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) strafrechtelijk beslag gelegd op de volgende bankrekeningen van MCLN met de volgende bedragen:
i. de EUR-rekening: € 10.226,090;
ii. de AUD-rekening: AUD 49.484.836,77;
iii. de USD-rekening: USD 38.909.846,67.
3.21.
Op 21 februari 2017 heeft het OM aanvullend beslag gelegd op de USD-rekening, omdat op 9 februari 2017 een storting was gedaan van USD 307.759,87.
3.22.
Het beslag duurt nog steeds voort.
3.23.
Op 9 september 2020 heeft MCLN bij deurwaardersexploot bericht dat zij ING in gebreke stelt en aansprakelijk houdt voor de door MCLN geleden schade en de lopende verjaringstermijn gestuit. Hierna hebben partijen met elkaar gecommuniceerd.
3.24.
Op 22 december 2022 heeft de advocaat van MCLN ING gesommeerd aansprakelijkheid te erkennen en te bevestigen dat ING de door MCLN geleden schade zal vergoeden. ING heeft dit afgewezen.

4.Het geschil

4.1.
MCLN vordert
in de hoofdzaakdat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. voor recht verklaart dat ING jegens MCLN toerekenbaar tekort is geschoten door op 9 september 2015 te weigeren uitvoering te geven aan de opdracht tot conversie ingediend middels het Valutaconversie-formulier, en te volharden in haar weigering, althans in ieder geval tot 27 juni 2016 te volharden in die weigering, althans die opdracht niet uit te voeren, en dat ING verplicht is de schade die MCLN daardoor heeft geleden en nog zal lijden, te vergoeden;
b. ING veroordeelt tot vergoeding van de schade die MCLN als gevolg van het tekortschieten van ING heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
c. ING veroordeelt in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
MCLN stelt daartoe dat ING jegens haar toerekenbaar is tekortgeschoten door de opdracht tot conversie te weigeren. ING was verplicht om de opdracht tot conversie uit te voeren. Er gold volgens haar geen bepaling die ING de bevoegdheid gaf die opdracht te weigeren of op te schorten met een beroep op het lopende CDD-onderzoek of met een beroep op overschrijding van de bedragslimieten voor valutaconversies. Omdat ING heeft geweigerd de opdracht tot conversie zo spoedig mogelijk uit te voeren, is zij in verzuim en dient zij de schade die MCLN daardoor heeft geleden en nog steeds lijdt te vergoeden. Deze schade bestaat in ieder geval uit het koersverlies van de Australische dollars, dat MCLN met de verstrekte conversieopdracht beoogde tegen te gaan door te converteren naar Amerikaanse dollars. Met de omgezette Amerikaanse dollars zou MCLN lopende leningen aflossen dan wel nieuwe leningen verstrekken. Wat de precieze schade is, is op dit moment en zonder deskundige niet vast te stellen, reden voor toelating tot de schadestaatprocedure.
4.3.
ING betwist dat zij jegens MCLN is tekortgeschoten. Zij voert onder meer aan dat:
a. zij op grond van de toepasselijke voorwaarden de opdracht tot conversie terecht heeft geweigerd;
b. zij in afwachting was van antwoorden van MCLN om het CDD-onderzoek te kunnen afronden;
c. MCLN ING niet in gebreke heeft gesteld of gesommeerd tot directe uitvoering van het conversieverzoek;
d. er geen causaal verband bestaat tussen het vermeend onterecht niet uitvoeren van de door MCLN verzochte conversie en de daaruit volgens MCLN voortvloeiende schade;
e. er sprake is van eigen schuld van MCLN;
f. MCLN op grond van de toepasselijke voorwaarden geen schade kan vorderen voor gederfde winst, niet ontvangen rente en wisselkoersverlies.
4.4.
MCLN vordert
in het incidentdat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. ING veroordeelt MCLN afschrift te verstrekken van, althans inzage te verlenen in, de in haar akte onder 2.24 opgesomde bescheiden, op verbeurte van een dwangsom;
b. ING veroordeelt in de kosten van het incident.
4.5.
MCLN stelt daartoe dat ING het CDD-onderzoek onnodig en bewust heeft vertraagd met als doel om de conversieopdracht niet uit te voeren. Omdat MCLN niet beschikt over relevante bescheiden die betrekking hebben op het CDD-onderzoek, maar deze bescheiden wel van belang zijn om haar rechtspositie in de hoofdzaak beter te kunnen bepalen en onderbouwen, vordert MCLN afgifte dan wel inzage van die bescheiden.
4.6.
ING betwist dat MCLN voldoet aan de eisen van artikel 843a Rv.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In het incident
5.1.
MCLN vordert dat ING op grond van artikel 843a Rv wordt veroordeeld om afschrift, dan wel inzage, te verstrekken in bescheiden die betrekking hebben op het CDD-onderzoek dat ING in 2015 en 2016 heeft uitgevoerd met betrekking tot MCLN.
5.2.
MCLN stelt in de kern dat het CDD-onderzoek is uitgevoerd om het onderzoek van het OM en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (hierna: FIOD) naar MCLN te ondersteunen en, in het bijzonder, om ervoor te zorgen dat MCLN geen gelden van haar bankrekeningen bij ING kan vervreemden zodat het volledige bedrag op haar bankrekeningen onderhevig zou zijn aan het door het OM in januari 2017 gelegde beslag. MCLN wijst hierbij op het feit dat (i) ING de conversie abrupt heeft opgeschort, (ii) ING de conversie niet expliciet heeft geweigerd naar aanleiding van het CDD-onderzoek, (iii) ING tijdens het CDD-onderzoek meerdere malen zonder opgaaf van redenen een aanzienlijke tijd heeft laten verstrijken, (iv) ING meerdere keren om aanvullende informatie heeft verzocht, nadat MCLN de benodigde documenten voor haar dossier had verstrekt, (v) ING MCLN niet proactief informeerde over de afronding van het CDD-onderzoek en (vi) ruim een half jaar na het CDD-onderzoek het OM strafrechtelijk beslag heeft gelegd op de bankrekeningen van MCLN bij ING. Aldus MCLN in 2.18 van haar akte. MCLN betoogt dat zij hiermee recht heeft op en belang bij de bescheiden uit het CDD-onderzoek om haar rechtspositie in de hoofdzaak (beter) te kunnen bepalen en onderbouwen.
5.3.
ING voert het volgende verweer. De incidentele vordering van MCLN is tardief en in strijd met de goede procesorde, aangezien MCLN deze vordering veel eerder had kunnen instellen zoals ook aangekondigd in de dagvaarding, in plaats van vlak voor de zitting. MCLN beschikt bovendien al over alle voor de beoordeling van dit geschil van belang zijnde informatie. Voorts wordt in de akte van MCLN de hoofdzaak opeens met geheel nieuwe stellingen fundamenteel gewijzigd: ING zou het CDD-onderzoek bewust hebben getraineerd om het onderzoek van het OM en de FIOD te ondersteunen. MCLN creëert een complot om daarmee via de te ontvangen stukken hopelijk “iets” te boven te halen dat in haar voordeel zou kunnen zijn in het licht van haar vordering. Dit is een “fishing expedition” waarvoor artikel 843a Rv niet is bedoeld. De vordering van MCLN is bovendien te ongespecificeerd, de door haar gevorderde bescheiden zijn te onvoldoende bepaald en een belang ontbreekt ook omdat MCLN geen schade heeft geleden door het niet kunnen uitvoeren van de conversie.
5.4.
De vordering in incident van MCLN zal worden afgewezen. Aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van artikel 843a Rv zijn de volgende cumulatieve voorwaarden verbonden: (i) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben, het moet gaan om (ii) bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij zijn en (iv) de wederpartij dient over de bescheiden te beschikken of deze onder haar berusting te hebben.
5.5.
Aan de voorwaarden van een rechtmatig belang is niet voldaan. MCLN stelt dit belang te hebben omdat het CDD-onderzoek zou zijn uitgevoerd om het OM/FIOD onderzoek te ondersteunen en zo te bereiken dat de gelden beschikbaar zouden blijven voor het beslag van het OM. Deze stelling is onvoldoende onderbouwd. De zes feiten die MCLN daartoe aandraagt, bevatten geen concrete aanwijzingen voor die stelling. Zo zijn er geen berichten van het OM, FIOD, ING of van anderen die enig aanknopingspunt bieden. Het enkele feit dat het CDD-onderzoek lang heeft gelopen, is daarvoor onvoldoende. Dat het OM of de FIOD in 2015, ten tijde van het CDD-onderzoek, al onderzoek uitvoerde naar MCLN blijkt verder nergens uit. En evenmin dat ING daarbij op enige manier betrokken was. Dat MCLN de indruk had dat ING contact had met het OM, is onvoldoende nu ook deze indruk niet gebaseerd is op concrete aanwijzingen. Tot slot wijst de feitelijke gang van zaken ook niet op het bestaan van de door MCLN gestelde ondersteuning van OM/FIOD: na afronding van het CDD-onderzoek eind juni 2016 – toen MCLN dus weer over de rekeningen kon beschikken en een conversie verzoek kon doen – heeft het nog tot 25 januari 2017 geduurd, ruim zes maanden later, voordat het OM beslag heeft gelegd. Dit alles betekent dat een rechtmatig belang bij MCLN ontbreekt. De overige voorwaarden behoeve geen behandeling.
5.6.
De conclusie is dat de vordering in incident wordt afgewezen.
proceskosten
5.7.
MCLN is de partij die ongelijk krijgt. Zij wordt daarom in de proceskosten van het incident veroordeeld. Deze kosten bedragen voor ING € 614 (1 punt × € 614).
In de hoofdzaak
5.8.
De kern van de zaak is of ING het conversieverzoek van MCLN mocht opschorten zolang er een CDD-onderzoek naar MCLN liep.
5.9.
Allereerst merkt de rechtbank op dat tussen partijen niet in geschil is dat ING de bevoegdheid had om een CDD-onderzoek naar MCLN uit te voeren. ING heeft op grond van artikel 3 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft) de plicht om een onderzoek naar haar klanten uit te voeren en de verzamelde informatie regelmatig te herzien. Op grond van de Wwft hebben banken, waaronder ING, een verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. De banken moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt misbruikt. Daartoe moeten zij het klantonderzoek uitvoeren. De plicht tot het uitvoeren van het klantonderzoek heeft ING ook opgenomen in haar voorwaarden. Als een bank haar klantonderzoek niet kan voltooien, moet zij de relatie met die klant zelfs beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft).
5.10.
MCLN stelt dat ING het conversieverzoek van 9 september 2015 in behandeling moest nemen, ondanks het lopende CDD-onderzoek. Volgens MCLN had ING op dat moment nog geen redenen om te twijfelen aan het conversieverzoek. MCLN had op dat moment nog geen informatie aan ING verstrekt. De twijfels over UBO [naam] ontstonden pas veel later en niet op het moment van het conversieverzoek, aldus MCLN.
5.11.
ING betoogt dat zij bevoegd was het conversieverzoek op dat moment te weigeren en verwijst daarvoor naar de verschillende voorwaarden die haar die mogelijkheid geven. Zolang ING niet zeker was dat MCLN en/of haar UBO niet in strijd handelde met alle toepasselijke (Wft en Wwft) wet- en regelgeving, kon ING op goede gronden twijfelen aan de geldigheid van de conversieverzoek.
5.12.
Partijen zijn het erover eens dat het conversieverzoek een Betaalopdracht is als gedefinieerd in artikel 1.1. VB. In artikel 3.6.1. VB is opgenomen wanneer ING een Betaalopdracht mag weigeren of opschorten:
“3.6. Weigering, opschorting en doorsturing van Betaalopdrachten
3.6.1.
ING mag een Betaalopdracht (geheel of gedeeltelijk) (i) weigeren uit te voeren of door te sturen of (ii) de uitvoering of doorsturing daarvan opschorten, indien:
* de Betaalopdracht onvolledig, incorrect of onduidelijk is;
* er twijfel is ten aanzien van de geldigheid van de Betaalopdracht of de identiteit of Bevoegdheid van de persoon die deze geeft;
(…)
* de Betaalopdracht in strijd is met toepasselijke wet- of regelgeving of ING’s interne beleid;
* de Betaalopdracht in strijd is met enig overeenkomst tussen ING en de Klant;
(…)
* de Betaalopdracht (…) niet in overeenstemming is met de vorm, formaat en/of enig ander vereiste van ING; (…)”
5.13.
In artikel 3.6.1. VB is niet expliciet opgenomen dat ING de bevoegdheid heeft een conversieverzoek op te schorten als een CDD-onderzoek gaande is. Dat heeft MCLN terecht opgemerkt. Maar dat betekent niet dat ING
dusgehouden was het conversieverzoek uit te voeren. ING voert aan dat zij de plicht heeft om ervoor te zorgen dat haar producten niet worden gebruikt voor oneigenlijke doelen. Als zij deze risico’s niet voldoende kan uitsluiten, dan kan er strijd ontstaan met toepasselijke wet- of regelgeving, met ING’s interne beleid of met de tussen partijen geldende overeenkomst. Beoordeeld dient te worden of daarvan sprake was. Dit zijn meer algemeen verwoorde omstandigheden die zijn opgenomen in artikel 3.6.1. VB en ING de mogelijkheid geven een conversieverzoek als hier aan de orde op te schorten of te weigeren.
5.14.
ING heeft op 25 augustus 2015 bij MCLN, in het kader van het CDD-onderzoek, onder meer navraag heeft gedaan naar de UBO. Omdat antwoord uitbleef heeft zij op 8 september 2015 gerappelleerd en aangegeven als antwoord niet tijdig, volledig en naar ING maatstaven is aangeleverd dit tot vervolgstappen zal leiden en sluiting van de rekeningen. Toen MCLN op 9 september 2015 bij ING het conversieverzoek deed, was het CDD-onderzoek dus gaande en was ING in afwachting van antwoorden, onder meer op de vraag naar de UBO. De stelling van MCLN dat ING op dat moment geen twijfels over [naam] had en dus het conversieverzoek niet had mogen weigeren, gaat in zoverre niet op omdat MCLN op dat moment de vragen van ING in het geheel nog niet had beantwoord. Dit deed zij op 11 september 2015, zodat ING vanaf dat moment ook het onderzoek naar [naam] als UBU kon gaan uitvoeren. Uit het procesdossier volgt dat ING daarna meerdere vragen heeft gesteld aan MCLN over [naam] en waarover ING na beantwoording opnieuw vervolgvragen heeft gesteld. ING heeft hierbij gewezen op de volgende omstandigheden: (i) uit de vennootschapsrechtelijke structuur van de MCLN groep bleek dat deze mede via een “High Risk Country” liep (namelijk de Kaaiman Eilanden), (ii) woonde de UBO ( [naam] ) op de Filipijnen, (iii) was er negatieve media over [naam] en (iv) werkt MCLN in de trust business. Deze omstandigheden leveren voldoende “red flags” op om vervolgonderzoek te rechtvaardigen.
5.15.
Het vorenstaande betekent dat ING ten tijde van het conversieverzoek geen informatie had over onder meer de UBO en dus ook niet kon vaststellen of het conversieverzoek voldeed aan de wet- of regelgeving. Dat was voldoende reden om het conversieverzoek op te schorten. Dit wijzigde niet direct toen de eerste informatie binnenkwam op 11 september 2015, omdat deze informatie tot nadere vragen leidde zoals hierboven toegelicht.
5.16.
De rechtbank moet MCLN nageven dat het CDD-onderzoek lang heeft geduurd en dat het dossier de vraag doet rijzen of dit onderzoek niet eerder afgerond had kunnen zijn. Op dezelfde dag dat het conversieverzoek werd gedaan liet ING weten dat áls de CDD (informatie) is aangeleverd een spoedprocedure gestart kan worden om het CDD-onderzoek af te ronden (zie 3.10), maar nadien is daar niets meer over terug te vinden. Verder valt op dat MCLN periodiek vraagt bij ING naar de status van het CDD-onderzoek, maar grote urgentie aan de zijde van MCLN niet is gesteld en ook niet is gebleken. Na afronding van het CDD-onderzoek in juni 2016 is weliswaar gebleken dat kort gezegd alles in orde was, maar dat is kennis achteraf. Wat hier verder ook van zij, bij deze omstandigheden leidt het lange tijdsverloop niet tot een ander oordeel ten aanzien van de vordering die voorligt. Tot slot heeft de rechtbank nog meegewogen dat een andere uitkomst (namelijk ING wel verplichten het conversieverzoek uit te voeren op 9 september 2015 voordat MCLN enige informatie had verstrekt) tot gevolg zou hebben dat het niet tijdig verstrekken van informatie door MCLN ‘beloond’ zou worden én ING het risico loopt dat als tijdens het CDD-onderzoek wel blijkt dat er onderdelen niet in de haak zijn ING uitvoering heeft gegeven aan het conversieverzoek in strijd met wet- en regelgeving. Dit zou onomkeerbare gevolgen voor haar kunnen hebben.
5.17.
Het vorenstaande betekent dat ING zich terecht heeft beroepen op artikel 3.6.1. VB en het conversieverzoek mocht weigeren. ING is dan ook niet tekortgeschoten in haar relatie met MCLN door het conversieverzoek niet uit te voeren.
5.18.
Gelet op dit oordeel behoeven de overige standpunten en verweren van partijen geen bespreking. Voor zover de regeling van Titel 7B (Betalingstransactie) uit Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, leidt dat niet tot een andere uitkomst, omdat ING - zoals hiervoor overwogen - op basis van de VB het conversieverzoek mocht opschorten. Dit betekent dat de vorderingen van MCLN worden afgewezen.
proceskosten
5.19.
MCLN is de partij die ongelijk krijgt. Zij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van ING als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676
- salaris advocaat
1.196
(2 punten × € 598)
- nakosten
173
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.045
5.20.
De rechtbank wijst ook de wettelijke rente over de proceskosten toe, zoals gevorderd.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst de vorderingen van MCLN af,
6.2.
veroordeelt MCLN in de proceskosten van ING van € 598,
in de hoofdzaak
6.3.
wijst de vorderingen van MCLN af,
6.4.
veroordeelt MCLN in de proceskosten van ING van € 2.045. Als MCLN niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet MCLN € 92 extra betalen plus de kosten van betekening,
6.5.
veroordeelt MCLN tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in het incident en in de hoofdzaak
6.6.
verklaart de kostenveroordelingen onder 6.2, 6.4 en 6.5 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, rechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.